Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Antwoorden op Kamervragen over akkoord Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Minister Schouten (LNV) geeft antwoord op vragen over het akkoord over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Tweede Kamerfracties van de VVD, D66, CDA, PvdA, PvdD, ChristenUnie, Volt, SGP en BBB hebben deze vragen gesteld.

6 juli 2021

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag
 
Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld op 28 juni 2021 onder nummer 21501-32 door de VVD, D66, CDA, PvdA, PvdD, ChristenUnie, Volt, SGP en BBB-fracties over het Akkoord Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het gesloten akkoord over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het GLB vormt de komende jaren meer dan ooit een belangrijk instrument om de landbouwsector in alle Europese lidstaten klaar te maken voor de toekomst. Tegelijkertijd blijft voedselbeschikbaarheid voor deze leden ook nog altijd een prominent doel van het GLB-beleid. Op twee punten vragen zij een reactie van de minister. Zij zien dat middelen van pijler 1 naar pijler 2 worden verschoven. Is de minister het met hen eens dat de pijler 1-middelen eenvoudigweg inkomen betekent voor de boer en begrijpt de minister de zorgen die hierover bestaan voor de inkomenszekerheid voor de boer? Boeren laten zien dat ze graag bereid zijn stappen te zetten om te komen tot maatregelen die ten doel gesteld zijn in het kader van pijler 2, maar voorkomt de minister dat van de boer met deze stap gevraagd wordt dat hij moet voldoen aan onwerkbare eisen? Antwoord Ik ben tevreden met de flexibiliteit die het politieke GLB-akkoord biedt om middelen over te hevelen. Ik begrijp de zorgen die bestaan over inkomenszekerheid en zoek bij de nationale keuze over de overheveling naar de juiste balans tussen inkomenszekerheid en ambitie. Ik vind het daarbij van belang significante stappen te zetten maar hecht er ook aan dat er geen onwerkbare eisen voor bepaalde boeren worden gesteld. Kan de minister aangeven hoe een Nationaal Strategisch Plan (NSP) wordt ontwikkeld waar de boer zich in herkent en dat werkbaar is in de stallen en op de akkers? Verder vragen deze leden aandacht voor een gelijk speelveld op de Europese markt. De Nederlandse eisen aan voedselkwaliteit zijn al de hoogste van de Europese Unie. Hoe gaat de minister het gelijke speelveld voor de Nederlandse boer borgen en heeft de minister er zicht op hoe andere lidstaten dit gaan borgen? Is de minister bereid om zich hier in de opstelling van het NSP hard voor te maken? Bestaat er bijvoorbeeld de mogelijkheid om kennis te nemen van andere NSP’en en kan daarop inbreng geleverd worden? Antwoord Het is belangrijk dat de instrumenten die worden ingezet voor transitie naar een toekomstbestendige kringlooplandbouw passen bij de praktijk op het boerenerf. Zo is de invulling van de grondgebonden ecoregeling gebaseerd op een zestal GLB-pilots. Hierin worden de eco-activiteiten samen met de boeren ingevuld en in de praktijk getoetst. Rond de zomer wordt gestart met praktijkproeven, waarbij de aanpak van de eco-regeling en de invulling van de conditionaliteiten wordt besproken aan de keukentafel van andere boeren. Dit komt boven op de reguliere overleggen met stakeholders in de maatschappelijke begeleidingsgroep. Met de vaststelling van dit besluit op hoofdlijnen zijn de Europese kaders en daarmee de spelregels voor het speelveld bekend. Daarmee is het gelijke speelveld geborgd. Maar ik vind het wel belangrijk om te benadrukken dat iedere lidstaat vanuit zijn eigen nationale en regionale opgaven invulling moet geven aan zijn Strategische Plan. De Europese Commissie heeft eerder al aangegeven een samenvatting van de plannen van de lidstaten en een beoordeling ervan te zullen publiceren. Hiermee wordt inzicht gekregen in de inhoud van de ingediende plannen. Het is aan Commissie om de plannen te toetsen, hier is geen rol voor Nederland weggelegd. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het politieke akkoord gesloten tussen het Portugese voorzitterschap, de rapporteurs van het Europees Parlement en de Europese Commissie in de zogenoemde triloog over de voorstellen voor het GLB voor de periode 2023-2027 en hebben hier nog enkele zorgen en vragen over. Deze leden lezen dat de minister voornemens is om in te stemmen met het bereikte politieke akkoord. Zij zijn in een aantal facetten van het voorstel zeer teleurgesteld. Met de voorliggende voorstellen gaat het GLB niet voldoende vergroenen en daarom zijn zij van mening dat de minister niet moet instemmen met het voorliggende politieke voorstel. Hoe kijkt de minister naar de kritiek van de Europese Rekenkamer en is het bereikte politieke akkoord ambitieus genoeg om het GLB de broodnodige vergroening te geven? Worden de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer overgenomen, zoals het stellen van veel duidelijkere klimaatdoelen waaraan lidstaten moeten voldoen wanneer GLB-gelden ingezet mogen en moeten worden om dit klimaatbeleid te ondersteunen? De leden van de D66-fractie vinden het behalen van de klimaatdoelen het criterium waar het vernieuwde GLB aan moet voldoen. Wanneer dit onvoldoende gebeurt, vinden deze leden dat niet ingestemd moet worden met dit GLB, want dan worden de volgende jaren weer een opeenstapeling van teleurstelling waarbij vergroening uitblijft in de Europese lidstaten. Ik heb kennisgenomen van het rapport van de Europese Rekenkamer dat ingaat op de bijdrage van het huidige GLB aan klimaatadaptatie en -mitigatie. De ERK constateert dat de emissies van broeikasgassen door dieren, mest en de aantallen gehouden dieren in de EU in 2010-2018 ongeveer gelijk zijn gebleven. Hierbij plaatst de ERK de kanttekening dat lidstaten in het huidige GLB niet verplicht zijn om klimaatdoelen te formuleren en er over te rapporteren. Het is belangrijk dat dit in het toekomstige GLB wel het geval zal zijn. De Europese Raad heeft in 2020 ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader geconcludeerd dat het GLB een verwachte bijdrage aan klimaat zal hebben van 40%. Zo staat het ook in de overweging van de Strategischplanverordening van het toekomstig GLB. Ondermeer het nieuwe instrument van de ecoregelingen en ook de ANLB-maatregelen in de tweede pijler gericht op klimaat en leefomgeving zullen hieraan gaan bijdragen. De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de verschillende deadlines om te voldoen aan afspraken die worden gemaakt in dit politieke akkoord, zoals dat in de jaren 2023 en 2024 nog niet 25% van het pijler 1-budget (na eventuele overheveling tussen de pijlers) ingezet moet worden voor de ecoregelingen. Deze leden maken zich zorgen dat lidstaten ervoor kiezen om uit te stellen in plaats van nu actie te ondernemen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Antwoord Veel lidstaten hebben gewacht op een Europees akkoord, alvorens de ecoregelingen definitief te gaan vormgeven. Ik deel uw opvatting dat uitstel niet wenselijk is. Daarnaast zijn zij teleurgesteld dat dierenwelzijn niet als standaard wegingsfactor wordt meegenomen bij alle uitgaven van het GLB. Zij lezen dat interventies uit het pijler 2-budget die specifiek worden ingezet voor dierenwelzijn een wegingsfactor hebben voor dierenwelzijn. Klopt dit? Worden alle pijler 2-uitgaven getoetst aan dierenwelzijn? Zo nee, daarom niet? Antwoord Het betreft hier een specifieke wegingsfactor om te bepalen of lidstaten voldoende middelen c.q. 35% van het budget in de tweede pijler inzetten voor klimaat en leefomgeving. Deze wegingsfactor is voor betalingen voor gebieden met natuurlijke beperkingen op 50% gesteld. Maar juist gelet op het belang van dierenwelzijn is de wegingsfactor voor dit doel op 100% gesteld, dus tellen interventies gericht op dierenwelzijn volledig mee voor het te behalen minimale percentage van 35%. Ook is niet voldaan aan de eis om de directe betalingen (gekoppelde inkomenssteun) verder af te bouwen naar 10%, wat volgens de leden van de D66-fractie nog steeds hoog is. Het voorstel is nu om de inkomenssteun op 13% te houden. Dit is onacceptabel en zal naar de mening van deze leden vergroening in de weg staan. Daarnaast komt er een vrijwillige plafonnering voor inkomenssteun per hectare, waarbij Nederland heeft ingezet wel een plafonnering in te stellen. Hoe komt het dat deze verplichte plafonnering er niet komt? Is de minister van mening dat Europa te allen tijde moet voorkomen dat geld van de Europeanen bij de grootste agrarische bedrijven van Europa terechtkomt en dat publiek geld besteed moet worden om publieke doelen te behalen? Is de minister het eens met deze leden dat het onacceptabel is dat de plafonnering vrijwillig blijft? Antwoord Dat er geen verplichte plafonnering komt was al besloten door de regeringsleiders bij het vaststellen van het Meerjarig Financieel Kader. Er is desondanks met dit GLB-akkoord een grote stap gezet door een verplichte herverdeling van 10% van de directe betalingen van grote bedrijven naar kleine en middelgrote bedrijven. Ten aanzien van waarborgen voor een eerlijke verdeling van directe betalingen vind ik dit compromis acceptabel. Ik ben het met de D66-fractie eens dat publiek geld moet besteed worden aan publieke doelen, waarbij ik de productie van gezond en duurzaam voedsel ook een belangrijk publiek doel vind. Lees hier verder voor de vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-, PvdA-, PvdD-, ChristenUnie-, Volt-, SGP- en BBB-fracties

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter