AA; Ghana; LHBTI; homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen ongeloofwaardig geacht; bewijsstukken; beroep ongegrond.
Rechtbank Den Haag 13 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:23653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
12-06-2025
Datum publicatie
13-06-2025
Zaaknummer
NL24.25890
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBDHA:2024:23653text/xmlpublic2025-06-13T10:11:232025-06-12Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Den Haag2024-10-24NL24.25890UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLRotterdamBestuursrecht; VreemdelingenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:23653text/htmlpublic2025-06-13T10:11:122025-06-13Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBDHA:2024:23653 Rechtbank Den Haag , 24-10-2024 / NL24.25890 AA; Ghana; LHBTI; homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen ongeloofwaardig geacht; bewijsstukken; beroep ongegrond.
RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Rotterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL24.25890
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.J. Paffen), en de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker). Inleiding In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 juni 2024 de aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ghana wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en verweerder acht de homoseksuele geaardheid van eiser, evenals de daaruit voortvloeiende problemen, niet geloofwaardig. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder. Verder zijn verschenen [persoon A] (partner van eiser) en [persoon B] (voorzitter van [stichting] ). (Totstandkoming van) het bestreden besluit Het asielrelaas
1. Eiser heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft op 21 juni 2022 een asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat hij Ghana heeft verlaten vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Hij heeft daarover – samengevat – de volgende verklaringen afgelegd. Toen eiser op de basisschool en middelbare school zat, werd hij gepest en uitgescholden omdat hij zich anders gedroeg. In Ghana werd eiser door een persoon genaamd [persoon C] via Facebook uitgenodigd om bij hem thuis te komen. Eiser werd misleid en werd door zes personen in de woning mishandeld. Hij heeft aangifte van de mishandeling gedaan bij de Ghanese politie en om bescherming gevraagd bij de stamhoofden. Deze konden eiser echter geen bescherming bieden, aangezien homoseksualiteit in Ghana illegaal is. Eiser vreest daarom voor verdere risico’s. Daarnaast heeft eiser een relatie met [persoon D] . Eisers ouders hadden vermoedens over zijn seksualiteit, maar hij heeft zijn geaardheid altijd voor hen verborgen kunnen houden. Toen eiser echter van de middelbare school werd geschorst vanwege zijn geaardheid, werden zijn ouders hiervan op de hoogte gebracht en hebben zij hem uit huis gezet. Met behulp van zijn vriend [persoon E] en diens ouders is eiser naar Oekraïne gegaan, waar hij Business Management studeerde totdat de Russisch-Oekraïense oorlog uitbrak. Het bestreden besluit
2. In het asielrelaas van eiser onderscheidt verweerder de volgende relevante elementen: identiteit, nationaliteit en herkomst; eiser is homoseksueel en heeft hiervan problemen ondervonden. 2.1. Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig. Echter, verweerder vindt niet geloofwaardig dat eiser homoseksueel is en hiervan problemen heeft ondervonden. Het geloofwaardig bevonden element levert ook niet een asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Nu Ghana een veilig land van herkomst is, ook voor eiser omdat zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig is bevonden, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vw. Beoordeling door de rechtbank (aan de hand van de beroepsgronden) Homoseksuele geaardheid
3. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft geacht. Hij vindt dat verweerder in het bestreden besluit een onjuist referentiekader aanhangt en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn gevoelens onvoldoende diepgaand zouden zijn of uitgebreider zouden moeten zijn. Aan de hand van de tegenwerpingen van verweerder stelt eiser dat hij weldegelijk individuele gevoelens en een individueel ‘proces’ heeft laten zien wat betreft zijn homoseksuele geaardheid. 3.1. Het voor deze uitspraak relevante kader luidt als volgt. Bij de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder de werkinstructie (WI) 2019/17. Volgens deze werkinstructie is het aan de vreemdeling om zijn gestelde seksuele geaardheid tegenover verweerder aannemelijk te maken, maar moet verweerder er bij zijn beoordeling rekening mee houden dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij lhbti is. De loutere stelling van de vreemdeling dat hij lhbti is, is echter ook niet voldoende. Verweerder maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig werkinstructie 2014/10 (inhoudelijke beoordeling asiel). Volgens de WI 2019/17 moet verweerder vooral vragen naar de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad; verweerder is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. Voor de beoordeling geven de volgende thema’s richting aan: privéleven; huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact of kennis van lhbti groepen; contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt bij de beoordeling ligt op de gegeven antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat verweerder in de vraagstelling en bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleidingsniveau, culturele achtergrond en levensfase. Verweerder moet ook overgelegde bewijsstukken, waaronder verklaringen van derden, kenbaar bij zijn beoordeling betrekken. Bewijsstukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs en kunnen ontoereikende verklaringen van een vreemdeling op één van de thema’s compenseren. Dat is met name het geval als het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. Verweerder moet, gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, motiveren welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de verklaringen en eventueel overgelegd ander bewijsmateriaal. 3.2. Eiser stelt dat, hoewel hij naar school is gegaan, dit niet zonder meer betekent dat hij uitgebreid kan verklaren over diepere gevoelens als die er niet zijn geweest. De rechtbank begrijpt de stelling van eiser zo dat hij betoogt dat er geen relatie bestaat tussen het ‘hoogopgeleid’ zijn en het vermogen om duidelijk of diepgaand te verklaren over bijvoorbeeld homoseksuele gevoelens. Daar komt bij dat eiser niet méér gevoelens stelt te hebben ervaren dan waarover hij heeft verklaard. Eiser heeft gewezen op een reactie van [stichting] van 1 juli 2024 op het bestreden besluit, met daarin een verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 29 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8426. Verder is eiser van mening dat onvoldoende is meegewogen dat hij ten tijde van zijn eerdere gehoor nog maar kort in Nederland was, terwijl hij juist (pas) in Nederland openlijker is geworden over zijn geaardheid. Ook in Oekraïne heeft hij repressie van zijn homoseksuele gevoelens ervaren, net als in Ghana. Eiser meent dat ten onrechte geen rekening is gehouden met deze ‘identiteitsgroei’. Ter onderbouwing wijst hij op de brief van [stichting] en op hun rapportage van 27 augustus 2024. 3.2.1. De rechtbank overweegt dat de beroepsgrond van eiser, waarin hij stelt dat zijn referentiekader onvoldoende is meegenomen of gewogen in de besluitvorming, niet slaagt. Uit het in het bestreden besluit ingelaste voornemen blijkt dat verweerder het referentiekader van eiser kenbaar heeft betrokken bij de besluitvorming. Dat verweerder de ‘lat’ in het geval van eiser hoger heeft gelegd vanwege zijn opleidingsniveau, volgt de rechtbank niet. Zoals hierna aan de orde komt, heeft verweerder de vage, summiere, algemene en tegenstrijdige verklaringen van eiser zwaarder gewogen dan de aangedragen documentatie en verklaringen van derden over zijn gedragingen / gerichtheid in Nederland. Verweerder heeft op basis van het referentiekader van eiser niet ten onrechte verwacht dat eiser uitgebreid en eenduidig had kunnen verklaren over zijn gestelde geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen. Tijdens de zitting heeft verweerder (nog eens) toegelicht dat niet alleen het opleidingsniveau van eiser – hij was derdejaars student Business Management in Oekraïne – is meegewogen, maar ook zijn leeftijd tijdens de gehoren (hij is nu 27 jaar) en het feit dat hij zich vrij en op zijn gemak voelde om tijdens de gehoren verklaringen af te leggen. Gelet op deze factoren is niet in te zien waarom van eiser niet mag worden verwacht dat hij uitgebreide en eenduidige verklaringen aflegt over zijn gestelde geaardheid.
