Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:CBB:2024:477

12 juli 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

tussenuitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/117

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

Coöperatie Energie Samen U.A., te Utrecht (Energie Samen)

(gemachtigden: mr. M.R. het Lam en mr. M. Vreeke)

en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigden: mr. L.H.J. Dabekaussen en mr. J. de Vries)

met als derde partij

Stedin Netbeheer N.V., (Stedin)

(gemachtigde: mr. drs. M.G.A.M. Custers)

Procesverloop

Met het besluit van 25 november 2020 (tarievenbesluit) heeft de ACM tarieven vastgesteld die Stedin voor het jaar 2021 ten hoogste in rekening mag brengen bij het uitvoeren van wettelijke taken op grond van de Elektriciteitswet 1998 (Elektriciteitswet).

Met het besluit van 15 december 2021 (bestreden besluit) heeft de ACM de bezwaren van Energie Samen tegen het tarievenbesluit ongegrond verklaard.

Energie Samen heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De ACM heeft een verweerschrift ingediend.

Ten aanzien van een aantal stukken die de ACM verplicht is over te leggen heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 6 februari 2024 heeft de rechter-commissaris de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. Energie Samen heeft het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen. Alle stukken waarvoor de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht zijn afkomstig van Stedin, zodat van Stedin geen toestemming nodig is.

De zitting was op 23 april 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen, namens de ACM ook [naam 1] en namens Stedin ook [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

Achtergrond van het geschil

2 De ACM heeft de wettelijke taak om toezicht te houden op de energiesector, teneinde de energiemarkt zo effectief mogelijk te laten werken. Eén van de doelstellingen daarbij is dat de afnemer wordt beschermd tegen mogelijk misbruik van de (inherente) machtspositie van de regionale netbeheerders, die in hun regio’s als monopolist optreden.

Om te voorkomen dat netbeheerders door het ontbreken van concurrentieprikkels onvoldoende doelmatig werken of te hoge tarieven hanteren, stelt de ACM jaarlijks de tarieven vast. De wijze waarop dit gebeurt vloeit voort uit de artikelen 41 tot en met 41c van de Elektriciteitswet 1998 en de door de ACM gehanteerde reguleringssystematiek. Uitgangspunt hierbij is dat een netbeheerder in staat moet zijn om via de tarieven (niet meer dan) haar efficiënte kosten, inclusief een redelijk rendement, terug te verdienen. De ACM legt de reguleringssystematiek vast in methodebesluiten, die voor een periode van minimaal drie en maximaal vijf jaren gelden. Voor iedere netbeheerder wordt een afzonderlijke x-factor vastgesteld. De x-factor dient ertoe om een doelmatige bedrijfsvoering van de netbeheerders te bevorderen. Mede met inachtneming van de voor hem geldende x‑factor zendt iedere netbeheerder aan de ACM tariefvoorstellen voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor de uitvoering van de netbeheerstaken. De ACM stelt deze tarieven jaarlijks vast.

Het tarievenbesluit

3.1In het tarievenbesluit zijn onder meer tarieven opgenomen voor de aanleg van een aansluiting (eenmalige aansluitvergoeding; EAV) op het elektriciteitsnet van Stedin. De EAV bestaat uit een bedrag voor de verbreking van het net (de knip), een bedrag voor het installeren van beveiligingsvoorzieningen voor het net (de beveiliging) en een bedrag voor het tot stand brengen van een verbinding. Voor de verbinding bevat de EAV een vast bedrag met een maximale kabellengte van 25 meter tussen de knip in het net en de voorzieningen om het net te beveiligen, aangevuld met een bedrag per meter voor elke meter meer dan die 25 meter (artikel 2.3.2a van de Tarievencode elektriciteit). De tarieven voor elke meter meer dan 25 meter worden ook wel aangeduid als de tarieven meerlengte.

