ECLI:NL:OGAACMB:2025:53
Waarnemingstoelage afgewezen – geen cheffunctie – bezwaar ongegrond.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 15 May 2025
ECLI:NL:OGAACMB:2025:53
text/xml
public
2025-05-15T14:47:43
2025-05-15
Raad voor de Rechtspraak
nl
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
2025-03-31
AUA202403170
Uitspraak
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGAACMB:2025:53
text/html
public
2025-05-15T14:43:58
2025-05-15
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:OGAACMB:2025:53 Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba , 31-03-2025 / AUA202403170
Waarnemingstoelage afgewezen – geen cheffunctie – bezwaar ongegrond.
Uitspraak van 31 maart 2025
Gaza nummer AUA202403170
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[Klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, WETENSCHAP, INNOVATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).
INLEIDING
1.1
Bij beschikking van 31 juli 2024 (de bestreden beschikking) heeft verweerder klager te kennen gegeven dat het verzoek voor een waarnemingstoelage niet voor inwilliging vatbaar is.
1.2
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klager gericht tegen die beschikking.
1.3
Klager heeft op 6 september 2024 zijn bezwaar bij het gerecht ingediend.
1.4
Verweerder heeft op 23 december 2024 producties ingediend.
1.5
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 3 februari 2025. Klager is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
1.6
Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag.
BEOORDELING
2.1
Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klager ongegrond dient te worden verklaard.
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten?
3.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij de Kustwacht voor het Koninkrijk de Nederlanden in het Caribisch Gebied (Kustwacht) laatstelijk in de functie van hoofdtechnicus.
3.2
Bij brief van 9 februari 2024, met als onderwerp “Aanvraag waarnemingstoelage voor de heer [klager], B.A.P.M.”, heeft de directeur Kustwacht/Commandeur verweerder verzocht om zorg te dragen voor de waarnemingstoelage van klager, omdat hij vanaf 14 november 2022 tot en met 22 december 2022 de functie van 1ste medewerker technische dienst heeft waargenomen, en conform de vigerende regelingen in aanmerking komt voor een waarnemingstoelage ad Afl. 185,- op basis van artikel 26 lid 2b Lma.
3.3
Het Departamento Recurso Humano (DRH) heeft bij advies van 21 juni 2024 verweerder geadviseerd om voornoemd voorstel om klager een waarnemingstoelage toe te kennen, af te wijzen.
3.4
In de bestreden beschikking heeft verweerder het volgende beslist:
“(…)
Artikel 26 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) lid 2 bepaalt dat een ambtenaar die belast is met de tijdelijke waarneming van een ambt, in aanmerking kan komen voor een waarnemingstoelage indien de waarneming:
30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
2. In een tijdvak van zes maanden in totaal 30 dagen of langer heeft geduurd;
3. In en tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
Daarbij is als belangrijke extra eis meegenomen (circulaire 21-12-91 en circulaire 15-10-91) dat de waarnemingstoelage alleen geldt voor de waarneming van cheffuncties boven schaal 7.
U heeft gedurende de periode 14 november 2022 tot en met 22 december 2022 de functie van 1ste medewerker technische dienst waargenomen, welke geen cheffunctie is, waardoor u niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoet om in aanmerking te kunnen komen voor een waarnemingstoelage.
Derhalve is uw verzoek voor een waarnemingstoelage niet voor inwilliging vatbaar.
(…).”
Wat is het standpunt van klager?
4. Klager stelt dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het rechtszekerheids-, vertrouwens-, legaliteits-, zorgvuldigheids- en gelijkheidsbeginsel. Hij voert aan dat hij recht heeft op de door zijn directeur verzochte waarnemingstoelage en dat verweerder onbevoegd was om de bestreden beschikking te nemen.
Volgens klager is op grond van de Mandaatbeschikking Kustwacht van 30 maart 2004, uitsluitend de directeur van de Kustwacht bevoegd om over het toekennen van een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 26 van de Lma te beslissen. Nu de directeur hem een waarnemingstoelage heeft toegekend mocht hij erop vertrouwen dat deze beslissing zou worden uitgevoerd. Om voornoemde reden kan de bestreden beschikking niet in stand blijven, aldus klager.
Wat zegt de regelgeving?
5.1
Ingevolge artikel 26, tweede lid van de Landsverordening materieel recht (Lma) heeft de ambtenaar die ingevolge het eerste lid van dat artikel belast is geweest met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, aanspraak op een toelage indien -voorzover hier van belang - de waarneming 30 dagen of langer heeft geduurd.
5.2
Het land hanteert als beleid (zie circulaire van 15 oktober 1991), dat de ambtenaar die waarneemt, aanspraak kan maken op een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 26 van de Lma, bij waarneming van een in de Bezoldigingsregeling Aruba benoemde diensthoofdenfunctie of bij waarneming van een goedgekeurde cheffunctie, met een niveau boven schaal 7.
5.3
Ingevolge artikel II, aanhef en onder sub b van de Mandaatbeschikking Kustwacht, heeft de minister van Algemene Zaken aan de Commandant Kustwacht mandaat verleend om -onder andere- de bevoegdheid tot het belasten van een ambtenaar met de tijdelijke waarneming van een ambt en het toekennen van een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 26 van de Lma, uit te oefenen.
Had klager recht op een waarnemingstoelage?
6.1
Niet in geschil is dat klager, destijds in de functie van medewerker technische dienst, van 14 november 2022 tot en met 22 december 2022 de functie van 1ste medewerker technische dienst heeft waargenomen. Vast staat ook dat die functie geen diensthoofdenfunctie noch cheffunctie betreft. Uit de hiervoor aangehaalde wettelijke bepaling en overheidsbeleid vloeit voort dat klager bij waarneming van deze functie niet in aanmerking komt voor een waarnemingstoelage. Enig recht op waarnemingstoelage bestaat dus niet.
6.2
Klager heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, en daartoe gesteld dat hij van de directeur een toezegging heeft gekregen dat hij de waarnemingstoelage zou krijgen en dat hij daarop mocht vertrouwen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de Commandant Kustwacht gebonden is aan de wet en beleidsregels.
6.3
Het gerecht overweegt als volgt.
Onder omstandigheden is een bestuursorgaan op grond van het vertrouwensbeginsel verplicht een bepaald besluit te nemen of achterwege te laten. Dat doet zich voor als expliciete, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan.
Het gerecht stelt voorop dat beslissingen van de gemandateerde Commandant Kustwacht gelden als beslissingen van het mandaat-gevende bestuursorgaan, in dit geval verweerder, en onder diens verantwoordelijkheid vallen. De Commandant c.q. directeur is dus net als verweerder gebonden aan de wet en geldende beleidsregels wat betreft het toekennen van een waarnemingstoelage. Dat de Commandant klager een expliciete, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan, dat hij een toelage zou ontvangen voor de waarneming van de functie van 1ste medewerker technische dienst, is niet gebleken.
De door verweerder overgelegde brief van de directeur van 9 februari 2024, is immers een aanvraag van de directeur aan verweerder om klager een waarnemingstoelage toe te kennen. De door klager overgelegde emailcorrespondentie tussen hem en de afdeling HR van de Kustwacht kan evenmin als een dergelijke toezegging worden aangemerkt.
Conclusie
7. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van verweerder om klager geen waarnemingstoelage toe te kennen de rechterlijke toets doorstaan.
8. Het bezwaar zal dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 31 maart 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen:
na de dag van de uitspraak, als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest;
na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, in de andere gevallen.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.