Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHAMS:2022:7

4 januari 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.300.127/01

zaaknummer rechtbank : C13/706318 KG ZA 21/714

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 januari 2022

inzake

STICHTING DIERENRECHT,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

advocaat: mr. H.P. Wellenberg te Amsterdam,

tegen

STICHTING AGRACTIE NEDERLAND,

gevestigd te Ede,

geïntimeerde,

advocaat: mr. B.J. Agteresch te Hardinxveld-Giessendam.

De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of Dier&Recht bij het voeren van een publiekscampagne tegen consumptie van zuivel, mag worden beperkt in haar vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de hieronder afgebeelde poster en uitingen op haar website die inhouden dat het direct na de geboorte weghalen van kalveren bij de moeder als ernstig dierenleed wordt gekwalificeerd.

Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dier&Recht en Agractie genoemd.

Dier&Recht is bij dagvaarding met daarin de grieven van 15 september 2021, met producties, in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis van 23 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Agractie als eiseres en Dier&Recht als gedaagde.

Daarna is de memorie van antwoord met producties ingediend.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 december 2021 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, Agractie mede door mr. H.W. Haksteeg, advocaat te Hardinxveld-Giessendam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Dier&Recht heeft producties in het geding gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

Dier&Recht heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Agractie alsnog zal afwijzen met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Dier&Recht in de kosten van het geding in beide instanties.

Agractie heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Dier&Recht in de kosten van, naar het hof verstaat, het hoger beroep.

Feiten

Het hof neemt de volgende feiten tot uitgangspunt.

3.1Agractie heeft als doel belangenbehartiging van de agrarische sector.

3.2Dier&Recht beoogt de (rechts)positie van dieren in de maatschappij te verbeteren, onder meer door het voeren van publiekscampagnes.

3.3Dier&Recht voert een publiekscampagne “Stoppen met Zuivel”. Dier&Recht wil de consument oproepen om te stoppen met de consumptie van zuivel. Dier&Recht wenst de consument bewust te maken van de in haar ogen aan de productie van zuivel verbonden bezwaren en wijst op plantaardige alternatieven voor zuivel. Dier&Recht beheert een campagnewebsite, waarin – totdat deze ingevolge het bestreden vonnis is aangepast – het weghalen van kalveren bij de moeder direct na de geboorte als ernstig dierenleed werd gekwalificeerd. In het kader van de campagne heeft Dier&Recht in augustus 2021 drie verschillende posters in abri’s in zeven grote steden opgehangen. Op alle posters staat in de linkerbovenhoek het logo van Dier&Recht en een afbeelding van een melkpak, onder de kop “Hulp nodig met stoppen?”. Onder de afbeelding staat “Stoppenmetzuivel.nl” en een QR-code. Op één van de posters (hierna: “de poster”, hierboven afgebeeld onder 1) staat op het melkpak in een zwart kader een foto van een kalfje in een kruiwagen, met daaronder de tekst: “Zuivel veroorzaakt ernstig dierenleed” en “Kalfjes worden direct na de geboorte weggehaald bij hun moeder”.

De poster en de na het bestreden vonnis verwijderde uitingen op de campagnewebsite worden hierna tezamen aangeduid als ‘de publicaties’.

Beoordeling

4.1De voorzieningenrechter heeft Dier&Recht op straffe van een dwangsom veroordeeld tot verwijdering van iedere poster waarbij het weghalen van kalveren bij de moeder direct bij de geboorte als ernstig dierenleed wordt gekwalificeerd en van deze uitlating op haar website. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Dier&Recht met vijf grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2Agractie vordert in deze zaak een voorziening bij wege van een collectieve actie. Niet is in geschil dat is voldaan aan de eisen voor het instellen van een collectieve actie, terwijl het hof ook geen aanwijzingen heeft die daar anders over zouden kunnen doen oordelen. De voorzieningenrechter heeft impliciet het spoedeisend belang van de vorderingen van Agractie aangenomen. Het hof onderschrijft dit. Agractie heeft nog steeds spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorziening, ook al is de periode waarin de posters in de abri’s hingen voorbij. De campagnewebsite is nog steeds online en Dier&Recht heeft verklaard dat zij haar campagne wenst voort te zetten, bij voorkeur met gebruikmaking van de publicaties.

4.3Aan de orde is of de publicaties onrechtmatig zijn jegens Agractie, die in deze procedure opkomt voor de belangen van de agrarische sector. Bij de beoordeling daarvan staat voorop dat het recht van Dier&Recht op vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) slechts kan worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd indien de uitlatingen van Dier&Recht tegenover de achterban van Agractie onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Dier&Recht is erin gelegen dat zij, als organisatie die zich inzet om de (rechts)positie van dieren in de maatschappij te verbeteren, effectief kan opkomen voor het door haar behartigde belang, onder meer door zich te mengen in het publieke debat en misstanden in de samenleving aan de orde te stellen. Het belang van Agractie is erin gelegen dat haar achterban niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen.