Deze zaak gaat over de volgende in het tarievenbesluit vastgestelde tarieven meerlengte (per meter) voor standaardaansluitingen met een aansluitcapaciteit van:

1.000 kVA t/m 1.750 kVA € 269,-

1.750 kVA t/m 3.000 kVA € 340,-

3.000 kVA t/m 10.000 kVA € 382,-

Het beroep richt zich tegen de tariefstijgingen ten opzichte van 2020. Voor dat jaar waren de tarieven vastgesteld op:

1.000 kVA t/m 1.750 kVA € 96,-

1.750 kVA t/m 3.000 kVA € 130,-

3.000 kVA t/m 10.000 kVA € 152,-

3.3Stedin heeft als belangrijke reden voor de tariefstijgingen aan de ACM opgegeven dat in het verleden een onjuiste rekenmethode is toegepast. Er werd uitgegaan van kabelmeerlengte in plaats van tracémeerlengte. Ook waren volgens Stedin in het verleden de kosten voor zogenoemde kunstwerken, zoals boringen en boogzinkers, niet opgenomen in de kosten. Een relatief beperkte kostenstijging is het gevolg van een update van alle andere parameters die zien op de gebruikte materialen en bestede uren. Stedin heeft voor de tariefmutatie een kostenonderbouwing aan de ACM aangeleverd.

Het bestreden besluit

4 De ACM heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat de door Stedin gegeven onderbouwing van de tariefmutaties toereikend is. De tariefmutaties zijn in overeenstemming met het uitgangspunt van kostengeoriënteerde tarieven als bedoeld in artikel 41b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet. De toelichting van Stedin is consistent met de (vertrouwelijk) aangeleverde cijfermatige onderbouwing. In de cijfermatige onderbouwing heeft Stedin uitgesplitst naar afnemerscategorie, een overzicht gegeven van de gemiddelde kosten voor de diverse aan de aansluitdienst te relateren kostensoorten. Stedin heeft onderscheid gemaakt tussen materiaalkosten, manuren en zogenoemde servicekosten. Deze drie categorieën zijn gedetailleerd uitgesplitst in diverse kostenposten. Zo omvat de categorie materiaalkosten onder meer kosten van mantelbuizen, afdekplaten en verbindingsmoffen. De categorie servicekosten omvat onder meer kosten van graafwerkzaamheden, het aanleggen van kunstwerken en de kosten van straatwerk. Alle door Stedin opgevoerde kostensoorten kwalificeren als noodzakelijk voor het realiseren van een aansluiting in de zin van de Elektriciteitswet en de Tarievencode.

Standpunt Energie Samen

5 Energie Samen verwijst in haar beroepsgronden naar de gronden van bezwaar, die als herhaald en ingevoegd moeten worden beschouwd. In aanvulling daarop voert Energie Samen aan dat de uitleg van de ACM in het bestreden besluit nog steeds de aanzienlijke stijging van de tarieven meerlengte niet verklaart. Een correcte toepassing van de Tarievencode zou er toe moeten leiden dat de ACM beoordeelt of de door Stedin opgevoerde kostenposten rechtstreeks gemoeid zijn met de aanleg van een aansluitverbinding (artikel 2.2.2 van de Tarievencode). Met de aanleg van een aansluitverbinding zijn de volgende rechtstreekse kosten gemoeid: materiaal (twee kabels), arbeid (loonkosten voor de feitelijke aanleg van de aansluitverbinding, zoals het graven en dichten van een sleuf, het leggen van kabels in de sleuf, het herstellen van bestrating/graszoden) en bijzondere kosten (verbindingsmof en kunstwerken). De door Stedin opgevoerde toeslag van 15% voor uren van GIS operators, directievoerders, uitvoerders, teamleiders, project support en overhead is een voorbeeld van een kostenpost die hier niet aan voldoet. Ook in het verleden misgelopen inkomsten als gevolg van een onjuist gehanteerde berekeningsmethodiek mogen niet via nacalculatie worden toegerekend aan de tarieven meerlengte.

Energie Samen voert verder aan dat de onderzoeksplicht van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vergt dat de ACM nagaat of de hoogte van de opgevoerde kostenposten (input) de werkelijk gemaakte kosten reflecteren. De ACM zou aan de hand van de boekhouding van Stedin in combinatie met een accountantsrapport kunnen nagaan of de gemiddeld genomen kosten (input) voor de aanleg van een aansluitverbinding (per strekkende meter) overeenkomt met het tariefvoorstel van Stedin.

