zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer |
: Wahv 200.323.208/01 |
CJIB-nummer |
: 245705955 |
Uitspraak d.d. |
: 7 augustus 2023 |
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 12 januari 2023, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 370,- voor: “als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 4 november 2021 om 20:20 uur op parkeerplaats Het Veelsveld, Rijksweg A1- links, in Deurningen met het voertuig met het kenteken [kenteken1] .
2. De gemachtigde voert namens de betrokkene aan dat de gedraging wordt betwist. Op grond van artikel 44 van het Kentekenreglement (hierna: KR) mag het handelaarskenteken worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Daaronder kan worden verstaan een rit naar een schadeherstelbedrijf. Het betreffende voertuig is in het buitenland aangeschaft door [naam1] . De eigenaar van deze onderneming is [naam2] . Omdat het voertuig motorische problemen had, is het bedrijf [naam3] center gevraagd om het voertuig op te halen, te onderzoeken en te herstellen. De betrokkene, kentekenhouder van het handelaarskenteken, is eigenaar van [naam3] center en hij heeft de bestuurder van het voertuig gevraagd dat voertuig op te halen. De ambtenaar had moeten onderzoeken of er in dit geval sprake was van het gebruik voor zakelijke doeleinden. Ook heeft de ambtenaar de registers niet goed geraadpleegd, aangezien de betrokkene reeds voor het constateren geen eigenaar meer was van [naam4] en dat betekent dat de ambtenaar ook nader onderzoek had moeten doen naar de bedrijfsvoorraad van [naam3] center. Een ander betekent dat de gedraging niet kan worden vastgesteld, althans dat er gerede twijfel bestaat dat de gedraging is verricht.
3. Art. 44 van het Kentekenreglement (KR) luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
“(….)
3. Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
(…)”
4. Bij proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2021 verklaren de betrokken ambtenaren - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 4 november 2021 vond er op parkeerplaats Het Veelsveld, gelegen aan de Rijksweg A1 – Deurningen – Dinkelland, een zogeheten multidisciplinaire grootschalige controle plaats. Rond
20:18 uur werd er een Dacia Lodgy, voorzien van groene handelaarsplaten, kenteken [kenteken1] voor controle aangeboden. Volgens de registers van het RDW stond het handelaarskenteken [kenteken2] (het hof leest: [kenteken1] ) op naam van [naam4] (verantwoordelijke: [de betrokkene] ). Natrekking van het in de rechterportier gestickerde VIN-nummer: [nummer1] en het nummer [nummer2] kwamen op het moment van natrekking om 20:21 uur niet als zijnde een kenteken en bedrijfsvoorraad uit het kentekenregister RDW naar voren. Op 10 november 2021 verklaarde [de betrokkene] tijdens een telefonisch verhoor dat hij [naam4] recentelijk had verkocht en dat hij eigenaar/kentekenhouder was van de handelaarskentekenplaten met het kenteken [kenteken1] .
5. Het hof stelt voorop dat een handelaarskenteken voor personenauto’s slechts in Nederland mag worden gebruikt en niet ten behoeve van de invoer van een dergelijk voertuig dat in het buitenland is aangeschaft. Nu uit voormelde verklaring blijkt dat het betreffende voertuig op Nederlands grondgebied is aangetroffen, is door de betrokken ambtenaren gecontroleerd of het voertuig ten tijde van het vaststellen van de gedraging behoorde tot de bedrijfsvoorraad van degene op wiens naam het betreffende handelaarskenteken was gesteld, in dit geval de betrokkene. Dat bleek niet het geval te zijn. Hetgeen namens de betrokkene naar voren wordt gebracht, vormt geen reden om aan de juistheid van die vaststelling te twijfelen. Daarbij merkt het hof nog op dat daargelaten dat in dit geval bij controle door de betrokken ambtenaren is gebleken dat het voertuig niet in de bedrijfsvoorraad was opgenomen, het aan de betrokkene is om aan te tonen dat dit wel het geval was. Daarin is de betrokkene niet geslaagd. Dit betekent dat de gedraging op grond van de inhoud van voormelde verklaring van de ambtenaren kan worden vastgesteld. Dat het handelaarskenteken wellicht in het kader van een bedrijfsactiviteit - als bedoeld in artikel 44, vierde lid, KR - werd gebruikt, doet daar niet aan af.
6. Het voorgaande betekent dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen. Aanleiding voor een proceskostenveroordeling bestaat er niet.
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.