Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHARL:2022:6773

2 August 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.290.723/01

CJIB-nummer

: 229994396

Uitspraak d.d.

: 2 augustus 2022

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank

Midden-Nederland van 21 december 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”. Deze gedraging zou zijn verricht op 15 november 2019 om 10:23 uur op het kruis-/knooppunt Laagraven in Utrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat voor zover van strook is gewisseld, dit was toegestaan. De bestuurder verklaarde op de verkeerde rijstrook te hebben gestaan en op de rotonde van rijstrook te zijn gewisseld. Daar waren geen doorgetrokken strepen zodat dit mocht. Hij heeft richting aangegeven en geen onveilige situatie veroorzaakt. Na lezing van het zaakoverzicht is aangevoerd dat de bestuurder van rijstrook is gewisseld vóór het kruispunt, bij een blokmarkering. Dat is toegestaan en kan geen basis creëren voor het opleggen van de sanctie voor feitcode R619, nu dat de situatie zou creëren dat men überhaupt niet meer van voorsorteervak mag wisselen en in de onderhavige situatie slechts rechtdoor zou mogen gaan. De bestuurder diende van rijstrook te wisselen en deed dat zonder hinder te veroorzaken. Gelet op het slot van de Nota van Toelichting bij artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), had de ambtenaar voldoende aanleiding een sanctie achterwege te laten.

3. De gedraging betreft een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 78, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Artikel 78 luidt voor zover hier van belang:

“ 1.Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. (…)

2. Bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten en daartoe een uitrijstrook volgen, zijn ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen verplicht om de richting te volgen die de uitrijstrook waarop zij zich bevinden, aangeeft.”

4. De Nota van Toelichting bij het destijds geldende artikel 78 RVV 1990 luidt, voor zover van belang:

“Met de nieuwe tekst wordt bereikt dat de bestuurder die van voorsorteerstrook wisselt daarop kan worden aangesproken zelfs al is ter plaatse geen doorgetrokken streep toegepast. In dergelijke gevallen kan van de bestuurder immers niet worden gezegd dat hij bij het volgen van een bepaalde richting van de voorsorteerstrook gebruik heeft gemaakt omdat hij deze pas op een later moment is gaan berijden. Hiermee wordt een rustig verkeersbeeld bevorderd. Op kruispunten met voorsorteerstroken moeten bestuurders van de voorsorteerstrook die op hun richting betrekking heeft gebruik maken. Het ergerlijke rijstrook wisselen kan hiermee worden beperkt. Overigens verhindert de bepaling niet dat een bestuurder die constateert dat hij het onjuiste voorsorteervak berijdt de juiste strook opzoekt, voor zover hij daarmee de veiligheid niet in gevaar brengt. Pas in dergelijke gevallen is politieoptreden gewenst.”

5. De twee slotzinnen van de Nota van toelichting moeten aldus worden begrepen dat de ambtenaar in de bijzondere omstandigheden van het geval - zoals wanneer een bestuurder van rijstrook wisselt omdat hij zich bij vergissing in het verkeerde voorsorteervak bevindt - en onder de voorwaarde dat de veiligheid van het verkeer niet in gevaar is gebracht, aanleiding kan vinden om optreden achterwege te laten en geen sanctie op te leggen (zie het arrest van de Hoge Raad van

19 november 1996, gepubliceerd in het blad Verkeersrecht 1997/110).”

6. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:

“Ik zag dat betrokkene als bestuurder gebruik maakte van de voorsorteerstrook met een pijl die wees in de richting rechtsaf en dat betrokkene geen gevolg gaf aan deze op de voorsorteerstrook aangegeven richting. Betrokkene reed in de richting: rechtdoor. Ik zag dat deze overtreding plaats vond ter hoogte van de kruising/splitsing: Afrit A12/ Knooppunt Laagraven.. (…) Het verkeerslicht voor rechtdoor stond op rood.”

