Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHSHE:2022:2834

16 August 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.300.619/01

arrest van 16 augustus 2022

in de zaak van

FY Exploitatiemaatschappij B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings/kantoor plaats],

appellante,

advocaat: mr. A. Kijl te Amsterdam, onttrokken,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,

als vervolg op de door het hof gewezen tussenarrest van 7 december 2021 in het hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer C/02/357320 / HA ZA 19-236 op 15 mei 2019 en C/02/359824 / HA ZA 19-400 op 10 maart 2021 gewezen vonnissen.

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenarrest van 7 december 2021;

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 6 april 2022;

  • het op de rol aan appellante verleende uitstel voor indiening van de memorie van grieven;

  • de op de daaropvolgende roldatum onttrekking van de advocaat van appellante;

  • ter rolle van 28 juni 2022 heeft zich namens appellante geen nieuwe advocaat gesteld en is er geen memorie van grieven genomen;

  • ter rolle van 12 juli 2022 heeft geïntimeerde arrest gevraagd.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

De verdere beoordeling

Uit voornoemd proces-verbaal blijkt dat partijen niet tot een minnelijke schikking zijn gekomen. De raadsheer-commissaris heeft de zaak daarom verwezen naar de rol van

17 mei 2022 voor het nemen van een memorie van grieven. Appellante heeft de memorie van grieven op voormelde roldatum niet genomen. Vervolgens is de zaak aangehouden en op de rol is komen te staan van 14 juni 2022 voor het nemen van een memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.

6.2.Op die rol heeft de advocaat van appellante zich onttrokken. Op grond van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (LPR) is de zaak vervolgens verwezen naar de roldatum twee weken later voor het stellen van een nieuwe advocaat, ambtshalve peremptoir. Op die rol van 28 juni 2022 heeft zich geen nieuwe advocaat voor appellante gesteld. Ingevolge artikel 6.4 LPR betekent dat dat het recht van appellante om de proceshandeling waar de zaak voor stond, te mogen verrichten, is komen te vervallen.

6.3.Geïntimeerde heeft vervolgens niet aangegeven behoefte te hebben aan het instellen van een incidenteel appel. In het op de rol van 12 juli 2022 ingediende H10-formulier verzoekt geïntimeerde het hof arrest te wijzen. Het hof begrijpt dat geïntimeerde hiermee beoogt een einde te willen maken aan deze procedure. Het hof zal conform artikel 6.4 LPR arrest wijzen.

6.4.Appellante zal in het door haar tegen geïntimeerde ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, nu zij tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven heeft aangevoerd. Appellante zal voorts als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak

Het hof:

verklaart appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep;

veroordeelt appellante in de kosten van deze procedure, aan de zijde van geïntimeerde tot aan deze uitspraak begroot op € 1.756,00 aan griffierecht en € 1.114,00 aan salaris advocaat

(1 punt liquidatietarief II).

Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 augustus 2022.

griffier rolraadsheer

Artikel delen