De gestelde ‘identiteitsgroei’ heeft verweerder echter niet kenbaar meegewogen in de besluitvorming. Dat maakt het bestreden besluit in dit geval echter niet onrechtmatig. Eiser heeft namelijk onvoldoende toegelicht hoe die ‘groei’ zijn verklaringen tijdens de gehoren over zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen in een ander daglicht zou plaatsen. Daarnaast overweegt de rechtbank, nog daargelaten dat het concept van identiteitsgroei vooral relevant kan zijn bij een opvolgende asielaanvraag waarin opnieuw een beroep wordt gedaan op een eerder ongeloofwaardig geachte seksuele geaardheid, dat zij niet inziet waarom de verblijfsduur van eiser in Nederland maakt dat hij daarom summiere, vage, algemene en tegenstrijdige verklaringen aflegt. Het gehoor veilig land van herkomst (GVLVH) heeft op 5 april 2023 plaatsgevonden, acht maanden na de indiening van de asielaanvraag, en het nader gehoor op 12 juni 2024. Reeds tijdens het GVLVH verklaarde eiser dat hij in Nederland gemakkelijk kon vertellen wie hij is en wat hij doet, iets wat in Afrika niet mogelijk was (GVLVH, p. 12). Voor zover eiser wijst op het rapport van [stichting] , ingediend een dag voor zitting, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien om zijn beoordeling met betrekking tot het referentiekader van eiser aan te passen. Evenmin wordt ingezien dat het gevoelsleven van eiser onderontwikkeld zou zijn, aangezien hij dit niet heeft onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet. 3.3. Over de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid stelt eiser, mede gelet op zijn referentiekader, dat hij destijds jong was en dat wat hij heeft verklaard, overeenkomt met wat hij op dat moment daadwerkelijk voelde. Eiser stelt ook dat zijn gevoelens natuurlijk waren en zomaar begonnen, wat impliceert dat deze er altijd al waren. 3.3.1. De verklaringen van eiser over de ontdekking van zijn geaardheid, komen erop neer dat hij ‘zo’ is geboren, dat het voor hem iets natuurlijks was om zich aangetrokken te voelen tot mannen, en dat ook zijn relatie met [persoon D] zomaar is begonnen en het ‘natuurlijk’ voelde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser oppervlakkig verklaart over de ontdekking van zijn homoseksuele gevoelens. Eiser kreeg op zijn twaalfde voor het eerst gevoelens voor een man. Op de vraag van verweerder “Op welke manier begon dit?” antwoordde eiser; “Dat waren gewoon mijn gevoelens. Ik genoot ervan om iets met mannen te hebben, en niet om iets met vrouwen te hebben.” Verder antwoordde eiser “Ik voelde mij gewoon meer op mijn gemak als ik met mannen was. Ik had gevoelens, dus het gaat eigenlijk over de gevoelens.” En op de vraag van verweerder “Welke gevoelens waren dit precies” antwoordde eiser “Seksuele gevoelens, emotionele gevoelens, alles. Alle gevoelens waaraan je kunt denken.” (zie het nader gehoor, p. 8 en 9). Het is weliswaar niet onvoorstelbaar dat de ondervonden gevoelens die eiser beschrijft op een ‘natuurlijke’ wijze zijn ontstaan, echter stelt verweerder terecht dat eiser met deze verklaringen nalaat zijn gevoelens op het moment van de (door hem gestelde) ontdekking nader toe te lichten en persoonlijk te maken. Dat heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen aan de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid. De motivering van verweerder, dat eiser vanwege deze gevoelens uiteindelijk Ghana heeft verlaten, dat eiser over deze gevoelens met zijn partners in Ghana heeft kunnen spreken en dat niet valt in te zien dat deze verklaringen aan de oppervlakte blijven, enkel omdat eiser een jonge leeftijd destijds had, kan dat standpunt dragen.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te oordelen dat verweerder de ontdekkingsmomenten van eiser van zijn homoseksuele gevoelens aannemelijk heeft moeten achten. Over die momenten is eiser namelijk niet eenduidig geweest. Naast dat het voor hem iets ‘natuurlijks’ was en dat die gevoelens op zijn twaalfjarige leeftijd waren begonnen, verklaarde eiser ook dat hij zich van jongs af aan vrouwelijk gedroeg en dat hij achter zijn gevoelens kwam nadat hij seks had met [persoon D] , rond zijn dertiende of veertiende. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het mogelijk is dat eiser geleidelijk tot dit besef kwam, maar dat deze uiteenlopende verklaringen onvoldoende onderbouwen hoe en wanneer eiser tot de ontdekking kwam dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen.