Ten slotte voert Energie Samen aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Het tarief voor de aansluitverbinding tot en met 25 meter is per strekkende meter aanmerkelijk lager dan het tarief per strekkende meter voor een aansluitverbinding van meer dan 25 meter. Dat is opmerkelijk, omdat de kosten voor materialen en werkzaamheden onafhankelijk zijn van de lengte van een verbinding.

Standpunt ACM

6 De ACM stelt zich op het standpunt dat Energie Samen bij haar verwijzing naar de gronden in bezwaar niet motiveert waarom de ACM haar bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De beroepsgronden geven verder blijk van een onjuist begrip van de tarievensystematiek. De toegestane inkomsten die Stedin met het geheel aan tarieven en rekenvolumes mag verdienen worden bepaald aan de hand van de formule in artikel 41b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Elektriciteitswet. Het is aan Stedin zelf om de toegestane inkomsten te verdelen over de verschillende tariefcategorieën. Daarbij moeten de tarieven wel een afspiegeling vormen van de onderliggende kosten van een categorie (artikel 41b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet). Het is niet mogelijk om via de voorgestelde verhoging meer vergoed te krijgen dan de toegestane inkomsten. Andere tarieven gaan dan omlaag. Stedin kan geen kosten compenseren voor in het verleden misgelopen inkomsten. Ook van een nacalculatie is geen sprake. Energie Samen gaat met haar limitatieve opsomming van de kosten wel erg selectief te werk. In de (vertrouwelijke) kostenonderbouwing heeft Stedin per aansluitcategorie onderscheid gemaakt in materiaalkosten, manuren en servicekosten. Deze kostenposten houden alle verband met het realiseren van een aansluitverbinding. Voor het realiseren van een aansluitverbinding is ook het organisatorische werk van teamleiders, coördinatie en project support noodzakelijk. Ook de kosten van overhead zijn noodzakelijk. Stedin heeft een plausibele verklaring gegeven voor de stijging. Deze verklaring over de methodiek en kostenposten zijn terug te vinden in de cijfermatige onderbouwing. Bij deze cijfermatige onderbouwing gaat het om een prognose op basis van gemiddelden voor nog te realiseren kosten. Die prognose is weliswaar gedeeltelijk gebaseerd op historische gegevens, maar volgt ook uit nieuwe gegevens en inzichten. Stedin werkt alle parameters die zien op gebruikte materialen en manuren bij. Een accountantsverklaring zou daaraan niet veel toevoegen.

Ten slotte stelt de ACM zich op het standpunt dat, als Energie Samen op haar laatste punt gelijk zou hebben, het tarief van alle netbeheerders voor de verbinding gedeeld door 25 gelijk moet zijn aan het tarief per meter meerlengte. Dit is echter voor het merendeel van de netbeheerders niet het geval.

Standpunt Stedin

7 Stedin onderschrijft de relevante hoofdlijnen van het standpunt van de ACM. Het standpunt van Stedin wordt daarom niet apart weergegeven.

Beoordeling door het College

8.1Energie Samen verwijst allereerst naar haar in bezwaar aangevoerde standpunten. Dit is echter onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waarop het College dient in te gaan, zodat het College daaraan voorbijgaat. Deze standpunten zijn immers al in het bestreden besluit beoordeeld en Energie Samen heeft bij haar verwijzing niet onderbouwd in welk opzicht, in haar visie, die beoordeling van de ACM ontoereikend was (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 15 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:600).

Gelet op de beroepsgronden ligt de vraag voor of de kosten die Stedin heeft toegerekend aan de tarieven meerlengte kosten zijn die rechtstreeks gemoeid zijn met de totstandbrenging van de aansluiting (artikel 2.2.2 van de Tarievencode; rechtstreekse kosten). Ter verduidelijking merkt het College allereerst op dat het in de uitspraak van 4 december 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:645) gehanteerde criterium ‘noodzakelijke kosten’ geen andere inhoud heeft dan het criterium ‘rechtstreekse kosten’ in artikel 2.2.2 van de Tarievencode.