4.4Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. Welk van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. In het onderhavige geval zijn daarbij onder meer van belang (a) de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, (b) de ernst, bezien vanuit het algemeen belang, van de misstand die de publicaties aan de kaak beoogt te stellen, (c) de mate waarin ten tijde van de publicaties de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, (d) de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder (a) t/m (c) bedoelde factoren en (e) de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicaties, het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden.

4.5Het hof stelt voorop dat de publicaties een vorm van actievoeren zijn, waarbij Dier&Recht beoogt een bijdrage te leveren aan het publieke debat over zuivelconsumptie en de gevolgen daarvan voor kalveren. Agractie neemt eveneens actief deel aan dit publieke debat. Uitlatingen in het kader van het publieke debat genieten een hoge mate van vrijheid, waarbij ruimte bestaat voor overdrijving en provocatie. Ook uitingen in het kader van het publieke debat die aanstootgevend kunnen zijn of kunnen choqueren vallen onder het beschermingsbereik van artikel 10 EVRM. Wel geldt daarbij de verplichting om zoveel mogelijk te vermijden dat uitingen verder gaan dan wat het publieke debat vereist en om geen lichtvaardige ongefundeerde beschuldigingen te uiten.

4.6De publiekscampagne van Dier&Recht richt zich tot de consument. Van belang is dus hoe de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument de publicaties zal opvatten, hetzij in het voorbijgaan bij het zien van de poster, hetzij bij raadpleging van de campagnewebsite. Dier&Recht stelt dat zij een weldoordachte campagne voert, waarin zij een moreel dilemma agendeert voor de consument. De poster concentreert zich op het direct bij de geboorte weghalen van de kalfjes. Dier&Recht stelt dat zij heeft gekozen voor de presentatie, in de vorm van een waarschuwing op een melkpak, naar analogie van de waarschuwing op pakjes sigaretten, om de consument wakker te schudden. De campagnewebsite geeft een nadere toelichting, waarbij ook wordt ingegaan op het verdere leven van het kalf in de vleesindustrie, waar ongeveer 70% van de kalveren in terecht komt.

4.7Niet in geschil is dat het in Nederland in alle vormen van melkveehouderij algemeen gebruikelijk is om kalveren kort na de geboorte weg te halen bij hun moeder. De publicaties dragen de boodschap uit dat deze werkwijze ernstig dierenleed veroorzaakt bij de kalveren. ‘Ernstig’ en ‘leed’ wijzen onmiskenbaar op in hoge mate negatieve gevolgen voor het welzijn van kalveren. De door Dier&Recht gevoerde campagne overeenkomstig de waarschuwing op pakjes sigaretten, draagt bij aan de boodschap dat er iets zeer ergs aan de hand is, naar analogie van de ernstige gezondheidsrisico’s waarvoor wordt gewaarschuwd op pakjes sigaretten.

4.8De publicaties dragen aldus de beschuldiging in zich dat de algemeen gebruikelijke werkwijze van de Nederlandse melkveehouders - het direct weghalen van de kalveren bij de geboorte - ernstig leed veroorzaakt bij kalveren, en dus dat de betrokken melkveehouders zich schuldig maken aan het veroorzaken van ernstig dierenleed, waardoor de achterban van Agractie zich in diskrediet gebracht acht. Dier&Recht stelt weliswaar dat de door haar gebruikte uitdrukking ‘ernstig dierenleed’ slechts een subjectieve kwalificatie is, maar in de publicaties presenteert zij dit zonder enig voorbehoud als een feitelijke vaststelling, en niet als een voor discussie vatbare mening. Afwegend enerzijds het belang van de achterban van Agractie om verschoond te blijven van een dergelijke verdachtmaking, en anderzijds het belang van Dier&Recht bij het door haar nagestreefde doel en het maatschappelijk belang bij het adequaat gewezen worden op mogelijke misstanden, moet voor de onderhavige beschuldiging, gezien de aard en ernst daarvan, ten minste rechtvaardiging bestaan in voldoende steun in de feiten.

4.9Voorshands bestaat onvoldoende steun in de feiten voor de beschuldiging van Dier&Recht dat het direct bij de geboorte scheiden van kalveren van hun moeder, leidt tot het door Dier&Recht gemelde ernstige leed voor de kalveren. Dat wordt als volgt toegelicht.

