Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBAMS:2025:1885

Italiaans executie-EAB. Heropening en schorsing in verband met Italiaanse detentieomstandigheden.

Rechtbank Amsterdam 1 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBAMS:2025:1885 text/xml public 2025-04-01T08:09:11 2025-03-24 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Amsterdam 2025-03-20 13/345944-24 Uitspraak Eerste en enige aanleg NL Amsterdam Strafrecht; Europees strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:1885 text/html public 2025-03-31T15:44:36 2025-04-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBAMS:2025:1885 Rechtbank Amsterdam , 20-03-2025 / 13/345944-24
Italiaans executie-EAB. Heropening en schorsing in verband met Italiaanse detentieomstandigheden.
RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/345944-24

Datum uitspraak: 20 maart 2025

TUSSEN-UITSPRAAK

op de vordering van 19 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 24 september 2024 door de Procura della Repubblica presso il Tribunale ordinario di Verona, Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] ,

geboren in [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1994,

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in de [detentieadres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1Procesgang
Zitting op 7 januari 2025

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2025, in

aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen

en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en door een

tolk in de Arabische (Algerijnse) taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)

uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding

bevolen.

Tussenuitspraak 21 januari 2025

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.

Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd.

De gevangenhouding is gelijktijdig met dertig dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting op 11 februari 2025

Op de zitting van 11 februari 2025 is de behandeling van de zaak opnieuw aangehouden, omdat er nog geen antwoorden waren binnengekomen op de in de tussenuitspraak van 21 januari 2025 gestelde vragen.

Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd.

De gevangenhouding is gelijktijdig met dertig dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting op 6 maart 2025

De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.G. Koops, advocaat te Amsterdam.
2Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Algerijnse nationaliteit heeft.
3Tussenuitspraak
De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 21 januari 2025 reeds

is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
4Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden
Hetgeen de rechtbank bij de tussenuitspraak van 21 januari 2025 ten aanzien van de detentieomstandigheden heeft overwogen, dient ook als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.

Uit het dossier volgt dat het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) naar aanleiding van de tussenuitspraak van 21 januari 2025 de volgende vragen heeft voorgelegd aan de Italiaanse autoriteiten:

‘1. Are, in light of the Antigone report of October 2024, the guarantees given in the letters of 2 and 4 March 2020 still current, in the sese that wanted persons are still guaranteed a personal space of at least 3 m2 (excluding sanitary facilities) after surrender to Italy?

2. If, in general terms, the answer to question 1 can no longer be affirmative:

a. Are wanted persons who are surrendered to Italy still (first) detained in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex?

If so, for which period will the wanted person in all probability be detained there and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?

b. If the wanted person will be staying in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex for a prolonged period of time and will have less than 3m2 of personal space there, can you please provide on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?

c. If the detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex is only for a short period of time: where will the wanted person be detained after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?

d. If the wanted person will have less than 3 m2 of personal space after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex, can you provide information on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?’

De Directeur-Generaal van het Italiaanse Ministerie van Justitie, Departement van het Penitentiair Bestuur, heeft op 3 maart 2025 als volgt geantwoord:

‘BETREFT: Procedure betreffende Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland. Verzoek om garanties betreffende gevangenisomstandigheden.

1. Refererend aan het op 11 februari jl. door dit directoraat-generaal ontvangen verzoek betreffende de procedure inzake het Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland, en naar aanleiding van de aan dit directoraat-generaal toegezonden GDAP-nota 72319 van 2 maart 2020, heb ik de eer u het volgende onder uw aandacht te brengen.

2. In het bijzonder met betrekking tot de eerste plaats van toewijzing, wordt gespecificeerd dat de identificatie ervan gebonden is aan de luchtroute die gebruikt wordt voor de overdracht, die besloten en doorgegeven wordt door de Dienst voor Internationale Politiesamenwerking ­ Interpol - Sirene in Rome. Als de luchthaven van bestemming een van de terminals in de stad Rome is, wordt de gedetineerde voorlopig toegewezen aan een instituut in het district Lazio, over het algemeen geïdentificeerd, zoals reeds vermeld, in het Rebibbia nieuwe Complex. In de dagen direct volgend op de binnenkomst in Italië (de duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting van eerste toewijzing hangt af van de beschikbaarheid van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de overplaatsing), wordt de gedetineerde begeleid naar de penitentiaire inrichting van het district waar de vervolgende justitiële autoriteit is gevestigd en blijft daar ter beschikking van deze autoriteit.

Als de luchthaven van bestemming daarentegen één van de luchthavens in Milaan is, wordt de gedetineerde toegewezen aan een penitentiaire inrichting in het district Lombardije, die over het algemeen, maar niet noodzakelijkerwijs, voor gedaagden wordt aangeduid als de San Vittore­gevangenis in Milaan.

Dit instituut werd, samen met 15 andere Italiaanse gevangenissen, door uw directoraat-generaal in nota DAG26/02/2020.0038423. U., aangemerkt als een inrichting die volgens het Hof van Amsterdam geen adequate leefomstandigheden kan garanderen.

3. In dit verband moet worden opgemerkt dat, zowel met betrekking tot de San Vittore gevangenis, als met betrekking tot de 15 genoemde locaties, net als voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde mag worden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter. In feite zijn de inrichtingen op het nationale grondgebied in staat om een beschikbaarheid voor elke gedetineerde te garanderen van niet minder dan drie vierkante meter per persoon, waaronder het, dankzij het gebruik van toepassingen die een dagelijkse controle van de beschikbaarheid van detentieplaatsen mogelijk maken, niet is toegestaan te vertrekken.

Deze omstandigheid, in combinatie met de openstelling van de kamers voor een periode van niet minder dan 8 uur per dag (behalve voor mogelijke redenen van orde en veiligheid en, in dit geval, dus, binnen de grenzen die worden bepaald door Artikel 10 van het P.O.), en de aanwezigheid van alle andere reeds verzekerde voorwaarden (zoals toegang tot toiletten, buitenlucht gedurende 4 uur per dag, evenals toegang tot gezondheidszorg, en de aanwezigheid van verwarming), garandeert dat de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.

4. We blijven tot uw beschikking voor elke verdere verduidelijking die u wenst.’

Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft te kennen gegeven dat de opgeëiste persoon overgeleverd wil worden naar Italië, omdat daar een bepaald medicijn wordt verstrekt in de detentie-instellingen dat in Nederland niet beschikbaar is. Om die reden heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Italiaanse autoriteiten gegeven garanties voldoende zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 11 februari 2025 onvoldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar (in 10 Italiaanse instellingen) weg te nemen. In het licht van de zorgwekkende gegevens waarover de rechtbank beschikt ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië, geeft de aanvullende informatie van 11 februari 2025 bovendien aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

De aanvullende informatie is niet afkomstig van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, noch door die autoriteit goedgekeurd. In die situatie dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit de geboden zekerheid te toetsen aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt. De rechtbank merkt in dit kader op dat ook als de verstrekte garantie wel afkomstig is van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de uitvoerende rechterlijke autoriteit rekening moet houden met “enig nauwkeurig gegeven dat erop wijst dat de detentieomstandigheden in een bepaalde gevangenis strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest”.

De zorgwekkende bevindingen van Antigone zoals weergegeven in het in oktober 2024 gepubliceerde rapport Italian Prisons Burst vinden steun en deels bevestiging in gegevens van the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) met betrekking tot high-level talks tussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Het CPT vermeldde hierover op 31 oktober 2024 onder meer het volgende:

In recent months, the Italian prison system has been confronted with serious challenges to its proper functioning, caused notably by the steady increase in prison overcrowding and its detrimental effects on living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff. The spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024 is an extreme symptom of the crisis.

Naast deze zorgwekkende gegevens, weegt de rechtbank bij haar beoordeling ook mee dat in de verstrekte aanvullende informatie van het Ministerie van Justitie van 3 maart 2025 onder meer wordt meegedeeld dat (onderstreping rechtbank):

“voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde mag worden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter.

(…)

Deze omstandigheid (…), garandeert dat de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving .”

De verstrekte informatie lijkt aldus (mede) gericht op de boodschap dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de regelgeving hieraan voldoet en dat gedetineerden bijvoorbeeld – kort gezegd – niet geplaatst mogen worden in een ruimte van minder dan 3 vierkante meter, sluit niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestaat dat niet kan worden voldaan aan die voorwaarden. Nu de hiervoor geschetste recente gegevens van Antigone en het CPT duiden op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking, wenst de rechtbank antwoord op de volgende vragen:

1. De rechtbank heeft acht geslagen op een zorgwekkend rapport van Antigone (Italian Prisons Burst) gepubliceerd in oktober 2024 dat steun en deels bevestiging vindt in gegevens van het CPT met betrekking tot high-level talks tussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Gelden de geconstateerde problemen die voortkomen uit een groeiende overbevolking (te weten negatieve gevolgen voor living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff met als extreem symptoom van deze crisis een spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024) voor bepaalde detentie-instellingen of voor alle instellingen in Italië? In hoeverre zijn de hiervoor benoemde problemen actueel? De rechtbank verneemt graag welke maatregelen in dat kader zijn genomen sinds eind oktober 2024.

2. Voor het geval de geconstateerde problemen nog wel actueel zijn voor bepaalde instellingen: om welke instellingen gaat het? Kan gegarandeerd worden dat de opgeëiste persoon niet in een detentie-instelling wordt geplaatst waar deze problematiek speelt? Kan dit in algemenere zin worden gegarandeerd voor opgeëiste personen die door Nederland worden overgeleverd?
5Beslissing
HEROPENT het onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie de hiervoor onder overweging 4 opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;

VERLENGT op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW;

BEPAALT dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 26 april 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;

BEVEELT de oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;

BEVEELT de oproeping van een tolk in de Arabische (Algerijns) taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.

Deze uitspraak is gedaan door

mr. R.A. Sipkens, voorzitter,

mr. E. de Rooij en mr. D.M.S. Gribling, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede griffier,

en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

ECLI:NL:RBAMS:2025:1307.

HvJ EU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije)), punt 114.

Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije), punt 112.

https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf

https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-cpt-hold-high-level-talks-on-prison-reform-in-italy.

https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf

Artikel delen