Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBAMS:2025:4787

Letselschade. Voorschot op schadevergoeding afgewezen omdat onvoldoende aannemelijk is dat de door eiser gestelde schade als gevolg van het ongeval, op dit moment of in de komende maanden, meer beloopt of gaat belopen dan de al door gedaagde uitgekeerde (materiële en immateriële) schadevergoeding.

Rechtbank Amsterdam 1 August 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBAMS:2025:4787 text/xml public 2025-08-01T16:54:11 2025-07-09 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Amsterdam 2025-07-09 770042 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Kort geding NL Amsterdam Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:4787 text/html public 2025-07-29T13:43:38 2025-08-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBAMS:2025:4787 Rechtbank Amsterdam , 09-07-2025 / 770042
Letselschade. Voorschot op schadevergoeding afgewezen omdat onvoldoende aannemelijk is dat de door eiser gestelde schade als gevolg van het ongeval, op dit moment of in de komende maanden, meer beloopt of gaat belopen dan de al door gedaagde uitgekeerde (materiële en immateriële) schadevergoeding.
RECHTBANK Amsterdam
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

Zaaknummer: C/13/770042 / KG ZA 25-406 VVV/KH

Vonnis in kort geding van 9 juli 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser bij dagvaarding van 3 juni 2025,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. P. Salim te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde,

hierna te noemen: Achmea,

advocaat: mr. M. Bouman te Den Bosch.
<nr>1</nr>De procedure
Op de zitting van 19 juni 2025 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Achmea heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en pleitaantekeningen in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig partijen met hun advocaten. Vonnis is (na uitstel) bepaald op vandaag.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
[eiser] heeft op 23 september 2022, toen hij 17 jaar oud was, een verkeersongeval gehad. Hij reed op een scooter en kreeg geen voorrang van een bij Achmea verzekerde fietser, waar dat wel had gemoeten. Zelf reed [eiser] 30 km/u waar de adviessnelheid 15 km/u was.
2.2.
Op 22 februari 2023 heeft Achmea [eiser] een brief gestuurd waarin zij de aansprakelijkheid als volgt erkent:

Achmea (…) erkent de aansprakelijkheid

U heeft recht op schadevergoeding. Onze verzekerde gaf geen voorrang aan u. Maar onze verzekerde was tijdens het ongeluk als fietser een beschermde deelnemer aan het verkeer. U reed op een motorvoertuig en dient hierbij, volgens artikel 185 WVW, rekening te houden met mogelijke verkeersfouten van de fietser. U reed zelf 30 km/u waar de adviessnelheid 15 km/u is. Ook wordt het betriebsgefahr (het gevaar dat een gemotoriseerde, vanwege de massa en de snelheid, in het verkeer met zich brengt met name ten opzichte van een ongemotoriseerde) meegenomen in de beoordeling van de causale verdeling. Daarom blijft een deel van de schade voor eigen rekening. Wij vergoeden 2/3 van de schade.

Stuurt u ons voor 7 maart onderstaande informatie?

Graag ontvangen wij:

- Duidelijke foto's van de scooterschade

- Foto's van de littekens door het ongeval

(…) Na ontvangst zullen we de schade aan de scooter kunnen beoordelen.”
2.3.
Uit de door [eiser] overgelegde medische stukken blijkt dat hij op de dag van het ongeluk bij de afdeling spoedeisende hulp van het OLVG is geweest. Vervolgens is hij op 3 maart 2023 door de huisarts doorverwezen naar de afdeling plastische chirurgie van het OLVG, waar hij op 15 maart 2023 gezien is. In het verslag van de arts-assistent plastische chirurgie staat:

“(…) Via HA [huisarts] persisterende polsklachten na ongeval (…).

Blijft pijnklachten houden na ongeval in september 2022 waarvoor op SEH geweest, toen ook scafoid serie gemaakt. kan nu neit goed kracht zetten en kickboksen lukt niet meer ivm pijn

(…)

Anamnese

Scooter ongeluk ca 6m [maanden] geleden waarbij val met uitgestrekte handen. Nadien analyse SEH waarbij geen breuken gezien. Nu aantal maanden later nog steeds pijn in beide polsen, is wel verminderd tov na ongeluk, echter persisteert.

Merkt het vnml bij langdurige inspanning (dingen tillen, sporten/opdrukken/boksen/ repetitieve handelingen). (…) Merkt met handen knijpen minder kracht. Beide polsen lijken minder flexibel na het ongeluk. (…)”
2.4.
In een niet gedateerd verslag van de school van [eiser] staat:

2023/2024

Op woensdag (6 sept) heeft de moeder van [eiser] naar [naam] gebeld om te melden dat [eiser] in het ziekenhuis (kliniek?) opgenomen is voor een uitgebreid onderzoek. Vervolgens heb ik haar vandaag (7 sept) gebeld om te vragen hoe het met [eiser] gaat en wat de reden voor opname is. (…) Wat ik begreep is dat [eiser] al tijdje last heeft van heftige klachten, namelijk hoofdpijn, last van zijn hart, paniekaanvallen. Ook in het buitenland hebben ze hem medisch onderzocht. Hij blijkt dus nu opgenomen te zijn en dit weekend mag hij weer naar huis. (…) [eiser] heeft al maanden hartkloppingen, zweten, gewichtsverlies (ondanks veel eten), trillen, opgezette klieren, zware vermoeidheid etc. Na onderzoek is er TSH uit gekomen: een te snel werkende schildklier. [eiser] is in Servië onderzocht. Verder is hij verhuisd naar Nieuw Sloten naar een tijdelijke woning, in afwachting van een sociale huurwoning in Oud-West ivm het restaurant. (…)”
2.5.
In een door Achmea overgelegd medisch advies van 13 juni 2025, geschreven door een internist-verzekeringsarts die voornoemde medische stukken uit 2022 en 2023 (2.3) heeft bekeken, staat onder meer:

Een kneuzing leidt doorgaans tot restloos herstel binnen enkele weken. De persisterende klachten zijn mogelijk veroorzaakt door pre-existente aandoening. Bij betrokkene is blijkbaar hyperthyreoïdie geconstateerd, een aandoening waarbij de schildklier te veel schildklierhormoon produceert, kan gewrichtsklachten veroorzaken. Deze klachten kunnen variëren van pijn en stijfheid tot zwelling en zelfs osteoporose (broze botten) bij langdurige onbehandelde hyperthyreoïdie.

Na het ongeval had betrokkene pijn in de nek, enkel, elleboog en beide polsen. Er werden geen breuken gezien op de röntgenfoto’s. Bij de huisarts zou geïnformeerd moeten worden naar pre-existente klachten van nek, enkel, elleboog en beide polsen (…).

Over 2024-2025 tref ik geen medisch informatie aan in het dossier.

Gezien betrokkene zich niet meer bij de huisarts/specialist heeft gemeld, lijkt het alsof betrokkene in deze periode nagenoeg klachten/beperkingen vrij was. In dat geval kan er afgewikkeld worden op basis van tijdelijk ongemak, zonder FI of toekomstrisico. Indien dit niet het geval is, zou er toch op één of andere manier aangetoond moeten kunnen worden dat er in deze periode ook klachten zijn bemerkt. (…)”
2.6.
Uit een brief van 30 maart 2023 van Achmea blijkt dat Achmea aan [eiser] materiële schadevergoeding heeft betaald:

“(…) Van mijn collega begrijp ik dat u zich afvraagt waarvoor het bedrag € 430,- is. Hiermee heb ik uw materiële schade ((helm, oortje en beenkleed) vergoed en een deel aan gemiste inkomen (€ 139,-) zoals u in uw eerder bericht aangaf. Wat betreft de scooterschade, legde ik u al uit dat wij die schade al hebben vergoed. Hiervoor ontving u een schadebedrag van € 1.689,-. Hopelijk is het u zo duidelijk en anders hoor ik het graag. (…)”
2.7.
In een volgende brief van Achmea van 28 oktober 2024 staat dat Achmea eenzijdig is overgegaan tot afwikkeling van de immateriële schade voor € 750,00:

“(…) Wij hebben meerdere malen geprobeerd in contact met u te komen, helaas zonder resultaat. Daarom wikkelen wij nu uw letselschade eenzijdig af.

U ontvangt binnen 5 werkdagen € 750,-

Dit is een vergoeding (smartengeld) voor het letsel dat u heeft opgelopen door het ongeluk. Hiermee ronden wij onze hulp af en sluiten wij het dossier. (…)”
2.8.
Naar aanleiding van een brief van Anti Incasso van 6 februari 2025, ingeschakeld door [eiser] , met het verzoek tot heropening van de letselschadezaak, heeft Achmea het dossier op 20 februari 2025 heropend. In de brief van Achmea staat onder meer:

Destijds is het dossier eenzijdig afgewikkeld met een slotbetaling omdat de behandelaar geen contact kon krijgen met uw cliënt. Er zijn diverse pogingen gedaan. (…)

Graag ontvang ik een schadestaat en medische informatie .

Wij beoordelen of er meer schade is dan destijds is uitgekeerd. De bewijslast ligt bij uw cliënt. (…)”
2.9.
In een brief van 24 februari 2025 verzoekt Anti Incasso namens [eiser] om een voorschot van € 20.000,00 voor door [eiser] geleden schade en een voorschot van € 5.000,00 aan buitengerechtelijke kosten. Op 10 maart 2025 reageert Achmea en wijst zij betaling van de gevraagde voorschotten af, onder meer omdat zij vindt dat onderbouwing ontbreekt.
2.10.
In een niet gedateerd stuk dat door [eiser] is overgelegd staat een schadeoverzicht:

Schadeoverzicht

Ten gevolge van het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 23 september 2022 heb ik de navolgende schade opgelopen:

Letsel:

Uit de rapportage van OLVG west blijkt dat door toedoen van het ongeval, letsel is ontstaan. De medische kosten voor de behandeling van dit letsel zijn volledig gedekt:

Medische kosten/schade

- Volledig gedekt door mijn verzekering.

Materiele schade

- Helm € 158,96

- Oortje € 30,95

- Scooter € 1.689,00

- Beenkleed € 99,70

Gevolgschade

Ten gevolge van het ongeluk heb ik een maand niet kunnen werken waardoor er

inkomstenderving heeft plaatsgevonden van:

- Zie bijlage (…)
<nr>3</nr>Het geschil 3.1.
[eiser] vordert – samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

I. Achmea te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 32.000,00,

II. Achmea te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat hij als gevolg van het ongeval chronische klachten heeft. In het kort hebben die klachten betrekking op zijn polsen, nek, handen, elleboog en enkel. Ook heeft hij psychische klachten ontwikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat hij niet meer in staat was te studeren, te werken en te sporten. Ook is hij lange tijd afhankelijk geweest van de zorg van zijn moeder. Hij is nog steeds niet in staat om zelfstandig zijn huishouden te runnen. In totaal heeft hij € 70.470,00 aan schade geleden. In het kader van de causaliteit acht [eiser] de omkeringsregel van toepassing, waardoor de schade wordt geacht in causaal verband te staan met de geschonden norm, tenzij Achmea het tegendeel bewijst. Achmea is op grond van artikel 11 van de Gedragscode Verzekeraars 2018 gehouden om tot bevoorschotting van de schade over te gaan.
3.3.
Achmea voert verweer. Zij heeft aansprakelijkheid voor 2/3de deel erkend, maar onderbouwing van de door [eiser] geleden schade – anders dan de schade die al vergoed is – ontbreekt, ondanks verschillende verzoeken daartoe. Pas bij de dagvaarding, bijna drie jaar na het ongeval, wordt voor het eerst een vrij summiere schadestaat overgelegd. Stukken die de daarin genoemde schadeposten en het causaal verband met het ongeval onderbouwen, ontbreken. Het blijft bij heel summiere en algemene medische informatie uit 2023. Bovendien blijkt uit de wel overgelegde stukken dat [eiser] kampt met schildklierproblemen die ook gewrichtsklachten kunnen veroorzaken. Als nog steeds sprake zou zijn van klachten bij [eiser] , kan niet worden uitgesloten dat deze daaruit voortvloeien. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat betaling van een voorschot van € 20.000,00 voor schadevergoeding aan de orde is. Datzelfde geldt voor het voorschot van € 12.000,00 voor buitengerechtelijke/juridische kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
<nr>4</nr>De beoordeling 4.1.
In kort geding is een geldvordering alleen toewijsbaar indien de eisende partij hierbij een spoedeisend belang heeft en indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens zal toewijzen. De geldvorderingen van [eiser] in dit kort geding kunnen daarmee alleen worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de door hem gestelde schade als gevolg van het ongeval, op dit moment of in de komende maanden, meer beloopt of gaat belopen dan de tot nu toe door Achmea uitgekeerde (materiële en immateriële) schadevergoeding.
4.2.
Vaststaat dat het ongeval waarbij [eiser] betrokken was, (mede) is ontstaan door toedoen van een bij Achmea verzekerde fietser. Achmea heeft voor 2/3de deel aansprakelijkheid erkend. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op (de onderbouwing van) de hoogte van de schade en het causaal verband tussen het ongeval en de klachten.
4.3.
Volgens Achmea heeft [eiser] de schadeposten en het causaal verband met het ongeluk onvoldoende onderbouwd, waardoor niet is komen vast te staan dat sprake is van méér schade dan de schade die al door haar is vergoed. Daarin volgt de voorzieningenrechter Achmea. Uit de summiere medische informatie uit 2022 en 2023 kan niet worden afgeleid dat [eiser] ook op dit moment nog klachten ervaart die voortvloeien uit het ongeval en die de door hem gestelde, maar niet met de juiste stukken onderbouwde, schadeposten veroorzaken. Over 2024 en 2025 zijn in het geheel geen medische gegevens overgelegd. Zonder aantoonbare schade kan aan eventuele toepassing van een omkeringsregel ten aanzien van het causaal verband niet worden toegekomen. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de schade, als die er nog is, (deels of geheel) voortvloeit uit het vastgestelde schildklieraandoening van [eiser] (2.4).
4.4.
Met deze stand van zaken is onvoldoende aannemelijk dat de door [eiser] gestelde schade als gevolg van het ongeval meer beloopt of gaat belopen dan de tot op heden door Achmea uitgekeerde (materiële en immateriële) schadevergoeding. Voor toewijzing van de vordering bestaat in dit kort geding dus geen ruimte. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser] de door hem gestelde schade (en het causaal verband) dient te objectiveren met stukken, zoals ook door Achmea verschillende keren gevraagd. Dat kan bijvoorbeeld door stukken en verklaringen van artsen, zijn (voormalig) werkgever en (voormalig) leraren over te leggen waaruit een en ander blijkt. Uit de thans overgelegde stukken blijkt die objectivering onvoldoende.
4.5.
Omdat uit de stukken blijkt dat beide partijen over en weer op verschillende momenten zonder succes contact met elkaar hebben gezocht, waardoor [eiser] zich kennelijk uiteindelijk genoodzaakt voelde dit kort geding te starten, bestaat aanleiding om de proceskosten te compenseren.
<nr>5</nr>De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. K. Hogeman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Het gaat om immateriële schade (€ 16.000,00), gederfd inkomen (samen € 191,00), verlies van verdiencapaciteit (samen € 22.261,00), huishoudelijke hulp en verzorging (samen € 8.430,00), studievertraging (€ 21.600,00) en zaakschade (€ 1.988,00).

type: KH

coll: EvK

Artikel delen