Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Tijd dringt in GLB-onderhandelingen

De tijd gaat dringen voor Portugal. Als voorzitter van de Europese Unie heeft het nog een maand om de GLB-onderhandelingen af te ronden. De ‘supertriloog’ tussen de EU-lidstaten (Landbouwraad), Europees Parlement en de Europese Commissie werd na drie dagen en nachten praten vrijdagochtend 28 mei afgebroken. In deze update een terugblik, de stand van zaken en wat nog nodig is voor een akkoord.

LTO 31 mei 2021

Nieuws-persbericht

Nieuws-persbericht

Een groener GLB

Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) is ooit begonnen als een contract tussen consumenten en producenten: voldoende voedsel tegen een redelijke prijs en bestaanszekerheid voor de producenten. De hervorming die er nu aankomt, komt neer op verdere vermaatschappelijking van het landbouwbeleid. De triloog van vorige week gaat voor 90% over klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. Tenminste, als het aan het Europees Parlement en de Europese Commissie ligt. Maar in de Europese Landbouwraad zijn veel lidstaten het daar niet over eens. De Europese Commissie wordt er door de Europese landbouwkoepel COPA-COGECA zelfs van beschuldigd niet een faire rol van bemiddelaar tussen Raad en Parlement te spelen: Wojciechowski retweette Europarlementariërs Norbert Lins en Herbert Dorfman. Aan de andere kant was het Europees Parlement afgelopen vrijdag verontwaardigd dat de landbouwministers kennelijk niet willen onderhandelen. Vooral als het gaat om het minimum percentage van het pijler 1 dat aan eco-regelingen besteed zou moeten worden, liggen Parlement (30%) en Raad (20%, vervolgens 18%) op ramkoers. EU-voorzitter Portugal kwam donderdag na middernacht met hangende pootjes terug bij de landbouwministers en kreeg geen nieuw mandaat. Om 2 uur ’s nachts werd aangekondigd dat de ministers de volgende ochtend om 09.00 uur opnieuw in de zaal verwacht werden. Maar daarvóór werd al duidelijk dat er geen akkoord was. Terug naar de tekentafel.

Portugal heeft tot eind juni om de onderhandelingen wel naar een conclusie te brengen. Daarna neemt Slovenië de voorzittershamer over. Op 14-15 juni is er een informele Landbouwraad in Portugal; een uitgelezen mogelijkheid om zonder formele agenda en veel pottenkijkers de boel weer op de rails te zetten. Dan zou er op 28 juni (formele Landbouwraad) ingestemd moeten worden. Ondertussen vergadert de landbouwcommissie van het Europees Parlement op 15 en 22 juni. Achter de schermen vinden natuurlijk verdere gesprekken (trilogen) plaats.

De commentaren over de vastgelopen onderhandelingen zijn kritisch en richten zich vaak op de landbouw. Maar de vraag moet ook gesteld worden wie een bezuiniging zou accepteren terwijl er wel meer vergroening gevraagd wordt. De markt zou meer moeten betalen voor duurzamere producten, maar dat is maar heel beperkt het geval. Consumenten worden dagelijks gebombardeerd met ‘lage prijs’ aanbiedingen.

Eisen aan de basisvergoeding

Om op één lijn te komen over de ‘nieuwe conditionaliteit’ was er vorige week sprake van een aparte werkgroep van lidstaten, Europees Parlement en Europese Commissie. Voor het Europees Parlement zijn de basiseisen een ‘pakket’ en moet er sprake zijn van verzwaring van die eisen. De inzet van LTO (en Nederland) is om de eisen niet te verzwaren. Het GLB biedt immers ook een inkomensvangnet voor actieve agrariërs. De kosten stijgen en de markt betaalt vaak niet voor duurzaamheid. En in de zogenaamde ‘eco-regelingen’ en in het plattelandsbeleid komen volop mogelijkheden voor betalingen voor klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. Een kort overzicht van de stand van zaken in de onderhandelingen.

GLMC (Goede Landbouw- en Milieu Conditie) 2: de bescherming van het aandeel blijvend grasland per lidstaat. Dit geldt nu al. Van belang voor boeren is dat deze gronden hun bestemming ‘landbouwgrond’ behouden.

GLMC 2: bescherming van veen- en natte gebieden. Dit wordt een eis aan lidstaten. Nederland gaat hiermee akkoord, omdat het in veenweiden een iets hogere hectarebetaling wil. Dat uiteraard als gedeeltelijke compensatie voor beperkingen, zoals een hogere grondwaterstand. LTO heeft aangegeven geen gebiedenbeleid te willen. Ten eerste zou dit leiden tot eindeloze discussies over begrenzingen en dus veel bezwaren. Ten tweede is er geld beschikbaar vanuit het klimaatbeleid. Veel meer dan het GLB ooit kan bieden en hard nodig om boeren te compenseren voor de waardevermindering van het bedrijf. In het GLB hamert de Europese Commissie op geen ‘backsliding’. Als er een keer een maatregel is genomen, kom je er niet meer van af.