Bovendien heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over de ontdekking van zijn geaardheid via [persoon D] oppervlakkig geacht. In het bestreden besluit heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in de reden waarom hij [persoon D] als meer dan alleen een vriend begon te zien, en dat hij deze ontwikkeling naar het moment van seks bij het zwembad onvoldoende heeft toegelicht. Op de vraag “Wat ging daaraan vooraf” van verweerder antwoordde eiser: “We waren toen nog jong. Toen iedereen weg was bij het zwembad, waren wij met zijn tweeën achtergebleven. Het gebeurde gewoon.” Eiser verklaarde ook: “Toen iedereen weg was, was hij begonnen met tegen mij te praten. Hij zei toen bijvoorbeeld iets van ‘ik vind je leuk’, dat soort dingen. Dat heeft tot het volgende geleid.” (nader gehoor, p. 8). Verweerder heeft terecht gesteld dat deze verklaringen niet duidelijk maken hoe zij dichter tot elkaar zijn gekomen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder naar één specifiek moment heeft gezocht en daar inzicht in heeft verwacht. Evenmin hoefde verweerder zich te laten overtuigen door de overige verklaringen van eiser over zijn vriendschap met [persoon D] , waarin hij beschrijft dat ze met elkaar stoeiden, samen naar school gingen, elkaar misten en op elkaar letten. Het is namelijk niet duidelijk hoe dat tot de gebeurtenis bij het zwembad heeft geleid, het moment waarover eiser aangaf zijn gevoelens voor een man te hebben ontdekt. 3.4. Eiser vindt verder dat hij voldoende persoonlijk heeft verklaard over wat het met hem deed dat homoseksualiteit in Ghana niet wordt geaccepteerd. Eiser antwoordde op deze vraag in het nader gehoor dat het zorgde voor veel ‘mentale instabiliteit’. Hij moest de hele tijd nadenken over opmerkingen van mensen en maakte zich zorgen, hij voelde zich kapot, en was getraumatiseerd (nader gehoor, p. 13). De rechtbank volgt verweerder echter in het standpunt dat dit algemene bewoordingen zijn. Eiser verklaarde in een aanvullend schrijven: “I was traumatized hearing my own father demonize me on countless occasions in the church. I was taken through several dehumanizing religious rituals to supposedly correct my sexual orientation and gender identity. All these contribute to the trauma I experience today,” Gelet op deze verklaring, die betrekking heeft op de repressie door zijn vader, en de verklaringen van eiser die erop neer komen dat hij jarenlang in een vijandige omgeving heeft doorgebracht waarin hij – naar gesteld – werd gepest, werd aangekeken als ‘homo’ door anderen en zelfs een suïcidepoging heeft gedaan, stelt verweerder niet ten onrechte dat van eiser meer inzicht had mogen worden verwacht in zijn persoonlijke situatie en beleving ten aanzien van wat het met hem deed dat homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd in Ghana. Ten aanzien van de voormelde algemene gevoelens die eiser benoemt, stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat die enige authenticiteit missen. 3.5. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser geen persoonlijk inzicht heeft gegeven in zijn relatie met [persoon D] , dat de verklaringen van eiser – gelet op de duur van de relatie van zes jaar – summier zijn en dat eiser wisselend, althans niet eenduidig, verklaart over de relatie (op afstand) met [persoon D] . Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in de relatie met [persoon D] .
Hierboven is al overwogen dat eiser oppervlakkig verklaarde over de ontwikkeling van zijn vriendschap met [persoon D] naar een relatie. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser in die ontwikkeling onvoldoende inzicht heeft gegeven, en dat eiser uitermate vaag blijft over de gevoelens die hij had voor [persoon D] .
