ECLI:NL:OGEAC:2023:379text/xmlpublic2025-06-16T09:00:262025-06-16Raad voor de RechtspraaknlGerecht in eerste aanleg van Curaçao2023-12-11CUR202200893UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLCiviel rechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAC:2023:379text/htmlpublic2025-06-16T08:59:302025-06-16Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:OGEAC:2023:379 Gerecht in eerste aanleg van Curaçao , 11-12-2023 / CUR202200893 Testament geldig? Bewijsopdracht
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Zaaknummer: CUR202200893 Vonnis van 11 december 2023 in de zaak van [Eiser]
wonende in [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester,
tegen [Gedaagde],
wonende in [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd. 1
1. Het procesverloop1.1. Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 5 december 2022 en de daarin vermelde stukken en
rechtshandelingen, de akte na uitspraak van [eiser] van 15 mei 2023, de akte uitlating van [gedaagde] van 15 mei 2023. 1.2. Vonnis is nader bepaald op heden. 2De verdere beoordeling2.1. Volgens het vonnis van 5 december 2022 konden partijen laten weten of zij een minnelijke regeling hadden bereikt. Dat blijkt niet zo te zijn. [eiser] heeft zijn primaire en subsidiaire vorderingen niet langer gehandhaafd. Het komt dus aan op zijn meer subsidiaire vordering. Voor dat geval moest hij feiten of omstandigheden stellen die tot het oordeel leiden dat het testament nietig is of voor vernietiging in aanmerking komt. [gedaagde] kon daarop reageren. 2.2. [ eiser] heeft zich allereerst beroepen op artikel 4:109 BW, waarin staat dat een uiterste wil nietig is indien aan de akte de vereiste ondertekening door de erflater ontbreekt. In het door de notaris ondertekende afschrift staat wel dat het testament door de erflater is ondertekend, maar volgens [eiser] kan dat helemaal niet, omdat de erflater diabetes had, ten gevolge waarvan zijn beide handen en voeten waren geamputeerd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat tekenen met beide armen weliswaar moeilijk, maar niet onmogelijk was. 2.3. [ eiser] zal worden toegelaten tot het bewijs dat het testament niet door de erflater is ondertekend. Mocht hem inzage in het originele document of afgifte van een kopie daarvan worden geweigerd, dan zal [gedaagde] als daarin aangewezen erfgenaam ervoor moeten zorgen dat hij dat krijgt. 2.4. Voor het maken van een uiterste wilsbeschikking is een op rechtsgevolg gerichte wil noodzakelijk, die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). Indien de verklaring afkomstig is van iemand van wie de geestvermogens zijn gestoord, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te hebben ontbroken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan (art. 3:34 lid 1 BW). Een testament is een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen is gericht, zodat het ontbreken van een wil als bedoeld in het eerste lid van artikel 3:34 BW leidt tot nietigheid (zie artikel 3:34 lid 2 BW, tweede volzin). 2.5. [ eiser] heeft er in dit verband op gewezen dat de erflater in 2006, toen het laatste testament werd opgesteld, zwaar diabetisch was en leed aan neuropathie. Hij moest toen veel medicijnen gebruiken. Hij was dan ook heel erg ziek en afhankelijk. Aannemelijk is dat hij daardoor niet in staat was zijn wil vrijelijk en volledig te uiten. Dat blijkt volgens [eiser] ook wel uit het feit dat de erflater in 1995 de nodige stappen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat de woning van zijn ouders aan hem werd toebedeeld en vervolgens heeft meegewerkt aan de hypotheekakte, opdat [eiser] daarnaast zijn woning kon bouwen. In het eerdere testament was [adres 1] uitdrukkelijk vermeld. Het is dan ook niet aannemelijk dat de erflater bij het tweede testament geen rekening wilde houden met de daar gebouwde woning van [eiser]. Dit wijst erop dat hij niet meer in staat was te begrijpen wat hem werd voorgespiegeld en onder dwang en afhankelijkheid handelde. 2.6. [ eiser] zal feiten en/of omstandigheden moeten bewijzen waaruit kan volgen dat de erflater bij het opstellen en ondertekenen van het testament leed aan een geestelijke stoornis die een redelijke waardering van de bij dat testament betrokken belangen belette. Dat hij aan neuropathie leed – wat overigens door [gedaagde] wordt betwist – is daartoe onvoldoende. Ook bijkomende omstandigheden zoals de onverenigbaarheid van beide testamenten leiden niet zonder meer tot de conclusie dat de erflater niet meer wist wat hij deed (verg. HR 25-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:307). [eiser] zal het dus vooral moeten hebben van medische gegevens over de geestestoestand van de erflater destijds. Voor zover hij daartoe geen toegang krijgt, zal [gedaagde], die als erfgenaam die toegang wèl heeft, hem de nodige gegevens moeten (doen) verschaffen. Ook tot het hier bedoelde bewijs zal [eiser] worden toegelaten. 2.7. Voor zover [eiser] met afhankelijkheid doelt op misbruik van omstandigheden, geldt dat artikel 4:43 lid 1 BW in de weg staat aan een beroep daarop. [gedaagde] is immers een dochter van de erflater. De bevoegdheid om een beroep te doen op een vernietigingsgrond is sowieso vervallen krachtens artikel 4:54 lid 2 BW. [eiser] kent het tweede testament immers sinds 2018. 2.8. In afwachting van het resultaat van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. 3De beslissing Het gerecht: 3.1. laat [eiser] toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan volgen dat het testament van 14 september 2006 niet door de erflater is ondertekend en/of dat de erflater ten tijde van het verlijden van dat testament leed aan een geestelijke stoornis die een redelijke waardering van de bij dat testament betrokken belangen belette; 3.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van maandag 15 januari 2024, opdat [eiser] bij akte kan doen weten of hij het bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zo ja hoeveel getuigen, en opdat beide partijen opgave van verhinderdata kunnen doen, P1; 3.3 houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.