GLMC 4: bufferzones langs sloten. Het Europees Parlement wil een minimum breedte van 3 meter. In Nederland, waar we al voorschriften hebben en boeren en tuinders fors hebben geïnvesteerd in emissie-arme gewasbescherming, zou dit een aanzienlijke verzwaring zijn. Er ligt nu een compromis waar gebieden met veel oppervlaktewater mogen afwijken van deze eis. Nederland zou daar dan gebruik van kunnen maken.

GLMC 7: minimum bodembedekking in de gevoeligste perioden. Dit geeft aanleiding tot discussie over interpretaties. Er zit altijd tijd tussen oogsten en de volgteelt. Voorkomen moet worden dat dit leidt tot top-down regeltjes die totaal niet passen bij de land- en tuinbouwpraktijk.

GLMC 8: vruchtwisseling op bouwland. Per jaar en per perceel zou een hoofdgewas moeten worden afgewisseld met een ‘secundair gewas’, zoals een vanggewas. Bedrijven met meer dan 75% grasland en meerjarige teelten worden hiervan uitgezonderd, evenals bedrijven met maximaal 10 hectare bouwland en biologische bedrijven. LTO heeft zorg dat dit op bedrijven op zware klei, waar wintertarwe en koolzaad de enige mogelijkheden zijn, voor problemen gaat zorgen. Daarom is een Frans voorstel om ‘gewasdiversificatie’ ook toe te staan, van belang.

GLMC 9: minimaal 5% van bouwland moet aangewezen worden als ‘non-productief’. Dit is een eis die nu nog onder de ‘vergroening’ valt en hiermee opschuift naar de basisvergoeding. Een verzwaring van de eisen voor akkerbouwers en vollegrondtuinders. Maar waar dit nu ingevuld mag worden met vang- en eiwitgewassen (met wegingsfactoren), wil de Europese Commissie dat minimaal 3% gebruikt wordt voor bescherming van landschapselementen. Nederland wil die hiermee ook beschermen. Die zouden dan wel subsidiabel blijven. De Nederlandse landbouwgrond behoort tot de duurste van Europa, en het moge duidelijk zijn dat deze eis voor Nederland heel nadelig zou uitvallen. Ook als sloten mogen meetellen als landschapselement, dan nog zouden veel akkerbouwers op zoek moeten naar andere mogelijkheden om de drie procent te halen. Het wordt dan een rekensom of meedoen aan het GLB nog wel financieel interessant blijft.

Bedrijven met minimaal 75% grasland en blijvende teelten blijven vrijgesteld, evenals bedrijven met maximaal 10 hectare bouwland.

GLMC 10: bescherming van blijvend grasland in Natura 2000 gebieden. Dit is een bestaande regel en boeren zijn hier mee vastgelopen. Vaak is blijvend grasland in Natura 2000 gebieden productiegrasland, maar het mag niet meer vernieuwd worden. In het compromis dat lidstaten en Europees Parlement overeengekomen zijn, mag een lidstaat graslanden aanwijzen als ‘gevoelig’. Daarmee ontstaat meer ruimte voor bedrijven. Uiteraard als Nederland (rijk en provincies) bereid zijn de flexibiliteit die Brussel biedt, te gebruiken.

Eco-regeling

Hier gaat de discussie over het budget: hoeveel moeten lidstaten minimaal aan eco-regelingen besteden? Dit heet in jargon: ‘ring fencing’. Het Europees Parlement gaat voor 30% van het budget voor directe betalingen. De landbouwministers zitten op minimaal 18%. Na twee jaar zou het 25% moeten worden, als compromis. En daarbij zouden 2023 en 2024 ‘leerjaren’ worden. Dat betekent dat als boeren en tuinders te weinig belangstelling tonen om gebruik te maken van de eco-diensten, het budget dat overblijft niet terug hoeft naar Brussel.