4.10De feitelijke onderbouwing van het in de publicaties gemelde ernstig dierenleed kan volgens Dier&Recht onder meer worden gevonden in de in 2016 uitgevoerde Verkenning Kalf bij de Koe van het Louis Bolk Instituut, waarin staat dat de band tussen moeder en kalf al binnen enkele minuten na de geboorte ontstaat, gevoegd bij het, ook door Agractie erkende gegeven, dat het verbreken van die band, zeker als die in de loop der tijd sterker is geworden, leidt tot stress en onrust bij zowel de koe als haar kalf. Deze verkenning acht het hof evenwel niet bijdragen aan de vereiste feitelijke steun, omdat niet in geschil is dat het direct na de geboorte scheiden van koe en kalf minder leed toebrengt dan later scheiden en deze verkenning niet aantoont dat het direct scheiden ernstig leed veroorzaakt. Dier&Recht wijst verder op de in 2020 uitgevoerde “Update Ongeriefanalyse, Voorlopige deelrapportage onderdeel melkvee van Wageningen Livestock Research” (hierna: Ongeriefanalyse 2020). Dat is een in opdracht van de Stichting Wakker Dier uitgevoerde update van in 2007-2011 in opdracht van het ministerie van Landbouw en Visserij uitgevoerde Ongeriefanalyses (hierna: Ongeriefanalyses 2007-2011). In de Ongeriefanalyse 2020 wordt de hoogste ongeriefscore (8) toegekend aan het scheiden van koe en kalf na de geboorte. Agractie wijst er evenwel terecht op dat onduidelijk is op welke onderliggende gegevens deze hoge ongeriefscore is gebaseerd, aangezien die inderdaad in die analyse niet zijn te vinden, en te meer daar de Ongeriefanalyse 2020 meldt “Deskundigen lopen uiteen in hun inschatting van de ernst van zowel het scheiden van de moeder als van het solitair huisvesten van de kalveren”. Uit deze analyse kan dan ook voorshands niet worden afgeleid dat op dit punt voldoende mate van communis opinio bestaat, vooral ook omdat in de eerdere in opdracht van het ministerie van Landbouw en Visserij uitgevoerde Ongeriefanalyses 2007-2011 aan het scheiden van koe en kalf bij de geboorte de laagste ongeriefscore van 0 is toegekend. Niet kenbaar is wat concreet heeft geleid tot de verhoging van de ongeriefscore in 2020 en of de latere hogere score mogelijk ziet op het niet direct, maar enige tijd later scheiden van koe en kalf. Daarmee valt voorshands ook in de Ongeriefanalyse 2020 onvoldoende steun te vinden voor de beschuldiging dat het direct bij de geboorte scheiden van kalveren van hun moeder ernstig dierenleed veroorzaakt.

4.11Dier&Recht verwijst verder naar een aantal publicaties over het verdere leven van vleeskalveren in de periode nadat zij van hun moeder zijn gescheiden. Dit gaat over de ongeveer 70% van de kalveren die door vleeskalverhouders worden gehouden voor het vlees. In deze publicaties zijn hoge ongeriefscores toegekend, bijvoorbeeld voor de angst tijdens het vervoer van de melkveehouder naar de vleeskalverhouder en voor de betonnen of houten vloeren in de verblijven van de vleeskalveren. Ook worden daarin gezondheidsproblemen genoemd waar (vlees)kalveren in hun latere leven mee geconfronteerd kunnen worden. Niet in geschil is dat dit een en ander zich allemaal feitelijk voordoet nadat de kalveren van hun moeder zijn gescheiden. Dat op zichzelf is onvoldoende feitelijk grond voor de beschuldiging van Dier&Recht dat het direct bij de geboorte scheiden van kalveren van hun moeder leidt tot het door Dier&Recht bedoelde ernstige leed waar een kalf in zijn korte leven mee te maken krijgt en daar onlosmakelijk mee is verbonden. Dat verband volgt voorshands ook niet uit de publicaties waar Dier&Recht naar verwijst.

4.12Nu voor de beschuldiging van Dier&Recht voorshands onvoldoende steun in de feiten kan worden gevonden, in het bijzonder daar waar het gaat om al het mogelijke leed dat een kalf kan ondervinden in het verdere leven, dient de belangenafweging uit te vallen in het nadeel van Dier&Recht. Haar recht van vrijheid van meningsuiting dient in dit geval te wijken voor het belang van de achterban van Agractie om niet zonder voldoende feitelijke grondslag op deze manier te worden blootgesteld aan deze als feit gepresenteerde beschuldiging over dit aspect van hun werkwijze. Hierbij weegt tot slot mee dat er vele andere manieren ten dienste staan aan Dier&Recht om haar bezwaren tegen zuivelproductie onder de aandacht te brengen bij de consument. Voor het bereiken van het door Dier&Recht beoogde doel is het niet nodig om op deze manier het direct bij de geboorte weghalen van de kalveren als ernstig dierenleed onder de aandacht te brengen van de consument.

4.13De grieven van Dier&Recht slagen niet. Voor zover ter zake dienende bewijsaanbiedingen zijn gedaan door partijen, passeert het hof deze als niet passend in een kort geding waarin een (tijdelijke) maatregel wordt gevraagd. Dat geldt ook voor de ter zitting gedane suggestie van Dier&Recht om nadere inlichtingen in te winnen bij de opstellers van de Ongeriefanalyse 2020. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Dier&Recht zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt Dier&Recht in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Agractie begroot op € 772 aan verschotten en € 3.342 voor salaris;

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, W.A.H. Melissen en D.J. Oranje en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2022.

Artikel delen