Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHSHE:2025:1145

vaststellen redelijk loon bij voortijdig opzeggen overeenkomst van opdracht op basis van no cure no pay

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 16 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:GHSHE:2025:1145 text/xml public 2025-07-16T20:52:02 2025-04-22 Raad voor de Rechtspraak nl Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2025-04-22 200.335.171_01 Uitspraak Hoger beroep NL 's-Hertogenbosch Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2025:1145 text/html public 2025-07-16T20:38:56 2025-07-16 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:GHSHE:2025:1145 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 22-04-2025 / 200.335.171_01
vaststellen redelijk loon bij voortijdig opzeggen overeenkomst van opdracht op basis van no cure no pay
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht

zaaknummer 200.335.171/01

arrest van 22 april 2025

in de zaak van

Printscan B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch,

tegen

Stichting Woonzorgcentra Haaglanden,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als WZH,

advocaat: mr. R. Willemsen te 's-Gravenhage,

op het bij exploot van dagvaarding van 23 november 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 november 2023, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen Printscan als eiseres en WZH als gedaagde.
<nr>1</nr>Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/384659/HA ZA 22-440)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 5 oktober 2022.
<nr>2</nr>Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding in hoger beroep;

de memorie van grieven met producties;

de memorie van antwoord, tevens memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties;

de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
<nr>3</nr>De beoordeling 3.1.
In deze zaak zijn partijen - samengevat - overeengekomen dat Printscan WZH adviseert en begeleidt bij het vinden van een nieuwe leverancier met het doel besparingen op de print- en kopieerprocessen bij WZH te realiseren. WZH heeft deze overeenkomst van opdracht voortijdig opgezegd. Het hof stelt in redelijkheid het loon van Printscan vast op € 101.427,50 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van opzegging zoals subsidiair gevorderd door Printscan en zal dat hierna toelichten.

De feiten
3.2.
In onderdelen 3.1 tot en met 3.18 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met de grieven I tot en met III heeft Printscan een deel van deze vaststelling bestreden. Het hof heeft aan de hand van deze grieven de feitenvaststelling aangepast voor zover relevant in hoger beroep en zal de hierna de feiten opnieuw weergeven.
3.2.1.
WZH is een organisatie die actief is in de zorg in de regio Haaglanden met

14 woonzorgcentra, een afdeling thuiszorg en meerdere woonzorgprojecten.
3.2.2.
Printscan is een adviesbureau dat onder andere adviseert over de inkoop van en

begeleiding bij print- en kopieerprocessen en is sinds 2010 actief in inkoopprojecten.
3.2.3.
WZH heeft Printscan benaderd in verband met de verlenging van het bestaande

leverancierscontract van WZH.
3.2.4.
Op 24 januari 2020 hebben partijen een overeenkomst gesloten op basis waarvan,

kort gezegd, Printscan werkzaamheden zou verrichten met het doel dat WZH kosten zou

besparen op haar print- en kopieerprocessen. De overeengekomen werkzaamheden bestonden uit twee fases: fase 1, waarin Printscan zou adviseren over de verlenging van WZH’s toenmalige contract met een leverancier, en fase 2, waarin Printscan zou adviseren over een geheel nieuw contract met een (mogelijk nieuwe) leverancier voor de periode vanaf het moment dat de dan inmiddels verlengde overeenkomst zou aflopen:

“ (…) (Fase 1) verlengingsvoorstel van 24 maanden Canon beoordelen en optimaliseren

en komen tot een verbeterd voorstel van Canon voor WZH.

(Fase 2) WZH en PrintScan de Intentie hebben om fase 2 met elkaar uit te gaan

voeren in 2021 Begeleiding vervolgtraject (start medio 2021)

• (Deel)-inventarisatie op locatie(s).

• Opstellen huidige kostenoverzicht.

• Definitieve uitvraag opstellen.

• Begeleiding bij het goed afronden van de bestaande contracten.

• Uitvraag (RFP) in de markt zetten.

• Schrijven van aanvullende vragen en de beantwoording van de vragen van

leveranciers.

• Beoordeling van de ingezonden aanbieding(en) inclusief aanvullen verbeteringen.

• Overnemen en/of begeleiden van gesprekken met leveranciers.

• Begeleiding tot aan het te ondertekenen nieuwe contract.”
3.2.5.
Omdat WZH vooraf niet akkoord wilde gaan met een no cure no pay afspraak ten aanzien van fase 2, is in de overeenkomst opgenomen dat partijen de intentie hebben om fase 2 met elkaar uit te voeren maar dat nog een keuze moet worden gemaakt tussen no cure no pay of fixed fee. Wat betreft de vergoeding voor fase 2 is in de overeenkomst het volgende opgenomen:

De opdracht wordt op basis van no cure no pay uitgevoerd. Dit betekent dat de

vergoeding op basis van een percentage (zie vergoedingsschema) over de besparing

worden zal uitgevoerd.

(…)

Wanneer de leverancierskeuze bekend is (Fase 2, eind 2021), stuurt PrintScan voor

de totale ondersteuning WZH een factuur ter grootte van het percentage van de

besparing over (looptijd overeenkomst, zie vergoedingsschema).

Als uitgangspunt (nullijn) waarover de besparing wordt berekend, worden alleen de

huidige totale maandlasten genomen van de huurcontracten van de Canon apparatuur

inclusief software en de kosten van de afdrukvolumes kleur en zwart-wit.

Hiervoor zal nog een huidige kostenoverzicht opgesteld worden.

Dit huidige kostenoverzicht wordt toegevoegd aan deze overeenkomst en zal vooraf

extra ondertekend worden door WZH voor "gezien en akkoord'.

(…)

Rekenvoorbeeld; huidige maandlasten (bestaande looptijd) - nieuwe maandlasten =

besparing per maand x aantal maanden van de nieuwe overeenkomst = totale besparing.

(...)

Vergoedingsschema fase 2 (in 2021, optimalisatie/besparing nieuwe overeenkomst):

Besparing over contractduur

Vergoedings % over de besparing

>0% - < 100%

80% voor WZH, 20% voor Printscan**

** Voor fase 2 begint wordt door WZH gekozen voor de financiële constructie

(no cure no pay or fixed fee)”
3.2.6.
De overeenkomst is namens WZH getekend door Hans [persoon A] , manager I&A. Hij was geen bestuurder van WZH.
3.2.7.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden was binnen WZH een projectgroep het

aanspreekpunt voor Printscan. Van de projectgroep maakten onder andere deel uit de heren [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] . Binnen de projectgroep was aanvankelijk [persoon A] het aanspreekpunt voor Printscan. [persoon D] had namens Printscan contact met de projectgroep.
3.2.8.
Op 19 januari 2021 heeft [persoon A] via Whats App aan [persoon D] bericht dat zijn collega’s [persoon B] en [persoon C] contact zullen opnemen over ‘hoe verder’ en dat hij zelf dan op de achtergrond blijft.
3.2.9.
Printscan heeft de overeengekomen werkzaamheden voor fase 1 verricht. In februari

2021 zijn deze afgerond.
3.2.10.
Op of omstreeks 11 februari 2021 heeft een gesprek via Teams plaatsgevonden,

waaraan Printscan en namens WZH [persoon C] en [persoon B] hebben deelgenomen. Tijdens dit gesprek is gesproken over een vergoeding voor de werkzaamheden voor fase 2 op basis van ‘no cure no pay’. [persoon C] heeft vervolgens in een e-mail van 12 februari 2021 akkoord gegeven op basis van no cure no pay. Over de mogelijkheid in het contract om op basis van een ‘fixed fee’ te werken, is niet gesproken.
3.2.11.
Printscan heeft op 18 februari 2021 een factuur gestuurd voor de verrichte

werkzaamheden voor fase 1. Deze factuur is betaald.
3.2.12.
Op 17 mei 2021 heeft [persoon C] met [persoon B] in de Cc aan Printscan gemaild:

Hierbij ons akkoord op de nulmeting”.
3.2.13.
Printscan heeft in overleg met WZH een Request For Proposal opgesteld die naar diverse potentiële leveranciers is gezonden.
3.2.14.
Op 27 januari 2022 hebben Printscan en de projectgroep (zonder [persoon A] ) de

biedingen / voorstellen van de diverse potentiële leveranciers besproken. De projectgroep

kwam tot de conclusie dat één leverancier het beste bod had gedaan. Deze leverancier wordt

in het vervolg aangeduid als de partij met het beste bod. [persoon B] heeft gemeld dat hij om akkoord van het bestuur zou gaan vragen en dat dit slechts een formaliteit betrof, althans dat het bestuur het gegeven advies zelden terzijde legde.
3.2.15.
De projectgroep heeft [persoon A] vervolgens op de hoogte gesteld van haar

keuze. Hij is ervan op de hoogte geraakt dat Printscan van mening was dat partijen de ‘no cure no pay’ afspraak hadden gemaakt voor de werkzaamheden voor fase 2.
3.2.16.
In april 2022 hebben [persoon D] en de projectgroep contact met elkaar gehad

over de te verwachten factuur van Printscan voor de werkzaamheden, over operationele risico’s die de projectgroep voorzag bij de implementatie en over hoe het bestuur van WZH

het beste moest worden geïnformeerd over deze risico’s.
3.2.17.
[persoon A] heeft de keuze van de projectgroep niet voorgelegd aan het bestuur. Hij heeft op 21 april 2022 het volgende aan Printscan gemaild:

PrintScan heeft de afgelopen maanden gewerkt aan een onderzoek ten behoeve van het vervangen van de printers binnen WZH.

Het onderzoek is inmiddels afgerond, maar WZH ziet grote risico’s in de implementatie van de adviezen. Op dit moment staat WZH namelijk-twee en een halve maand voor

het verlopen van het contract met Canon, en ziet hiermee onvoldoende tijd voor het traject van onderhandelen, tekenen van een contract, leveren van apparatuur en plaatsen en testen van eventuele nieuwe printers.

WZH heeft een hoge projectendruk waarbij duidelijke keuzes zijn gemaakt en prioriteiten zijn gesteld. Interne (technische) medewerkers zijn hier reeds volledig voor ingepland. Ruimte voor oplossen van eventuele technische problemen na een uitrol van nieuwe printers is er onvoldoende, waarmee een volgend risico kan ontstaan.

Daarnaast ziet WZH, door wereldwijde chiptekorten, risico's in leveringen van apparatuur en/of reserveonderdelen.

Er resteert te weinig tijd om een zorgvuldige pilot uit te kunnen voeren. WZH heeft bij de laatste twee printer vervangingstrajecten grote technische problemen ervaren en kiest er mede daarom voor om risico’s op verstoringen en/of uitval, die vaak gepaard gaan bij dergelijk grote vervangingstrajecten, op dit moment niet te nemen.

Ten slotte wil WZH ook voldoende tijd nemen om nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig te toetsen zoals bijvoorbeeld het scannen van personeelsdossiers.

WZH kiest vanwege bovenstaande redenen ervoor om de printers op dit moment niet te vervangen en de huidige printers nog enige tijd in gebruik te houden. WZH gaat daartoe het gesprek aan met Canon.

WZH wil om deze redenen de no-cure-no-pay opdracht met PrintScan beëindigen en wil met PrintScan tot een wederzijdse acceptabele afronding van het contract komen.

WZH ziet een voorstel dienaangaande graag tegemoet.”
3.2.18.
In reactie daarop heeft Printscan dezelfde dag gemaild:

Op 4 april hebben we in alle openheid gezamenlijk een prettig gesprek gehad via Teams.

Gespreksonderwerp was dat het bestuur de factuur erg hoog vindt (of zou gaan vinden) die PrintScan nog moet sturen als eindresultaat van het goed doorlopen project van de afgelopen 2,5 jaar, conform afspraken die we gezamenlijk gemaakt hebben en welke zijn vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst. WZH geeft in deze meeting aan, in ieder geval zeer tevreden te zijn over de werkzaamheden/diensten die PrintScan heeft verricht en het resultaat dat PrintScan heeft bereikt voor WZH. Een gehele optimalisatieslag inclusief een forse besparing op deze contracten en dus op de maandelijkse lasten van WZH op dit vlak.

Zowel WZH als PrintScan waren het erover eens dat de factuur die nog verstuurd zal worden, wel rechtmatig en conform de afspraak en berekening in de

samenwerkingsovereenkomst is, maar dat we samen willen kijken of en wat we hiermee kunnen, omdat het bestuur aan de projectgroep aangeeft (of zou aangeven) deze niet te willen betalen vanwege de hoogte van het bedrag, waarbij het argument dat PrintScan duurder is (of zou zijn) dan andere adviseurs die WZH inhuurt, hiervoor als belangrijkste reden wordt aangedragen. Voordat het bestuur definitief betrokken zou worden, zou de projectgroep van WZH In de week vanaf 4 april samen intern kijken wat de beste weg zou zijn om het bestuur te kunnen overtuigen van de rechtmatigheid van de factuur. Binnen twee weken zou de projectgroep hierop terugkomen en zouden we dit onderwerp samen wederom bespreken. PrintScan heeft aangegeven dat ze zich niet konden vinden in een aanpassing van de factuur omdat alles naar tevredenheid is gegaan, maar net zo belangrijk dat ook alles conform wat afgesproken is wordt afgehandeld,

Ondanks bovenstaande heeft PrintScan aangegeven zelf ook mee te willen kijken om de projectgroep tegemoet te komen met ideeën, of bij uitzondering zelfs nog met een eventuele geste te komen. Er zijn hierin een aantal varianten ter tafel gekomen die na overleg met het bestuur verder inhoudelijk besproken zouden worden.

Tot onze grote verbazing zien we in de ontvangen mail van vandaag 21 april hier totaal niets van terug, deze geeft een totaal andere wending op het enige onderwerp dat we samen besproken hebben, zijnde de hoogte van de factuur conform samenwerkingsovereenkomst. (…)
3.2.19.
Omstreeks april 2022 heeft Printscan nog geprobeerd de zorgen bij WZH

(richting het bestuur) weg te nemen, om alsnog het project tot een succesvol einde te

brengen.
3.2.20.
In een brief van 10 mei 2022 van [persoon E] , directeur bedrijfsvoering bij WZH, aan Printscan, staat het volgende:

Heden heb ik kennis genomen van uw concept gespreksverslag d.d. 28 april jl. inzake een gesprek tussen u en een aantal van mijn medewerkers betreffende de uitvoering van een samenwerkingsovereenkomst inzake de aanschaf van nieuwe printers. Die samenwerking was mij overigens niet bekend. Voor de door u ten stelligste opgevoerde rechtmatigheid van te versturen facturen in geval van beëindiging van de samenwerking zie ik geen basis.

In verband met de grote operationele risico's blijft WZH bij het reeds eerder genomen besluit om de multifunctionals vooralsnog niet te vervangen. WZH zal naar verwachting eerdaags het huidige contract met Canon verlengen.

Dat betekent dat de aan u verstrekte no-cure-no-pay opdracht is komen te vervallen.(…)”
3.2.21.
Op 10 mei 2022 heeft Printscan WZH een factuur gestuurd voor door haar verrichte

werkzaamheden voor fase 2 van € 172.927,90 exclusief btw, zijnde € 209.242,76 inclusief btw. Dit bedrag is gebaseerd op de besparing die WZH volgens Printscan had kunnen realiseren als zij had gecontracteerd met de partij met het beste bod. WZH heeft de factuur niet voldaan.
3.2.22.
WZH heeft geen overeenkomst gesloten met de partij met het beste bod. Zij heeft in plaats daarvan de overeenkomst met haar toenmalige leverancier verlengd.
3.2.23.
Printscan heeft conservatoir beslag gelegd ten laste van WZH. Printscan heeft het

beslag laten opheffen, nadat WZH een bankgarantie had verstrekt.

De vordering, de grondslag en het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
In eerste aanleg vorderde Printscan - samengevat - WZH te veroordelen tot betaling van € 172.927,90 (exclusief btw), vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na factuurdatum en kosten (waaronder buitengerechtelijke incassokosten en kosten van het leggen van beslag). Printscan heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij de overeengekomen werkzaamheden voor fase 2 heeft verricht en dat partijen voor deze werkzaamheden een ‘no cure no pay’ afspraak hebben gemaakt. WZH werd deze vergoeding verschuldigd toen zij een keuze maakte voor een leverancier, namelijk de partij met het beste bod. Het gevorderde bedrag betreft het overeengekomen percentage van 20% over de besparing die gerealiseerd had kunnen worden als met de partij met het beste bod zou zijn gecontracteerd.
3.3.2.
De rechtbank heeft alle vorderingen van Printscan afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Daartoe oordeelde de rechtbank samengevat het volgende.

WZH heeft gekozen voor een ‘no cure no pay’ vergoeding. Printscan mocht er redelijkerwijs op vertrouwen dat [persoon C] bevoegd was om die keuze te maken en ging daar ook vanuit. In de overeenkomst staat dat WZH een vergoeding voor de in fase 2 verrichte werkzaamheden is verschuldigd “wanneer de leverancierskeuze bekend is”. Printscan heeft onvoldoende onderbouwd dat partijen met die voorwaarde hebben bedoeld dat de leverancierskeuze moet worden geacht te zijn gemaakt wanneer de projectgroep een definitieve keuze heeft gemaakt of dat WZH een bedrag verschuldigd is als zij een besparing had kunnen realiseren. Omdat niet is voldaan aan de voorwaarde die de overeenkomst stelt voor het verschuldigd worden van een bedrag, is de vordering van Printscan niet toewijsbaar.

De vorderingen en de grieven in hoger beroep
3.4.1.
Printscan heeft in hoger beroep negentien grieven aangevoerd. Printscan heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en gevorderd om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest WZH te veroordelen om:

1) de factuur van 10 mei 2022 van € 172.927,90 exclusief btw (€ 209.242,76 inclusief btw) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na factuurdatum,

2) subsidiair € 101.427,50 exclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke

handelsrente vanaf 21 april 2022,

(meer) subsidiair € 79.514,76 te betalen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van opzegging op 21 april 2022 althans de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 althans vanaf de datum der dagvaarding;

3) de buitengerechtelijke kosten te betalen van primair € 2.821,21 en subsidiair € 2.504,28;

4) de beslagkosten van € 1.119,09 te betalen;

5) WZH te veroordelen om al hetgeen Printscan ter uitvoering van het bestreden vonnis van 1 november 2023 aan WZH heeft voldaan aan Printscan terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling en;

6) met veroordeling van WZH in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en rente.
3.4.2.
De eerste drie grieven betreffen onder meer de vaststelling van bepaalde feiten door de rechtbank. Het hof heeft waar relevant de feiten aangepast (zie hiervoor onder 3.2). De grieven genummerd IV tot en met XVII richten zich in de kern tegen de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan de overeenkomst. Volgens Printscan heeft de rechtbank het beding “wanneer de leverancierskeuze bekend is” ten onrechte uitgelegd als een voorwaarde die niet in vervulling is gegaan (namelijk de voorwaarde dat het bestuur goedkeuring geeft aan de leverancierskeuze). Met grief XVIII vult Printscan de grondslag van de vordering aan met een beroep op artikel 7:411 BW (zowel lid 1 als lid 2) en met 6:212 BW. Printscan maakt aanspraak op het volle loon, dan wel subsidiair op een redelijk loon van € 101.427,50 exclusief btw voor de verrichte werkzaamheden op grond van artikel 7:411 BW omdat WZH de overeenkomst voortijdig heeft opgezegd. Tot slot beroept Printscan zich op ongerechtvaardigde verrijking voor het geval de overeenkomst geen grondslag biedt voor een vergoeding. De laatste grief betreft de proceskostenveroordeling.
3.4.3.
WZH heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met

veroordeling van Printscan in de proceskosten in beide instanties inclusief de beslagkosten.

Het incidenteel hoger beroep
3.4.4.
In de memorie van antwoord heeft WZH onder het kopje “incidenteel appel” betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat WZH heeft gekozen voor no cure no pay. Het hof overweegt daaromtrent dat WZH daarvoor geen incidenteel hoger beroep hoefde in te stellen omdat het hof dat verweer toch al - in principaal beroep - moest behandelen vanwege de devolutieve werking. Het hof zal het verweer devolutief behandelen en geen kostenveroordeling uitspreken in incidenteel hoger beroep.
3.4.5.
Het hof zal de grieven van Printscan en de verweren van WZH gezamenlijk behandelen.

Welke betalingsverplichting is overeengekomen?
3.5.1.
Printscan beroept zich op nakoming van de betalingsverplichting uit de overeenkomst voor fase 2. In de overeenkomst staat dat WZH daarvoor ofwel een vaste vergoeding (fixed fee), ofwel 20% van de besparingen (no cure no pay) is verschuldigd, zie hiervoor in onderdeel 3.2.5 en volgens Printscan heeft WZH voor no cure no pay gekozen.
3.5.2.
Het meest verstrekkende verweer van WZH is dat haar bestuur de overeenkomst niet heeft getekend en [persoon A] niet bevoegd was een betalingsverplichting aan te gaan voor fase 2. [persoon C] , die het project heeft overgenomen van [persoon A] en de keuze heeft gemaakt voor no cure no pay, was daartoe evenmin bevoegd. [persoon C] ging uit van een percentage van 10 procent en wist niet dat er ook de mogelijkheid was van fixed fee, aldus WZH.

Het hof gaat aan deze verweren voorbij en is van oordeel dat Printscan op grond van verklaringen en gedragingen van WZH mocht aannemen dat [persoon A] en [persoon C] bevoegd waren voornoemde rechtshandelingen te verrichten.

[persoon A] staat in de overeenkomst genoemd als vertegenwoordiger van WZH en heeft de overeenkomst ondertekend. Aan de overeengekomen betalingsverplichting voor fase 1 heeft WZH uitvoering gegeven, waarna partijen zijn gestart met de uitvoering van fase 2. [persoon A] heeft daarbij op geen enkel moment het voorbehoud gemaakt dat hij onbevoegd zou zijn de in de overeenkomst benoemde betalingsverplichtingen (slechts gedeeltelijk) aan te gaan. Hij heeft enkel het voorbehoud in de overeenkomst laten opnemen op een later moment voor fase 2 nog te kunnen kiezen tussen een fixed fee of no cure no pay. Op de zitting in eerste aanleg heeft hij over de reden daarvan verklaard dat hij geen ervaring had met een vergoeding bestaande uit percentages en wilde controleren of er niet te veel naar Printscan zou gaan. Dat is iets heel anders dan dat hij niet bevoegd zou zijn om de overeenkomst met daarin opgenomen een betalingsverplichting aan te gaan.

Vervolgens heeft [persoon A] bij Printscan aangegeven dat het project met twee collega’s wordt voortgezet en dat hij naar de achtergrond verdwijnt. Daaruit heeft Printscan mogen opmaken het vervolg, waaronder de keuze voor fixed fee van wel no cure no pay met hen te kunnen afstemmen en dat zij zo nodig (indien zij daartoe niet zelf bevoegd waren) die keuze op de achtergrond met [persoon A] zouden afstemmen. Indien en voor zover [persoon C] niet exact wist waarop hij goedkeuring gaf omdat hij het contract niet kende, zoals WZH stelt, dan komt dat voor rekening van WZH. Printscan mocht ervan uitgaan dat [persoon A] zijn opvolgers daarover had geïnformeerd voordat hij naar de achtergrond verdween.
3.5.3.
Vervolgens is in geschil hoe hoog de overeengekomen no cure no pay vergoeding is, uitgaande van het bod van de partij met het beste bod.

WZH stelt dat voor die berekening moet worden uitgegaan van een overeenkomst voor vijf jaar en een besparing per maand, berekend op basis van de maandlasten van de laatste twee jaar voorafgaand aan de nog te sluiten overeenkomst en komt dan uit op een vergoeding van afgerond 80 duizend euro. Volgens WZH had Printscan bij de berekening niet mogen uitgaan van de maandlasten voorafgaand aan de met fase 1 behaalde besparing. Daarvoor had Printscan immers al een vergoeding ontvangen voor fase 1 en om die reden ontving Printscan voor fase 2 een hoger percentage (20% in plaats van de 10% voor fase 1).

Het hof volgt deze door WZH voorgestane uitleg van de bepaling over de no cure no pay vergoeding voor fase 2 niet, uitgaande van de Haviltex maatstaf. Allereerst staat in de overeenkomst die op 24 januari 2024 is getekend: “Als uitgangspunt (nullijn) waarover de besparing wordt berekend, worden alleen de huidige totale maandlasten genomen (…)”. Bij het tekenen van de overeenkomst op 24 januari 2020 was nog niet gestart met fase 1 en die besparing op de maandlasten was dus nog niet in beeld, laat staan gerealiseerd. De lezing van WZH strookt dus niet met de tekst van de overeenkomst. Dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst over deze bepaling hebben gesproken is niet aangevoerd.

Op 17 mei 2021 is [persoon C] akkoord gegaan met de zogenaamde ‘nulmeting’ (zie hiervoor onder 3.2.12. en het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg waarbij WZH dit heeft erkend). In die nulmeting staat onder meer:

Huidige kosten maand 1 t/m 60 € 16.565,83

Huidige kosten maand 61 t/m 84 € 11.878,87

Het hof volgt Printscan niet in het betoog dat WZH hieruit heeft moeten afleiden dat de besparing over zeven jaar zou worden berekend. Weliswaar worden in de nulmeting 84 maanden, zijnde 7 jaren genoemd, maar het doel daarvan was om het verschil in maandelijkse kosten na vijf jaar inzichtelijk te maken. Voor hoeveel maanden het contract zou worden gesloten was op dat moment niet bekend want afhankelijk van de nog te sluiten overeenkomst met de partij met het beste bod. Op Printscan rust de stelplicht en bewijslast van de stelling dat een overeenkomst voor zeven jaren zou zijn gesloten, althans dat de overeenkomst na vijf jaren met twee jaren zou zijn verlengd. Printscan heeft daarover onvoldoende aangevoerd. Dat WZH het contract met de zittende leverancier eerder met twee jaar heeft verlengd zegt niets over de nog te sluiten overeenkomst met een nieuwe leverancier.

Op grond van het voorgaande stelt het hof de vergoeding van Printscan voor het geval de overeenkomst zou zijn gesloten met de partij met het best bod vast op € 139.590,48 exclusief btw, zijnde 20 procent over de besparing die in 60 weken zou zijn behaald, zie productie 24 bij de inleidende dagvaarding, waarvan WZH de juistheid onvoldoende heeft betwist.

Gevolg voortijdig beëindigen overeenkomst
3.6.1.
Vaststaat dat WZH de overeenkomst met de e-mail van 21 april 2022 heeft opgezegd. Ook Printscan gaat daarvan uit (92 mvg). Printscan heeft weliswaar gesteld dat zij toen alle werkzaamheden al had uitgevoerd, maar vaststaat dat WZH geen overeenkomst heeft gesloten met de partij met het beste bod en op de zitting heeft Printscan desgevraagd toegelicht dat nog geen contact was opgenomen met de partij met het beste bod. In de overeenkomst staat dat “overnemen en/of begeleiden van gesprekken met leveranciers” en “begeleiding tot aan het te ondertekenen nieuwe contract” ook tot de overeengekomen werkzaamheden behoren (zie hiervoor onder 3.2.4.). Dat betekent dat WZH de overeenkomst - voortijdig - heeft opgezegd voordat Printscan alle werkzaamheden had uitgevoerd.
3.6.2.
De vraag die vervolgens voorligt is welke vergoeding WZH aan Printscan is verschuldigd. In het contract is niets geregeld voor het geval een van partijen de overeenkomst voortijdig beëindigt. Artikel 7:411 BW bepaalt voor die situatie het volgende:

1. Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.

2. In het in lid 1 bedoelde geval heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht.”
3.6.3.
Voor zover Printscan met haar grieven stelt dat de verschuldigdheid van het loon niet afhankelijk is van de volbrenging van de (gehele) opdracht (zie lid 1), gaat het hof daaraan voorbij. Het hof is op grond van de Haviltexmaatstaf van oordeel, dat uit de tekst en context van de overeenkomst blijkt dat de beloning verschuldigd is nadat een overeenkomst met de nieuwe leverancier is gesloten. “No cure no pay” voor fase 2 is in de overeenkomst op meerdere plaatsen verwoord als percentage over “de besparing” en dus niet over een mogelijke besparing zoals Printscan betoogt. Deze uitleg past voorts bij de looptijd van de overeenkomst in artikel 6. De overeenkomst loopt tot en met de periode waarin de contracten met de gekozen leverancier zijn getekend. Ook de zinsnede in het contract dat Printscan een factuur stuurt “wanneer de leverancierskeuze bekend is (Fase 2; eind 2021)”, dient in dit licht te worden gelezen. Het hof verwerpt de lezing van Printscan dat de leverancierskeuze bekend is op het moment dat de stuurgroep een selectie heeft gemaakt. Van een betalingsverplichting (the pay) is pas sprake wanneer er sprake is van de besparing (the cure) en dat is pas op enig moment nadat de afspraken met de nieuwe leverancier zijn overeengekomen en de besparing dus in juridische zin wordt gerealiseerd. Binnen de context van de overeenkomst, waarin een vast bedrag ook tot de mogelijkheden behoorde, is ook niet logisch dat WZH wel het gehele bedrag verschuldigd is, terwijl Printscan niet al haar werkzaamheden uit de overeenkomst heeft verricht (doch alleen die tot en met de selectie door de stuurgroep). Het hof legt de overeenkomst dus zo uit dat de overeengekomen vergoeding (een vast bedrag of 20% over de besparing) is verschuldigd als Printscan haar gehele opdracht heeft volbracht. Daarvan was op het moment dat WZH de overeenkomst beëindigde geen sprake.

Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van Printscan betreffende de uitleg van de bepaling wanneer de vergoeding is verschuldigd, omdat vaststaat dat partijen daarover bij de totstandkoming van de overeenkomst niet hebben gesproken (onderdeel 5.24 van het rechtbankvonnis) en het bewijsaanbod van Printscan in dat licht onvoldoende concreet is. Voorts gaat het hof voorbij aan het aanbod van Printscan om te bewijzen dat WZH het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de goedkeuring van het bestuur zag op de hoogte van de factuur en niet op de leverancierskeuze. Uitgaande van de lezing van Printscan dat geen voorafgaande instemming van het bestuur op de leverancierskeuze nodig was, wordt de beslissing niet anders. De uitleg die het hof geeft aan de overeenkomst is immers dat de cure is verschuldigd op het moment dat met de nieuwe leverancier een overeenkomst is gesloten en daarvan is geen sprake.

Naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon (lid 1) of het volle loon (lid 2)?
3.7.1.
Bij ‘no cure, no pay’-contracten is het loon gerelateerd aan het resultaat en niet direct aan de verrichte werkzaamheden. De opdrachtnemer loopt dan het risico dat hij geen vergoeding voor zijn werkzaamheden ontvangt als het resultaat uitblijft. Dat risico heeft hij bewust aanvaard. Echter daaruit volgt niet zonder meer dat hij ook het risico heeft aanvaard dat hij bij voortijdige beëindiging van de opdracht geen loon ontvangt. Ook in een dergelijk geval heeft de opdrachtnemer recht op een redelijk loon op grond van artikel 7:411 BW (vgl. HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4481).
3.7.2.
Hetgeen Printscan heeft aangevoerd is onvoldoende om aan te nemen dat in dit geval betaling van het volle loon redelijk is (artikel 7:411 lid 2 BW) vanwege het volgende.

WZH heeft na de voortijdige opzegging van de overeenkomst met Printscan het

bestaande contract met de bestaande leverancier met twee jaar verlengd onder vergelijkbare condities. Daarmee is het belangrijkste voordeel uit de overeenkomst voor WZH (besparingen realiseren door te contracteren met de partij met het beste bod) niet behaald. In die zin kan niet worden vastgesteld dat WZH heeft geprofiteerd van inspanningen van Printscan in fase 2. Het hof acht niet aannemelijk dat WZH een substantieel voordeel heeft in de zin van extra kennis binnen WZH, omdat die kennis na afloop van het verlengde contract met de bestaande leverancier niet meer relevant zal zijn.

De reden voor opzegging komt volledig voor risico van WZH en is ook volledig aan haar te wijten. WZH kwam plotseling, nadat de partij met het beste bod bekend was, met redenen (risico’s bij het wisselen van leverancier) waarom de overstap op dat moment niet mogelijk was. Uitgaande van die redenen had WZH de overeenkomst met Printscan om een nieuwe leverancier te zoeken überhaupt niet moeten sluiten. Daar komt bij dat WZH niet heeft gekeken naar voor de hand liggende door Printscan aangevoerde oplossingen voor bepaalde gestelde risico’s. Dat de voortijdige opzegging en daarmee het niet verwezenlijken van de besparing volledig aan WZH is te wijten, zal het hof meewegen bij het in redelijkheid vast te stellen loon (zie hierna onder 3.7.4), maar is, ook in combinatie met het voorgaande, onvoldoende om het volle loon aan Printscan toe te kennen. Allereerst heeft WZH geen besparingen gerealiseerd, terwijl het volle loon daarop wel is gebaseerd. In dit verband is van belang dat artikel 7:408 lid 1 BW nu eenmaal bepaalt dat het de opdrachtgever te allen tijde vrij staat de overeenkomst op te zeggen. Printscan heeft ook niet gesteld dat WZH de overeenkomst niet mocht opzeggen en heeft in de overeenkomst niets laten opnemen voor die situatie. Dat Printscan dat in andere contracten ook niet doet, opzegging op deze manier niet gebruikelijk is, en Printscan hierdoor financieel een risico loopt, is inherent aan het ‘no cure no pay’-principe en geen omstandigheid op basis waarvan betaling van het volle loon redelijk is. Daarbij is Printscan een professionele partij die geacht mag worden bekend te zijn met het feit dat aan een opdracht als de onderhavige risico's zijn verbonden. Gezien alle omstandigheden van dit geval, ook in onderling verband bezien, acht het hof betaling van het volle loon niet redelijk. Dat betekent dat Printscan recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon.

Naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon
3.7.3.
De vraag is vervolgens op welk naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon Printscan recht heeft. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden (a), het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft (b), en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd (c).
3.7.4.
Het hof is van oordeel dat het door Printscan gevorderde subsidiaire bedrag van € 101.427,50 exclusief btw een redelijk loon is en overweegt daartoe het volgende.

-Ad (a): Op het moment dat WZH de overeenkomst opzegde, waren de biedingen beoordeeld, was het beste bod gekozen, maar moest het gesprek met de leverancier nog worden gevoerd of begeleid en moest de begeleiding tot aan het te ondertekenen van het nieuwe contract nog plaatsvinden (zie bij de feiten onder 3.2.4).

-Ad (b): Zoals hiervoor onder 3.7.2. overwogen heeft WZH geen besparingen gerealiseerd omdat er geen contract met een nieuwe aanbieder tot stand was gekomen ten tijde van de voortijdige opzegging.

-Ad (c): De reden voor opzegging is volledig aan WZH te wijten. De bezwaren die WZH zag bij het wisselen van leverancier lijken nogal gezocht want uitgaande van die bezwaren had WZH de overeenkomst überhaupt niet moeten sluiten. Voor mogelijke oplossingen waarmee Printscan kwam, waaronder het op een wat later moment wisselen van leverancier stond WZH niet open. Dat het resultaat van de overeenkomst en daarmee het volle loon voor Printscan niet is behaald is volledig aan WZH te wijten.

Het hof acht in het licht van het voorgaande een bedrag van € 101.427,50 exclusief btw redelijk en niet buitensporig. Het is ruim 70 procent van de in de overeenkomst genoemde “cure” van € 139.590,48 exclusief btw, terwijl de werkzaamheden voor meer dan 70 procent waren verricht en het niet behalen van de ‘cure’ volledig is te wijten aan WZH.

Gelet op hetgeen het hof heeft overwogen over de omstandigheid dat WZH geen besparing heeft gehad, is het hof van oordeel dat het beroep op ongerechtvaardigde verrijking voor Printscan niet tot een beter resultaat leidt (ook niet als het hof ervan uitgaat dat WZH kosten heeft bespaard door het onderzoek niet zelf maar door Printscan te laten uitvoeren). Deze grondslag kan verder onbesproken blijven.

Slotsom
3.8.1.
De slotsom is dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de gevorderde betaling van € 101.427,50 exclusief btw zal toewijzen. Daarmee is WZH de meest in ongelijk gestelde partij, zodat zij zal worden veroordeeld in de proceskosten.

De gevorderde wettelijke handelsrente zal het hof toewijzen, maar niet per datum opzegging zoals gevorderd, omdat niet valt in te zien waarom al per die datum de wettelijke handelsrente verschuldigd is. Er is sprake van een handelsovereenkomst die per 21 april 2022 is beëindigd. Op die datum is het redelijk loon op grond van artikel 7:411 BW opeisbaar geworden. Vanaf die dag moet WZH geacht worden de prestatie te hebben ontvangen zoals bedoeld in artikel 6:119a lid 2 BW. Dit betekent dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is vanaf dertig dagen na die datum, zijnde 21 mei 2022.
3.8.2.
Gezien deze uitkomt heeft Printscan ook recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten over het toegewezen bedrag van € 1.789,28. WZH heeft aangevoerd, maar niet voldoende onderbouwd dat of waarom Printscan er bovenmatig aan heeft bijgedragen dat er onduidelijkheid was tussen partijen omtrent de grondslag en de berekeningswijze van de vergoeding. De diverse brieven van de advocaat van Printscan zitten in het dossier en WZH heeft niet (voldoende) betwist dat deze kosten zijn gemaakt en dat sprake is van verzuim.
3.8.3.
Ook de gevorderde beslagkosten komen gezien de uitkomst van deze procedure voor vergoeding in aanmerking. Printscan had een vordering op WZH en was gerechtigd om in verband daarmee conservatoir beslag te leggen. Printscan heeft WZH vooraf een redelijke termijn gesteld en rechtsmaatregelen aangekondigd, welke termijn WZH ongebruikt heeft laten verstrijken. Dat WZH desgevraagd een bankgarantie zou hebben afgegeven doet daaraan niet af. De hoogte van de gevorderde beslagkosten heeft WZH niet betwist.
3.8.4.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Printscan zullen worden vastgesteld op:

Explootkosten € 108,26

Griffierecht € 5.737,-

Salaris advocaat/gemachtigde € 3.760,- (2 punten x € 1.880,- tarief V)

Totaal € 9.605,26

De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Printscan zullen vastgesteld worden op:

Explootkosten € 109,33

Griffierechten € 5.689,-

Salaris advocaat € 7.144,- (2 punten x € 3.572,- tarief V)

Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de uitspraak)

Totaal € 13.120,33

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de uitspraak.
<nr>4</nr>De uitspraak
Het hof:

vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:

veroordeelt WZH om aan Printscan € 101.427,50 exclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 mei 2022;

veroordeelt WZH om aan Printscan de buitengerechtelijke kosten van € 1.789,28 te betalen;

veroordeelt WZH om aan Printscan de beslagkosten van € 1.119,09 te betalen;

veroordeelt WZH om al hetgeen Printscan ter uitvoering van het bestreden vonnis aan WZH heeft voldaan aan Printscan terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;

veroordeelt WZH in de proceskosten van de eerste aanleg van € 9.605,26 en in die van het hoger beroep van € 13.120,33, te betalen binnen veertien dagen na heden; als WZH niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet WZH € 92,- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;

veroordeelt WZH in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan;

verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.L. Bervoets, M. van Ham en B. Kloppert en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 april 2025.

griffier rolraadsheer

Artikel delen