29 september 2017
Eerste Kamer
17/02742
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
t e g e n
VERENIGING VAN EIGENAARS [A],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 5376374\CV EXPL 16-7463 van de kantonrechter te Assen van 28 februari 2017;
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [verzoekster] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [verzoekster] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat zij in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 29 september 2017.