In dit geval heeft de ACM op grond van de kostenonderbouwing van Stedin geconcludeerd dat sprake is van rechtstreekse kosten. Het College is van oordeel dat uit de omschrijving van de kostensoorten in de kostenonderbouwing kan worden afgeleid dat de opgenomen kostensoorten gekwalificeerd kunnen worden als rechtstreekse kosten. Dit ligt echter anders voor de algemene toeslag van 15% over de kosten voor uren die, zoals Stedin stelt, niet direct op de projecten worden verantwoord. Een bedrag dat is gebaseerd op een procentuele toeslag heeft geen directe relatie met de onderliggende kosten. Bovendien kan zonder uitsplitsing naar specifieke posten niet worden vastgesteld of sprake is van rechtstreekse kosten. Stedin heeft weliswaar toegelicht om welke kosten het onder meer gaat, maar zonder nadere concretisering blijft onduidelijk of de genoemde kosten rechtstreekse kosten zijn. In dit verband merkt het College op dat het geen grond ziet voor het oordeel dat alleen de door Energie Samen genoemde kosten kunnen worden gezien als rechtstreekse kosten. Ook voorbereidingskosten zijn rechtstreekse kosten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 11 januari 2022, ECLI:NL:CBB:2022:8). Algemene overheadkosten zijn echter niet aan te merken als rechtstreekse kosten. De conclusie is dat de ACM in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de kosten die zijn opgenomen in de toeslag van 15% kwalificeren als kosten die rechtstreeks zijn gemoeid met de totstandbrenging van de aansluiting. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.

8.3Energie Samen heeft aangevoerd dat Stedin de in het verleden misgelopen inkomsten niet mag toerekenen aan de tarieven meerlengte. Dit betoog slaagt niet, omdat het feitelijke grondslag mist. Er is geen aanwijzing dat Stedin misgelopen inkomsten in de tarieven zou hebben verwerkt. Er heeft op dit punt geen nacalculatie in de zin van artikel 41c, tweede lid, van de Elektriciteitswet plaatsgevonden. Alleen de toerekening van kosten aan de tarieven meerlengte is gewijzigd. De (wijziging in de) toerekening van deze kosten is hiervoor aan de orde gekomen.

8.4Evenmin slaagt de grond van Energie Samen dat de ACM onvoldoende heeft onderzocht of de hoogte van de opgevoerde kostenposten (input) een afspiegeling zijn van de werkelijk gemaakte kosten. De kosten per post zijn prognoses. Een beoordeling door een accountant ligt daarom niet voor de hand. Een beoordeling door een accountant acht het College ook niet noodzakelijk, omdat de ACM vanuit haar deskundigheid heeft beoordeeld of sprake is van reële schattingen. Bovendien verhindert de tariefregulering dat Stedin overwinsten kan behalen door hoge kosten op te voeren. Stedin kan immers (in totaal) niet meer toerekenen dan de toegestane inkomsten.

Energie Samen heeft ten slotte aangevoerd dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek leidt, omdat de ACM het verschil in het tarief tot en meter 25 meter en meer dan 25 meter niet verklaart. Aan deze beroepsgrond ligt de veronderstelling ten grondslag dat de kosten voor het realiseren van een meter verbinding gelijk zijn, onafhankelijk van de lengte van de verbinding. De ACM heeft deze veronderstelling echter gemotiveerd weersproken door erop te wijzen dat in het verleden de kosten voor zogenoemde "kunstwerken", zoals boringen en boogzinkers, abusievelijk niet zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl die juist een belangrijke rol spelen bij de verbindingen van meer dan 25 meter. De grond slaagt niet.

Slotsom

9 Het College ziet, in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding om ACM op te dragen het gesignaleerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen. Het College zal de ACM hiervoor een termijn geven van vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak. Het College zal daarna Energie Samen in de gelegenheid stellen om binnen vier weken na verzending van de reactie van de ACM schriftelijk haar zienswijze te geven over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Het College zal vervolgens uitspraak doen op het beroep.

In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

Het College:

  • draagt ACM op om met inachtneming van deze tussenuitspraak binnen vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen en het College over het resultaat te informeren;

  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. van Duuren en mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.

w.g. J.H. de Wildt w.g. I.C. Hof

Bijlage

Elektriciteitswet 1998

Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e

1. De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:

e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten;

Artikel 28

1. Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:

a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,

b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en

c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.

Artikel 40

De tarieven voor de diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikelen 16 en 22a, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 41d.

Artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a

1. De Autoriteit Consument en Markt stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt:

a. ten aanzien van de taken, genoemd in artikel 16, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van het transport worden bevorderd en rekening houdend met het belang van voorzieningszekerheid, duurzaamheid en een redelijk rendement op investeringen, voor netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de methode vast tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering, van de kwaliteitsterm en van het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

Artikel 41a, eerste lid

1. Ten behoeve van het voorstel, bedoeld in artikel 41b, stelt de Autoriteit Consument en Markt voor iedere netbeheerder afzonderlijk voor dezelfde periode als waarvoor het besluit geldt op grond van artikel 41, eerste lid, vast:

a. de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering,

b. de kwaliteitsterm, en

c. het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld.

Artikel 41b

1. Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 16, eerste lid, en de taken, bedoeld in artikelen 7a, 17a en 22a, en voor zover het betreft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de taken, genoemd in artikel 16, tweede lid, met inachtneming van:

a. het uitgangspunt dat de kosten worden toegerekend aan de tariefdragers betreffende de diensten die deze kosten veroorzaken,

b. de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36 of 37,

c. het bepaalde bij of krachtens artikel 41a,

d. de formule

waarbij

TIt = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t en het op basis van artikel 41a, eerste lid, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

TIt-1 = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar voorafgaande aan het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t-1 en het op basis van artikel 41a, eerste lid, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan het jaar t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan het jaar t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;

q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft;

Artikel 41c

1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders en voor onderscheiden tariefdragers, jaarlijks vast.

2. De Autoriteit Consument en Markt kan de tarieven die zullen gelden in het jaar t corrigeren, indien de tarieven die golden in dat jaar of de jaren voorafgaand aan het jaar t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van de artikel 6:19 of 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;

b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de Autoriteit Consument en Markt, indien zij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;

c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken;

d. zijn vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent kosten voor bepaalde diensten, terwijl netbeheerders die diensten in het jaar t of een gedeelte van jaar t niet hebben geleverd of voor die diensten geen of minder kosten hebben gemaakt;

e. zijn vastgesteld op basis van de geschatte kosten als bedoeld in het zevende lid en de gerealiseerde efficiënte kosten die daarvan afwijken.

Artikel 43

1. Een netbeheerder is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan hem toegekende taken, met uitzondering van de taken, bedoeld in artikel 17a en 16a. Indien de netbeheerder werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 7a of 17a, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

(…)

4. Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid geschiedt in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

Artikel 51

1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.

Tarievencode Elektriciteit

Artikel 2.1.2

De aansluitdienst omvat de werkzaamheden, genoemd in artikel 28 van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2.2.1

Het aansluittarief dient ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder in verband met de onder 2.1.2 genoemde werkzaamheden maakt, en voor zover deze geen deel uitmaken van de transportkosten. Deze kosten zijn te onderscheiden in:

a. initiële investeringskosten;

b. kosten voor het in stand houden van de aansluiting.

Artikel 2.2.2

Met betrekking tot de in 2.2.1 sub a genoemde kosten geldt dat slechts de kosten van rechtstreeks met de totstandbrenging van de aansluiting gemoeide investeringen in aanmerking worden genomen, waarbij de netbeheerder voor de standaardaansluitingen, zoals aangegeven in de tabel in 2.3.3c en nader omschreven in bijlage A, uitgaat van gemiddelden.

Artikel 2.3.1

Het aansluittarief bestaat uit ten hoogste drie tariefdragers:

a. een eenmalige bijdrage op basis van de initiële investeringskosten. Hieronder wordt verstaan de specifiek voor de desbetreffende nieuwe aansluiting gedane investering, voor zover deze investering geen betrekking heeft op herbruikbare activa;

Artikel 2.3.2a

Het eenmalige aansluittarief bestaat uit een bedrag dat is opgebouwd uit een vast bedrag voor de verbreking van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een aangeslotene met dat net tot stand te brengen (de knip), een vast bedrag voor het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden (de beveiliging) en een vast bedrag voor het tot stand brengen van een verbinding met een maximale kabellengte van 25 meter tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen (de verbinding), aangevuld met een bedrag per meter voor elke meter meer dan die 25 meter.

Artikel delen