Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:GHSHE:2025:950

bekrachtigen van de bestreden beschikking. Het recht op omgang wordt de moeder ontzegd met uitzondering van het post- en e-mailcontact tussen de moeder en de minderjarige.

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:GHSHE:2025:950 text/xml public 2025-06-24T16:34:35 2025-04-03 Raad voor de Rechtspraak nl Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2025-04-03 200.346.976_01 Uitspraak Hoger beroep NL 's-Hertogenbosch Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2025:950 text/html public 2025-06-24T16:34:15 2025-06-24 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:GHSHE:2025:950 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 03-04-2025 / 200.346.976_01
bekrachtigen van de bestreden beschikking. Het recht op omgang wordt de moeder ontzegd met uitzondering van het post- en e-mailcontact tussen de moeder en de minderjarige.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 3 april 2025

Zaaknummer: 200.346.976/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/352454 / FA RK 18-6426

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E.M. Diesfeldt,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. M. Krijger.

Deze zaak gaat over [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .

Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming West Zeeland,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de raad.
<nr>1</nr>Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 12 juli 2024 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
<nr>2</nr>Het geding in hoger beroep 2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 oktober 2024, heeft de moeder verzocht, om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog rechtdoende te bepalen dat de moeder met [minderjarige] een keer per week kan beeldbellen en te bepalen dat er een zorgregeling wordt vastgesteld van in

eerste instantie een dag per week op te bouwen naar een weekend per veertien dagen of een zodanige regeling als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 december 2024, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel het hoger beroep van de moeder als ongegrond af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De GI heeft het hof bericht dat zij niet meer betrokken is bij deze zaak en niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het V6-formulier met bijlagen namens de moeder, ingekomen ter griffie op 1 november 2024;

- het V6-formulier met bijlage namens de moeder, ingekomen ter griffie op 28 februari 2025.
<nr>3</nr>De beoordeling 3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 17 juni 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd, voor het laatst van 17 juli 2023 tot 17 juni 2024.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder met ingang van heden het recht tot het hebben van omgang met [minderjarige] ontzegd, met uitzondering van het post- en e-mailcontact tussen de moeder en [minderjarige] via het post- en e-mailadres van de vader.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is er geen sprake van zwaarwegende omstandigheden waarbij de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] of de omgang anderszins in strijd is met het zwaarwegend belang van [minderjarige] . De GI heeft slechts gekeken naar de bereidwilligheid van de moeder om mee te werken aan een onderzoek door de GI waarbij zij diende mee te werken aan een huisbezoek bij haar moeder bij wie zij tijdelijk woont. Dit huisbezoek is niet doorgegaan, omdat haar moeder niemand tot de woning wilde toelaten. De moeder kan een filmpje van de thuissituatie ter beschikking stellen en de GI beschikt over foto’s.

De rechtbank heeft ten onrechte niet onderzocht of (beeld)bellen in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] vindt het fijn om zijn moeder te spreken en het contact is minder oppervlakkig dan wanneer de communicatie verloopt via de post of e-mail. De afgelopen maanden heeft de moeder vanwege persoonlijke omstandigheden minder e-mailberichten aan [minderjarige] gestuurd. Vaak een keer per week in plaats van dagelijks. De contacten tussen de moeder en [minderjarige] verwateren en het is steeds moeilijker om een bestendig contact op te bouwen. Beeldbellen zorgt er voor dat fysiek contact tussen [minderjarige] en de moeder minder belastend is wanneer er weer omgang wordt opgestart. De moeder begrijpt dat het contact via beeldbellen rustig dient te worden opgebouwd omdat er al geruime tijd geen fysiek contact is tussen [minderjarige] en de moeder.

Verder heeft de moeder geprobeerd hulp in te schakelen voor haarzelf via de gemeente [gemeente] en [instantie] , maar beide instanties hebben haar terugverwezen naar de GI. De instanties in [gemeente] kunnen niets voor de moeder betekenen omdat [minderjarige] zijn woonplaats elders heeft. De moeder heeft hulp ingeschakeld van de huisarts en EMDR gehad. De moeder zet kleine stapjes. De moeder woont weer bij haar moeder thuis vanwege ziekte. Ze reageert op woningen, maar zij komt niet in aanmerking voor een eengezinswoning waar [minderjarige] kan verblijven. De moeder betwist dat zij uitlatingen doet richting [minderjarige] die gevolgen hebben voor het psychisch welzijn van [minderjarige] . Dit blijkt nergens uit.
3.6.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.