Daarnaast heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij meer gedetailleerd zou kunnen verklaren over [persoon D] en wat zij dan samen deden. Gelet op het feit dat zij zes jaar lang een relatie hadden, in een vijandige omgeving, en dit voor eiser zijn eerste – bestendige – relatie was, heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom hij diepgaandere verklaringen van eiser verwacht. Verweerder stelt terecht dat ook eisers verklaringen over de invulling van de (liefdes)relatie met [persoon D] oppervlakkig blijven. Op de vraag “wanneer zag u [persoon D] dan bijvoorbeeld?” antwoordde eiser: “Ik ging gewoon naar [persoon D] thuis, en dan gingen wij samen spelen en dat soort dingen. Niemand zou merken dat er eigenlijk iets meer aan de hand was.” (nader gehoor, p. 16). Toen hem werd gevraagd “Wat vond u zo leuk aan [persoon D] ” antwoordde eiser: “Hij was heel zorgzaam. Dat is gewoon echt hoe hij is. Wij praten nog vaak.” Ook bij de beschrijving van [persoon D] blijven de verklaringen van eiser oppervlakkig. Verder heeft verweerder terecht gesteld dat uit de overgelegde Whatsapp-gesprekken niet per definitie een liefdesrelatie tussen twee mannen blijkt. Ten aanzien van de schriftelijke reactie van eiser op het voornemen, in aanvulling op zijn eerdere verklaringen, heeft verweerder ook terecht gesteld dat hieruit onvoldoende blijkt hoe er later invulling werd gegeven aan de relatie.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij voorts tegenstrijdig heeft verklaard over de partner die hij hier in Nederland zou hebben. Tijdens het nader gehoor van 12 juni 2024 verklaarde eiser een relatie te hebben met [persoon D] en met hem samen te zijn, hij is zijn partner. Dat eiser met anderen in Nederland aan het daten is, is volgens hem voor de ‘lol’ (nader gehoor, p. 22). Deze verklaring heeft verweerder niet ten onrechte in strijd geacht met de verklaring van eiser over zijn partner in Nederland “Ik ben nu aan het daten en ik ben niet klaar om mijn partner achter te laten, ik weet niet of ik daartoe bereid ben. Ik wil heel graag bij hem zijn. Ik wil ook graag mijn leven hier leven.” (GVLVH, p. 8). Bovendien heeft eiser een dag voor de zitting een verklaring overgelegd van [persoon A] , waarin staat “As our relationship deepens, I am ready to take the next step with [eiser] by finding a place where we can build a life together”. Nog daargelaten dat eiser zonder nadere toelichting plotseling geen relatie meer heeft met [persoon D] – ter zitting heeft hij dit bevestigd –, stelt verweerder terecht dat uit deze verklaringen van eiser en [persoon A] meer blijkt dan slechts een relatie voor de ‘lol’ (met [persoon A] ). Gelet op deze verklaringen heeft verweerder terecht van eiser meer duidelijkheid mogen verlangen over zijn relaties in Ghana en in Nederland. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser dat hij dit nalaat. 3.5.1. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser bevreemdend verklaart over hoe hij [persoon E] heeft leren kennen en dat zijn verklaringen over [persoon E] summier zijn. Eiser verklaart enerzijds dat hij [persoon E] heeft ontmoet via de app Grindr, toen [persoon E] nog in Canada woonde. Anderzijds is [persoon E] terugverhuisd naar Ghana waar zij elkaar op de middelbare school hebben ontmoet. Eiser legt de wisseling in deze verklaring zo uit, dat zij er toevallig achter kwamen dat ze elkaar ook al via Grindr, onder een ‘nep-profiel’, hebben ontmoet. Verweerder heeft in de eerste plaats deze toevalligheid bevreemdend mogen vinden. Eiser heeft verder geprobeerd zijn verklaringen in de zienswijze te verduidelijken door aan te geven dat hij wist dat [persoon E] homoseksueel was omdat ze elkaar op Grindr hadden gesproken. Verweerder heeft echter terecht opgemerkt dat deze verklaring afwijkt van eisers eerdere verklaring dat hij [persoon E] homoseksuele geaardheid herkende aan zijn uiterlijke kenmerken (nader gehoor, p. 18). Net zoals uit de voorgaande verklaringen van eiser, verklaart hij ook op dit punt niet eenduidig. Verweerder stelt terecht dat duidelijkheid van eiser had mogen worden verwacht, nu [persoon E] kennelijk een belangrijke rol heeft gespeeld in eisers leven en bij zijn vertrek uit Ghana, met hulp van de ouders van [persoon E] , naar Oekraïne. Eiser vindt verder dat hij niet summier heeft verklaard over [persoon E] , maar dat volgt de rechtbank evenmin. Zo stelt verweerder terecht dat de verklaringen over [persoon E] algemeen van aard zijn: “Hij had mooie lippen. Hij werd snel boos, maar voor de rest was hij wel leuk.” (nader gehoor, p. 20). Ten aanzien van eisers standpunt dat hij negatieve karaktertrekken van [persoon E] kan benoemen (zoals boosheid en jaloezie), heeft verweerder terecht opgemerkt dat dit zijn verklaringen niet authentieker maakt, omdat hij nalaat zijn verklaringen verder te voorzien van (bijvoorbeeld) een persoonlijke ervaring (met [persoon E] ). De rechtbank ziet ook niet in dat verweerder een te hoge lat heeft gelegd op dit punt. Verweerder heeft niet ten onrechte het geheel van de bevreemdende, wisselende en summiere verklaringen tegengeworpen aan de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser. 3.6. Verweerder heeft verder niet ten onrechte gesteld dat eiser tegenstrijdig verklaart over de problemen die hij in Ghana heeft meegemaakt. Uit de verklaringen van eiser tijdens het GVLVH kan worden afgeleid dat hij slechts één keer stelt te zijn aangevallen, waarna hij naar de politie en het ziekenhuis is gegaan. Tijdens het nader gehoor is door verweerder gevraagd: “U vertelde tijdens het vorige gehoor over de aanval die heeft plaats gevonden in Accra. Kunt u hier mij nog eens wat over vertellen?” Ook hier verklaart eiser over een uitnodiging om bij iemand thuis te komen, maar hij verklaarde verder “Onderweg naar zijn huis was ik lastig gevallen. Deze mensen hebben mijn telefoon en geld afgepakt, en in elkaar geslagen. Uiteindelijk heb ik de man zelf niet ontmoet.” (nader gehoor, p. 23). De eerdere verklaringen van eiser uit het GVLVH dat hij wel bij deze persoon ( [persoon C] ) thuis was geweest, dat hij toen film ging kijken en op het moment dat zij gingen proberen om iets te doen, mensen binnen kwamen die hem aanvielen, staan inderdaad haaks op de verklaringen die eiser tijdens het nader gehoor heeft afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser niet hoeven volgen in zijn betoog dat er sprake is van twee verschillende ‘vormen’ van aanvallen (diefstal en mishandeling), en ook niet in zijn stelling dat een taalprobleem de oorzaak zou zijn van zijn plotselinge verklaring over een aanval onderweg naar het huis van een persoon die hij niet heeft ontmoet. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de vertaling tijdens het nader gehoor voor interpretatie vatbaar is. Bovendien overtuigen de overige verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor, in de correcties en aanvullingen, en in de zienswijze ook niet dat er sprake was van twee verschillende incidenten, aangezien eiser heeft verklaard slechts één keer te zijn aangevallen. Verder stelt verweerder terecht dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer de aanvallen plaatsvonden (2017 of 2018). Eiser heeft hiertegen geen beroepsgrond aangevoerd. Verweerder onderstreept terecht dat eiser vanwege deze aanvallen is vertrokken uit Ghana, waardoor hij eenduidige verklaringen mag verwachten. 3.7. Gelet op de combinatie van de onder 3.3.1. tot en met 3.6. vermelde tegenwerpingen, die elk afzonderlijk afbreuk doen aan, althans niet bijdragen aan, de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid en de daardoor ondervonden problemen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde geaardheid ongeloofwaardig moet worden geacht. De hiertoe aangevoerde beroepsgronden slagen niet. 3.8. Eiser heeft daarnaast bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde geaardheid. Hij heeft onder andere screenshots van zijn Grindr-profiel en chatberichten, verklaringen van [persoon A] en [persoon F] en foto’s van activiteiten en evenementen overgelegd. Ook zijn een ondersteuningsverklaring, onderzoeksrapport, reacties op de standpunten van verweerder en een rapportage van [stichting] ingebracht. Daarnaast heeft eiser foto’s van zichzelf, transactieoverzichten van maart tot mei 2024 met [persoon D] en [persoon E] (in Ghanese munteenheid) overgelegd, en bankafschriften waaruit blijkt dat hij van maart 2023 tot december 2023 regelmatig betalingen aan een homosauna heeft gedaan. Eiser betoogt dat het bestreden besluit in strijd met WI 2019/17 onvoldoende inzicht biedt in de relatie tussen de activiteiten en contacten in Nederland en de eerder genoemde tegenwerpingen aan de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid. 3.8.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom de bewijsstukken de gestelde geaardheid, ondanks de hiervoor vermelde ontoereikende verklaringen van eiser, niet geloofwaardig maken (de 'compensatiemogelijkheid'). Verweerder heeft niet ten onrechte benadrukt dat het op de eerste plaats aan eiser is om zijn gestelde geaardheid aannemelijk te maken met gedetailleerde verklaringen, aangezien daar het zwaartepunt ligt. Ten aanzien van de bewijsstukken heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat zij de ontoereikende verklaringen van eiser niet kunnen compenseren, nu de genoemde activiteiten – zoals een deelname aan de Pride – niet voorbehouden zijn aan mensen met een homoseksuele geaardheid. Verder bestaan de bewijsstukken voornamelijk uit feitelijke waarnemingen, afkomstig van [stichting] en van eisers (gestelde) partners. Verweerder heeft echter niet ten onrechte gesteld dat de persoonlijke beleving van eiser – wat deze activiteiten voor hem betekenen en welk belang hij eraan hecht – ontbreekt. Het betoog dat verweerder in strijd handelt met WI 2019/17, is in zoverre tevergeefs.
Voorts heeft eiser, een dag voor zitting, een rapportage van [stichting] overgelegd. Het rapport onderstreept verklaringen van eiser die niet zijn meegenomen in het referentiekader en geeft een opsomming van 114 voorbeelden van verklaringen van eiser die zijn ‘eigen ervaringen en de persoonlijke beleving duidelijk maakt’. Eiser beoogt met het rapport te onderbouwen dat de geloofwaardigheidsbeoordeling onzorgvuldig is verricht dan wel onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Hoewel het rapport stelt dat het niet is bedoeld als een alternatieve vorm van de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder, blijkt uit de conclusie dat er wél sprake is van een eigen waardering van de verklaringen van eiser. Dit blijkt namelijk uit de stelling in het rapport dat eiser uitgebreid inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en beleving, wat impliciet een eigen beoordeling inhoudt. Verweerder heeft terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1508, waarin de Afdeling oordeelde dat het feit dat de opsteller van het rapport op basis van deze eigen waardering kritiek levert op de geloofwaardigheidsbeoordeling, nog niet maakt dat de motivering van verweerder ondeugdelijk is. Gelet op wat hiervoor is overwogen over zowel het referentiekader als de eigen verklaringen van eiser, heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser zijn gestelde homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. De argumenten die verweerder daaraan ten grondslag heeft gelegd zijn voldoende om dat standpunt te ondersteunen. Daarom hoefde verweerder in het rapport van [stichting] ook geen aanleiding te zien om zijn beoordeling te wijzigen.
Ook deze beroepsgrond faalt. 4. De slotsom is dat de door eiser aangevoerde beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er zich geen asielgrond als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw voordoet. Conclusie en gevolgen 5. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.