De twee discussiepunten zijn: wat wordt het minimum percentage en wat mag een lidstaat doen met geld dat overblijft? Het kan bijvoorbeeld toegevoegd worden aan de basisvergoeding en dan gaat het dus naar de boeren. Eenvoudig te regelen. Of het wordt besteed via het plattelandsbeleid. Wat LTO betreft, wordt overgebleven geld toegevoegd aan de basisvergoeding. Het is natuurlijk veel beter dat het keuzemenu van eco-regelingen meteen aantrekkelijk genoeg is voor agrariërs om aan mee te doen. Het moet ook een eenvoudig systeem worden. Een eco-regeling zal niet veel meer dan 100 euro per hectare kunnen opleveren. Als de kosten hoger zijn, zal de belangstelling natuurlijk tegenvallen. Om dit beter af te tasten, komt er een ‘praktijkproef’ met keukentafelgesprekken. LNV hanteert een interne lijst van 20 kandidaat eco-regelingen. Daarnaast zou biologisch (SKAL-gecertificeerd) zich automatisch kwalificeren als eco-regeling.

Overheveling van geld naar het plattelandsbeleid

Kennelijk zijn Europees Parlement en landbouwministers overeengekomen om het percentage ‘ring fencing’ te berekenen over het budget voor directe betalingen ná overheveling van geld naar pijler 2 (plattelandsbeleid). Een slechte zaak. Nederland hevelt nu 10% van het pijler 1 budget over. Dat hoeven rijk en provincies niet te co-financieren. Daarmee is pijler 1 een makkelijke grabbelton voor overheden, ten koste van boeren.

Herverdeling van directe betalingen

De Europese Commissie wil dat GLB-betalingen meer dan in het verleden naar kleine bedrijven gaan. Dat heet in Brussels jargon ‘re-distributie’. Er is hiervoor steun in het Europees Parlement. De lidstaten zijn terughouden en stellen voor dit te beperken tot 10% van het pijler 1 budget, met ruimte voor lidstaten om op een andere wijze kleinere bedrijven te helpen. In Nederland is de landbouwstructuur homogener dan bijvoorbeeld in het vroegere Oostblok.

Steun voor jongere boeren en tuinders

Er lijkt een akkoord bereikt over hoeveel geld lidstaten minimaal moeten besteden aan agrariërs jonger dan 41 jaar: 3% van het pijler 1 budget. Maar dat geld mag via het plattelandsbeleid besteed worden, bijvoorbeeld in de vorm van investerings- of vestigingssteun. Het Europees Parlement wil dat het recht op vijf jaar lang een top-up per hectare geldt als de aanvragen het eerste jaar niet ouder is dan 35.

Crisisreserve

De EU-instellingen zijn het eens geworden over een crisisfonds van 450 miljoen euro. Dit wordt in mindering gebracht op de directe betalingen, dus actieve agrariërs krijgen minder. Het fonds wordt geactiveerd als er een ernstige verstoring van de markt is, bijvoorbeeld door politieke spanningen (denk aan Rusland), ziekten (zoals corona) of extreem weer. In de praktijk zien we dat een land als Frankrijk boeren met nationale middelen helpt, zoals na de vorstschade afgelopen voorjaar (wijnbouw, groenten, fruit). Dat is staatssteun, buiten het GLB om, en dat mag tot een bepaald maximum. Als het GLB-crisisfonds namelijk aangesproken wordt, moet het weer aangevuld en dat gaat meteen weer ten koste van de directe betalingen. Vandaar dat het crisisfonds de afgelopen jaren ook niet gebruikt is.

Vervolg discussies nieuw GLB

  • 15 juni: Landbouwcommissie Europees Parlement

  • 14/15 juni: informele Landbouwraad in Portugal

  • 22 juni: Landbouwcommissie Europees Parlement

  • 28/29 juni: Landbouwraad in Luxemburg

  • 1 juli: Landbouwcommissie Europees Parlement

  • 1 juli: LNV organiseert een conferentie over het Nationaal Strategisch Plan, de Nederlandse invulling van het nieuwe GLB

  • Tweede helft 2021: Europese Commissie publiceert uitvoeringsverordeningen

  • Eind 2021: lidstaten moeten hun Nationaal Strategisch Plan indienen in Brussel

  • Medio 2022: de Europese Commissie komt met commentaar op het NSP, waarna een tweede ronde discussie volgt

  • 1 januari 2023: nieuw GLB van start

Vervroegd uitbetalen GLB-gelden in 2021

Zoals gemeld in de vorige GLB-update heeft LTO aan LNV gevraagd om ook in 2021 de GLB-betalingen weer te vervroegen, net als in 2020. LTO had hierover een aantal vragen van leden ontvangen. Vorige week heeft het kabinet inderdaad weer ingestemd met een voorschotregeling. De voorwaarden zijn dezelfde als in 2020:

  • het voorschot bedraagt € 300 per hectare waarvoor de aanvrager over betalingsrechten beschikt.

  • Het voorschot moet worden aangevraagd in de periode 8-30 juni

  • Bij de aanvraag moet een zogenaamde ‘de minimum’ verklaring worden ingediend

  • De uitbetaling van de voorschotten vindt plaats vanaf 15 juli 2021

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter