Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBAMS:2025:787

Paspoortwet, zonder bekende woon- of verblijfplaats van de verweerder.

Rechtbank Amsterdam 12 February 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBAMS:2025:787 text/xml public 2025-02-12T11:48:37 2025-02-07 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Amsterdam 2025-01-15 C/13/760017 / FA RK 24-8045 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Beschikking NL Amsterdam Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:787 text/html public 2025-02-10T15:45:10 2025-02-12 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBAMS:2025:787 Rechtbank Amsterdam , 15-01-2025 / C/13/760017 / FA RK 24-8045
Paspoortwet, zonder bekende woon- of verblijfplaats van de verweerder.

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken

zaaknummer / rekestnummer: C/13/760017 / FA RK 24-8045

Beschikking van 15 januari 2025 betreffende de Paspoortwet

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de moeder,

tegen

[de vader] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

hierna te noemen de vader.
1De procedure 1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoek van de moeder, ingekomen op 22 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024.

Verschenen is de moeder.
1.3.
De vader is voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet helemaal correct in de Staatscourant opgeroepen. De vader is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de vader opnieuw middels de Staatscourant een termijn van twee weken gegeven om alsnog schriftelijk op het verzoek van de moeder te reageren. De vader heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
2De feiten 2.1.
Partijen zijn gehuwd op 29 juli 2008. Het huwelijk van partijen is op 23 februari 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De vader heeft de Marokkaanse nationaliteit en de moeder de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Uit het huwelijk is het thans minderjarige kind van partijen geboren:

[minderjarige],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
2.4.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.5.
De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.6.
De minderjarige heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.
3Het verzoek 3.1.
Het verzoek van de moeder strekt tot het verlenen van een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 van de Paspoortwet ten behoeve van voornoemde minderjarige.
3.2.
De vader heeft geen verweer gevoerd.
4De beoordeling 4.1.
De rechtbank begrijpt het verzoek van de moeder aldus dat zij verzoekt een beslissing te nemen ter vervanging van de vereiste toestemming als bedoeld in het tweede lid van artikel 34 van de Paspoortwet ten behoeve van voornoemde minderjarige. De moeder heeft aangevoerd dat het paspoort al een jaar is verlopen. De moeder heeft al langdurig geen contact gehad met de vader en het is onmogelijk om de noodzakelijke toestemming van de vader te verkrijgen voor het aanvragen van het paspoort. De moeder heeft via familie contact met de vader proberen te zoeken maar dit is niet gelukt. Het is belangrijk voor de minderjarige om een paspoort te hebben zodat hij kan reizen naar Marokko en andere plaatsen buiten de Europese Unie, maar ook om deel te nemen aan activiteiten die een paspoort vereisen.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 38, eerste lid van de Paspoortwet jo. artikel 278 derde lid van het Wetboek van Rechtsvordering kan het onderhavige verzoek in een verzoekschriftenprocedure zonder bijstand van een advocaat worden ingediend. De moeder is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
4.3.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft.
4.4.
De vader is opgeroepen door plaatsing van een oproep in de Staatscourant, aangezien de vader niet op een adres in Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en ook geen woon- of verblijfplaats van de vader in het buitenland bekend is.
4.5.
Nu de vader niet heeft gereageerd op de verzoeken van de moeder en eveneens niet ter zitting is verschenen, gaat de rechtbank ervan uit dat de vader weigert zijn toestemming te geven. Indien dat anders zou moeten worden gezien, is de rechtbank van oordeel dat aan het weigeren van het geven van de toestemming gelijk dient te worden gesteld de situatie dat de verklaring van de vader niet kan worden verkregen doordat de moeder niet op de hoogte is van de verblijfplaats van de vader. In verband met de afwezigheid van de vader ter zitting, heeft de rechtbank geen vergelijk tussen partijen kunnen beproeven.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat na te melden beslissing in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5De beslissing
De rechtbank:

verleent toestemming aan de moeder als bedoeld in het tweede lid van artikel 34 van de Paspoortwet – welke toestemming die van de vader vervangt – ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor voornoemde minderjarige;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. Terwee, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Roggeveen, griffier, op 15 januari 2025.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.

Artikel delen