7. Het hof heeft zich naar aanleiding van de inhoud van het zaakoverzicht en hetgeen de gemachtigde aanvoert aan de hand van Google Maps Street View georiënteerd op de situatie ter plaatse. De A12 heeft ter plaatse van het knooppunt Laagraven aan weerszijden een afrit die uitkomt op een rotonde waarop enkele borden D3 zijn geplaatst. Op beide afritten bevindt zich blokmarkering tussen enerzijds de rijstroken met daarop pijlen voor rechtdoor en anderzijds de rijstrook of rijstroken met daarop pijlen voor rechtsaf.

8. In het geval voor de rotonde voorsorteerstroken zijn toegepast, houdt artikel 78, eerste lid, RVV 1990 in dat bestuurders op de rotonde de richting moeten volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich vóór die rotonde bevonden aangeeft. Door reeds voor het oprijden van de rotonde middels de daartoe bestemde voorsorteerstroken de gewenste richting te kiezen wordt het verkeer op een rustige en ordelijke wijze over de rotonde in de gekozen richting geleid.

9. Hetgeen namens de betrokkene wordt aangevoerd geeft het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar inhoudende dat de bestuurder op het knooppunt / de rotonde een andere richting volgde dan die werd gevolgd op de voorsorteerstrook die was voorzien van een pijl. Daarmee kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Uit de Nota van Toelichting volgt al dat de stelling dat bij gebreke van doorgetrokken strepen (vóór of op de rotonde) van rijstrook gewisseld mag worden niet juist is. Uit het tweede lid van artikel 78 volgt dat de aanwezigheid van de pijlen leidend is. Ook bij de blokmarkering vóór de rotonde mocht al niet meer van rijstrook gewisseld worden.

10. Dat de ambtenaar in redelijkheid niet heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een sanctie is niet gebleken. Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat de bestuurder het voor rechtdoorgaand verkeer bestemde, en dus gelet op zijn rijrichting het voor hem geldende, rode verkeerslicht heeft genegeerd. De omstandigheid dat het wisselen van rijstrook in de visie van de bestuurder is verlopen zonder gevaar of hinder te veroorzaken, is daartoe onvoldoende.

11. De gemachtigde van de betrokkene voert verder aan dat de sanctie vernietigd dient te worden wegens schending van artikel 5 van de Wahv. De gemachtigde wijst op een vijftal in 2020 op rechtspraak.nl gepubliceerde arresten van het hof en merkt op dat de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht dermate summier is, dat daaruit niet blijkt wat de omstandigheden van het geval waren zodat niet goed beoordeeld kan worden of er een reële mogelijkheid tot staande houden bestond. Had de ambtenaar een dienstvoertuig tot zijn beschikking, of andere stopmiddelen, of waren er andere ambtenaren aanwezig die tot staande houden over hadden kunnen gaan?

12. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.

13. Het zaakoverzicht houdt als toelichting van de ambtenaar in: “Reden geen staandehouding: voertuig niet meer kunnen achterhalen.”

14. Het hof acht op basis van de verklaring van de ambtenaar in dit geval genoegzaam gebleken dat er geen reële mogelijkheid is geweest de bestuurder staande te houden en de sanctie aan hem als persoon op te leggen. Met name in aanmerking nemend dat de bestuurder reed op een grote rotonde met vele afslagen, van rijstrook wisselde en het verkeerslicht voor rechtdoor op rood stond, is voldoende aannemelijk dat de ambtenaar, die daartoe mogelijk ook zelf een verkeersovertreding had moeten begaan om de bestuurder te kunnen volgen, het voertuig niet heeft kunnen achterhalen. Dat brengt mee dat de ambtenaar terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd. De aangevoerde grond treft geen doel.

15. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter een juiste beslissing gegeven. Het hof zal die beslissing dan ook bevestigen en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen (vgl. het arrest van het hof van 28 april 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336).

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen