Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHARL:2025:3592

Jeugdzaak. Aanslag op een woning met een vuurwerkbom. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie daarvan en de strafoplegging. Ten aanzien van het beslag en de vorderingen van de benadeelde partijen wordt het vonnis vernietigd en doet het hof opnieuw recht.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:GHARL:2025:3592 text/xml public 2025-06-13T08:42:23 2025-06-12 Raad voor de Rechtspraak nl Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2025-06-12 21-001489-24 Uitspraak Hoger beroep NL Arnhem Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2025:3592 text/html public 2025-06-13T08:40:40 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:GHARL:2025:3592 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden , 12-06-2025 / 21-001489-24
Jeugdzaak. Aanslag op een woning met een vuurwerkbom. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie daarvan en de strafoplegging. Ten aanzien van het beslag en de vorderingen van de benadeelde partijen wordt het vonnis vernietigd en doet het hof opnieuw recht.

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001489-24

Uitspraak d.d.: 12 juni 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 maart 2024 met parketnummer 05-294319-22 in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,

wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 mei 2025 en 12 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Op 12 juni 2025 is het onderzoek gesloten en meteen uitspraak gedaan.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, naar voren is gebracht.

Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door mr. E.J.M.J. Damen naar voren is gebracht. De benadeelde partij heeft tevens gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 421 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft de in beslag genomen iPhone verbeurdverklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen.

Het hof is van oordeel dat de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie daarvan en de strafoplegging op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Het hof zal het vonnis daarom in zoverre bevestigen. Ten aanzien van de beslissing op het beslag en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. Op deze onderdelen zal het vonnis dan ook worden vernietigd en zal het hof opnieuw rechtdoen.
Beslag
De rechtbank heeft de iPhone van verdachte verbeurdverklaard. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij zijn in beslag genomen telefoons al heeft teruggekregen. Het hof zal daarom geen beslissing nemen ten aanzien van het beslag.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 41.016,27 aan materiële schade. Daarnaast wordt door de benadeelde partij en door haar gezinsleden [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] immateriële schade gevorderd.

Deze bedraagt € 7.500,00 per gezinslid, wat uitkomt op een totaalbedrag van € 37.500,00 aan immateriële schade.

De rechtbank heeft deze vordering in zijn geheel toegewezen.

De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd.

Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat van de benadeelde partij aangegeven ten aanzien van de materiële schade uit te gaan van het bedrag dat door de rechtbank is berekend, namelijk € 40.946,28.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij(en) als gevolg van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Materiële schade

De vordering ten aanzien van de materiële schade bestaat uit verschillende posten. Deze zullen ieder afzonderlijk worden besproken.

Spullen in de hal

Het hof is van oordeel dat de vordering ten aanzien van deze post voldoende is onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 500,00 in zijn geheel toewijzen.

Vervanging voordeur

Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat de vordering ten aanzien van de vervanging van de voordeur goed is onderbouwd. Uit de factuur blijkt dat deze post eveneens betrekking heeft op het herstel van de voorgevel die door de explosie was ontzet. Het hof vindt het door de aannemer gefactureerde bedrag passen bij de verrichte werkzaamheden en zal het gevorderde bedrag van € 10.270,59 daarom in zijn geheel toewijzen.

Het veiligstellen van de camerabeelden

Uit de vordering blijkt dat een bedrag van € 181,50 is betaald voor het veiligstellen van de camerabeelden ten behoeve van het onderzoek door de politie. Het hof is van oordeel dat de vordering ten aanzien van deze post voldoende is onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 181,50 in zijn geheel toewijzen.

De rolluiken en de beveiligingscamera’s

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 20.000,00 gevorderd voor het plaatsen van rolluiken voor de beveiliging van de woning. Daarnaast is een bedrag van € 4.196,17 gevorderd voor de aanschaf en de plaatsing van beveiligingscamera’s.

Het hof is van oordeel dat deze kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft hierbij acht geslagen op jurisprudentie van de Hoge Raad.

Door de raadsman is onder andere het causale verband betwist. Er hebben immers twee eerdere incidenten plaatsgevonden waarmee rekening moet worden gehouden. Het hof overweegt daarover als volgt.

Uit het dossier blijkt dat eerder sprake is geweest van een brandstichting op het terrein van het bedrijf van de vader van de benadeelde partij. Tevens heeft zich een eerder schietincident voorgedaan in de directe nabijheid van de woning van de benadeelde partij. Het vermoeden bestaat dat de benadeelde partij het eigenlijke doelwit van die schietpartij is geweest.

Het hof acht deze eerdere gebeurtenissen van betekenis voor de beoordeling van deze vordering.

Het in de onderhavige zaak bewezenverklaarde feit heeft echter de grootste invloed gehad op de aanschaf van de rolluiken en de beveiligingscamera’s. De politie achtte het aanbrengen van de rolluiken noodzakelijk voordat de benadeelde partij en haar gezin mochten terugkeren naar hun woning.

Gelet op de invloed van de eerdere incidenten maakt het hof gebruik van zijn schattingsbevoegdheid en zal voor deze posten 80% van het gevorderde bedrag toewijzen. Dit betekent dat de posten ten aanzien van de rolluiken en de beveiligingscamera’s worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 16.000,00 en € 3.356,94. De gevorderde bedragen betreffende de spullen in hal, voordeur, het veiligstellen van de camerabeelden en de inkomensderving en rente zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde zodat deze integraal worden toegewezen.

Inkomensderving

Ten gevolge van het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde partij met haar gezin op last van de politie wekenlang in een safehouse verbleven. De benadeelde partij heeft een duidelijke berekening gemaakt van het inkomen dat zij ten gevolge hiervan heeft misgelopen. Het hof is dan ook van oordeel dat de vordering ten aanzien van deze post voldoende is onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 2.598,02 in zijn geheel toewijzen.

Rente

Om het herstel van de door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade te kunnen bekostigen, heeft de benadeelde partij een lening afgesloten bij [bedrijf] Uit de schriftelijke overeenkomst blijkt dat de lening is verstrekt tegen een rente van 4% per jaar. De benadeelde partij vordert de kosten van de rente over een periode van twee jaren. Het hof is van oordeel dat sprake is van directe schade. De benadeelde partij beschikte niet over voldoende eigen vermogen om de kosten van het herstel te kunnen betalen en heeft derhalve een lening afgesloten. De benadeelde partij heeft verklaard dat deze lening daadwerkelijk inclusief rente wordt terugbetaald. Het hof is dan ook van oordeel dat de vordering ten aanzien van deze post voldoende is onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 3.200,00 in zijn geheel toewijzen.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft namens zichzelf, haar echtgenoot en haar drie kinderen immateriële schade gevorderd à € 7.500,00 per persoon. Het hof overweegt daarover als volgt.

Wat betreft [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de benadeelde en haar echtgenoot, zal het hof de vordering ten aanzien van de immateriële schade in zijn geheel toewijzen, te weten tot een bedrag van € 7.500,00 per persoon. Het hof acht dit bedrag billijk, rekening houdend met de aard en de ernst van het delict, de gevolgen ervan voor de benadeelde partijen en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen.

Wat betreft de kinderen [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] zal het hof de vordering ten aanzien van de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00 per persoon. Wat betreft het jongste kind, [benadeelde partij 4] , zal het hof de vordering ten aanzien van de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00. Het hof komt ten aanzien van de kinderen tot de toewijzing van een ander bedrag dan ten aanzien van de ouders, nu het verdriet en de angst dat het bewezenverklaarde met zich meebrengt naar ervaringsregels bij kinderen een andere impact heeft dan bij volwassenen die de volledige risico’s kunnen overzien en derhalve ook de angst hebben om het welzijn van hun kinderen.

Het toegewezen bedrag voor het jongste kind, [benadeelde partij 4] , is ook weer anders dan voor de twee oudere kinderen, nu [benadeelde partij 4] ten tijde van het bewezenverklaarde pas anderhalf jaar oud was en daarom het bewezenverklaarde en de gevolgen hiervan in mindere mate bewust heeft meegemaakt dan de twee oudere kinderen.

Conclusie

Het hof zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 36.107,05.

Ten aanzien van de immateriële schade wordt de vordering toegewezen tot de volgende bedragen:

[benadeelde partij 1] € 7.500,00

[benadeelde partij 2] € 7.500,00

[benadeelde partij 5] € 5.000,00

[benadeelde partij 3] € 5.000,00

[benadeelde partij 4] € 1.000,00

Het hof zal daarbij bepalen dat verdachte als medepleger hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. In verband met de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten zal geen gijzeling worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op het beslag en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 43.607,05 (drieënveertigduizend zeshonderdzeven euro en vijf cent) bestaande uit € 36.107,05 (zesendertigduizend honderdzeven euro en vijf cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 43.607,05 (drieënveertigduizend zeshonderdzeven euro en vijf cent) bestaande uit € 36.107,05 (zesendertigduizend honderdzeven euro en vijf cent) materiële schade en

€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 februari 2024 en van de immateriële schade op 10 november 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 november 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 november 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 november 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 november 2022.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door

mr. J. Corthals, voorzitter,

mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,

en op 12 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 juni 2025.

Tegenwoordig:

mr. J. Corthals, voorzitter,

mr. T. den Haan, advocaat-generaal,

mr. I.M.G. van der Lee, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De raadsman, mr. J.S. Jordan, advocaat te ‘s-Gravenhage, is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede meteen uitspraak te zullen doen.

De voorzitter spreekt het arrest uit.

De voorzitter geeft de raadsman kennis, dat daartegen binnen veertien (14) dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

ECLI:NL:HR:2021:840.

Opmerking griffier: de raadsman en de advocaat-generaal hebben er desgevraagd per e-mail mee ingestemd dat het onderzoek ter terechtzitting enkelvoudig zal worden gesloten.

Artikel delen