Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:10126

Asiel; Dublin; vreemdeling met onbekende bestemming vertrokken; niet-ontvankelijk.

Rechtbank Den Haag 13 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:10126 text/xml public 2025-06-13T17:00:06 2025-06-11 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-06-11 NL25.19263 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Arnhem Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10126 text/html public 2025-06-11T13:45:32 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:10126 Rechtbank Den Haag , 11-06-2025 / NL25.19263
Asiel; Dublin; vreemdeling met onbekende bestemming vertrokken; niet-ontvankelijk.
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.19263
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen [eiser], v-nummer [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. H.G.M. van Zutphen),

en
de minister van Asiel en Migratie
(gemachtigde: mr. K. Jansen).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het daar niet mee eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Eiser heeft geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Eiser heeft op 11 november 2024 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.19264, op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
3. Als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dan kan dat betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank kan het beroep dan niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vreemdeling in dat geval geen procesbelang (meer) heeft. De rechtbank moet daar wel voorzichtig mee omgaan. Als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling nog contact onderhoudt met de vreemdeling over het verloop van de procedure, dan mag er in beginsel van uit worden gegaan dat de vreemdeling nog wel procesbelang heeft. Dat is alleen anders als er concrete aanknopingspunten bestaan waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en ook op een andere manier geen actueel of reëel belang meer heeft.
3.1.
De minister heeft de rechtbank op 12 mei 2025 laten weten dat eiser op 30 april 2025 met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 12 mei 2025 verzocht om te laten weten of hij nog contact met eiser heeft. De gemachtigde van eiser heeft een dag later laten weten dat het hem niet was gelukt om contact te krijgen met eiser, maar dat een reactie van eiser langer kon duren. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens op 19 mei 2025 laten weten dat hij geen contact meer met eiser kan krijgen en geen aanvullende informatie over zijn verblijfplaats heeft. De rechtbank neemt daarom aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Yeniay-Cenik, rechter, in aanwezigheid vanmr. S.J.B. ter Beke, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, r.o. 2.2-2.7.

Artikel delen