Uitspraak op verzet. Griffierecht niet betaald. Hoger beroep niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:3434
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
04-06-2025
Datum publicatie
13-06-2025
Zaaknummer
24/1250
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
ECLI:NL:GHARL:2025:3434text/xmlpublic2025-06-13T08:00:292025-06-04Raad voor de RechtspraaknlGerechtshof Arnhem-Leeuwarden2025-06-0324/1250UitspraakHoger beroepVerzetNLArnhemBestuursrecht; BelastingrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2025:3434text/htmlpublic2025-06-10T10:49:512025-06-13Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:GHARL:2025:3434 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden , 03-06-2025 / 24/1250 Uitspraak op verzet. Griffierecht niet betaald. Hoger beroep niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/1250
uitspraakdatum: 3 juni 2025 Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het verzet van
[belanghebbende]
te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 29 oktober 2024 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 17 mei 2024, nummer ARN 23/1785, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Backoffice BPM (hierna: de Inspecteur). 1Ontstaan en loop van het geding1.1 Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd tot een bedrag van € 40.653. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 5. 1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden naheffingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd. 1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 mei 2024 ongegrond verklaard. 1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. 1.5 Het Hof heeft bij uitspraak van 29 oktober 2024 op de voet van artikel 8:54 van de Awb het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. 1.6 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet gedaan. 1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2025 te Arnhem. Daarbij is belanghebbende verschenen en gehoord. 1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij deze uitspraak is gevoegd. 2De vaststaande feiten2.1
[naam1] van [naam2] B.V. heeft namens belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank op 17 juni 2024 hoger beroep ingesteld bij het Hof. 2.2 De griffier van het Hof heeft gedagtekend 13 augustus 2024 een bedrag van € 279,00 aan griffierecht geheven. De desbetreffende nota is geadresseerd aan [naam2] B.V., ter attentie van [naam1] , en vermeldt dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk op 10 september 2024 moet zijn betaald. 2.3 Gedagtekend 11 september 2024 heeft de griffier van het Hof per aangetekende post een betalingsherinnering gestuurd aan het kantoor van [naam1] waarin is aangezegd dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening moet zijn betaald. De herinnering vermeldt voorts nog “Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt op de genoemde bankrekening, loopt u het risico dat uw beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard wordt. Hierna krijgt u geen nieuwe gelegenheid om het griffierecht te betalen.” 2.4 De brief van 11 september 2024 is niet door het Hof retour ontvangen. Uit onderzoek is gebleken dat de brief op 16 september 2024 is bezorgd door PostNL en dat voor ontvangst is getekend. 2.5 Het griffierecht is niet betaald. 2.6 Het Hof heeft bij uitspraak van 29 oktober 2024 op de voet van artikel 8:54 van de Awb het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. 2.7 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet gedaan. 3De gronden van het verzet Belanghebbende heeft gesteld dat niet hijzelf, maar zijn gemachtigde de nota griffierecht heeft ontvangen en dat zij door een administratieve fout heeft verzuimd te betalen. 4Beoordeling van het verzet4.1 Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat van de indiener van het beroepschrift door de griffier een griffierecht wordt geheven. Het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 8:41 van de Awb bepalen dat de griffier de indiener van het beroepschrift mededeelt welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op de omstandigheid dat het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 4.2 Artikel 9, eerste lid, van de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2022 bepaalt: “Binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift wordt de belanghebbende schriftelijk uitgenodigd het griffierecht, indien het is verschuldigd, binnen vier weken te voldoen.” De eerste, per gewone post verzonden mededeling wordt aangeduid als ‘Nota’, de tweede, per aangetekende post verzonden mededeling wordt aangeduid als ‘Herinnering’. Het Hof heeft deze procedure ook in dit geval toegepast. 4.3 Gelet op het hiervoor overwogene, heeft de griffier van het Hof de indiener van het hogerberoepschrift op de juiste wijze het griffierecht in rekening gebracht en een betalingsherinnering doen toekomen, waarbij is gewezen op het risico dat het hogerberoepschrift niet-ontvankelijk verklaard kan worden. 4.4 Nu het griffierecht desalniettemin niet is betaald, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 4.5 Belanghebbende heeft voor de reden van niet-betaling van het griffierecht uitsluitend gewezen op een administratieve fout of technische tekortkoming door (het kantoor van) zijn gemachtigde. Het ligt evenwel, naar het oordeel van het Hof, in de risicosfeer van belanghebbende, die een (professionele) gemachtigde opdracht heeft gegeven een hogerberoepschrift in te dienen, dat deze gemachtigde tijdig voor de betaling van het verschuldigde griffierecht zorgdraagt. Er zijn ook verder geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat de indiener niet in verzuim is geweest. Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het verzet ongegrond. 5Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 6Beslissing Het Hof verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van de Lagemaat als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025. De griffier, De voorzitter, (G.J. van de Lagemaat) (P. van der Wal) Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.