De moeder laat met haar handelwijze zien dat zij haar eigen behoeften voor die van [minderjarige] stelt, zich niet kan verplaatsen in zijn belevingswereld en niet luistert naar de zorgen die derden, de GI, de raad en de rechter over haar gedrag uiten. Er is geen zicht op de opvoedsituatie en opvoedvaardigheden van de moeder. Zij heeft niet onderbouwd dat zij geen woning kan vinden, dat er geen zicht is op haar woonsituatie bij haar moeder en dat zij hulpverlening heeft ingeschakeld. De indirecte wijze van contact tussen de moeder en [minderjarige] , via de vader, is de hoogst haalbare vorm van contact omdat de moeder geen hulpverlening accepteert, niet wilde samenwerken met de GI en niet wil samenwerken met de vader. Ondanks de inspanningen van de GI is er geen verandering gekomen in deze situatie en heeft de moeder geen hulpverlening aanvaard. De vader heeft er geen vertrouwen in dat het de moeder wel zal lukken om in het vrijwillig kader hulpverlening te accepteren en aan haar doelen te werken. De ontwikkeling van [minderjarige] is met sprongen vooruitgegaan sinds het rechtstreekse contact met de moeder is gestopt. Nu er aan de zijde van de moeder niets is veranderd moet ervoor worden gevreesd dat een terugkeer naar een vorm van rechtstreeks contact ten koste zal gaan van de ontwikkeling van [minderjarige] . Ook is voldoende duidelijk gebleken naar aanleiding van diverse voorbeelden van correspondentie alsook de gegeven schriftelijke aanwijzingen van de GI dat de moeder bij voortduring heeft laten zien dat zij zich schriftelijk zodanig jegens [minderjarige] uitlaat, dat dit zonder filtering van de vader ernstige gevolgen heeft voor het psychisch welzijn van [minderjarige] . Een recent voorbeeld is dat de vrouw na de zitting bij de rechtbank [minderjarige] onverwacht bij school heeft opgezocht. De rechtbank heeft terecht het recht op omgang ontzegd. Het ontzeggen van het recht op rechtstreeks contact is niet in strijd met artikel 8 EVRM. Er is contact mogelijk tussen de moeder en [minderjarige] , zij het indirect.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende geadviseerd.

Ondanks de inzet van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling heeft dit tot weinig verbetering of herstel van het contact geleid. Er is sprake van forse problematiek aan de zijde van de moeder, maar de moeder wijst iedere hulpverlening af. Hoewel de raad begrip heeft voor de wensen van de moeder voor het contactherstel met [minderjarige] laat ze onvoldoende zien welke inspanningen zij heeft verricht en welke hulpverlening zij heeft gehad om aan haar problematiek te werken. Er is geen verandering zichtbaar in de situatie van de moeder. [minderjarige] is, sinds het contact tussen hem en de moeder is beperkt tot e-mail en post, tot rust gekomen en het gaat goed met hem. Het is in het belang van [minderjarige] dat de moeder de omgang wordt ontzegd.
3.8.
Het hof oordeelt als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:377a BW stelt het hof op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind

b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.8.3.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat de omgang met [minderjarige] aan de moeder ontzegd moet worden, omdat omgang met de moeder ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke ontwikkeling van [minderjarige] en in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Voldaan is aan de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a lid 3 sub a en d BW. Het hof licht dit hieronder toe.
3.8.4.
In 2021 is een ondertoezichtstelling uitgesproken met als doel te onderzoeken of en zo ja, op welke wijze, het mogelijk is dat er, onder regie van de GI met inachtneming van de draagkracht van [minderjarige] , wordt toegewerkt naar (begeleid) contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] . Sinds november 2023 verloopt het contact tussen de moeder en [minderjarige] per post en per e-mail via de vader. Deze vorm van contact heeft ervoor gezorgd dat er meer rust is gekomen bij [minderjarige] en dat hij goed in zijn vel zit. De GI acht deze vorm van contact in het belang van [minderjarige] en het hoogst haalbare. De inzet van de kinderbeschermingsmaatregel heeft niet geleid tot een verder contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. De ondertoezichtstelling is om die reden dan ook beëindigd. De rechtbank heeft geconstateerd dat er zonder hulpverlening en zicht op de opvoedingssituatie en opvoedingsvaardigheden van de moeder geen mogelijkheden zijn tot onbegeleid contact tussen [minderjarige] en de moeder. Deze situatie is ongewijzigd. De moeder heeft geen stukken in het geding gebracht op basis waarvan de opvoedingssituatie van de moeder of haar opvoedvaardigheden inzichtelijk worden. Foto’s en filmpjes zijn daarvoor niet toereikend. De moeder heeft ook nu niet concreet laten zien welk initiatief zij neemt om zelf de benodigde hulp in te schakelen. De moeder zegt hulpverlening te hebben gezocht, EMDR te hebben gehad en bij een psycholoog te zijn geweest, maar zij overlegt hiervan geen stukken. Ook de woonsituatie van de moeder is onveranderd gebleven. Om haar moverende redenen heeft de moeder sinds begin dit jaar het frequente contact per e-mail en post ook teruggebracht zonder de vader (en [minderjarige] ) te informeren (over de reden daarvan). De moeder laat hiermee zien dat zij niet structureel en consequent haar afspraken nakomt en geen/onvoldoende oog heeft voor het mogelijke effect hiervan op [minderjarige] . Daar komt bij dat de moeder niet wil samenwerken met de vader die op dit moment de opvoeder en verzorger is van [minderjarige] . Het lukt de moeder niet om haar eigen belangen en behoeften opzij te zetten en de belangen van [minderjarige] voorop te stellen. Het vorenstaande maakt dat het hof van oordeel is dat de omgang met [minderjarige] aan de moeder moet worden ontzegd en dat het niet in het belang van [minderjarige] is om het contact vorm te geven via beeldbellen.
3.9.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de moeder afwijzen.
<nr>4</nr>De beslissing
Het hof:

bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 12 juli 2024.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M.J. Peters, C.N.M. Antens en J. van Kesteren en is op 3 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Artikel delen