ECLI:NL:RBDHA:2025:10277text/xmlpublic2025-06-13T08:49:532025-06-13Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Den Haag2025-04-23NL24.41746UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLUtrechtBestuursrecht; VreemdelingenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10277text/htmlpublic2025-06-13T08:49:162025-06-13Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBDHA:2025:10277 Rechtbank Den Haag , 23-04-2025 / NL24.41746 BNT asiel, WBV 2023/3, ingebrekestelling prematuur, beroep niet-ontvankelijk.
uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.41746 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Erik), en de Minister van Asiel en Migratie, de minister. Procesverloop Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag). Overwegingen 1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1 2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2 3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiseres, door de minister ontvangen op 21 juni 2023, valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in haar zaak is dus met negen maanden verlengd. De termijn om te beslissen op haar aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling op 20 september 2024 indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. 1. Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235. 4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 23 april 2025 Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.