Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:10998

De asielaanvraag van eiseres wordt niet in behandeling genomen, omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is op grond van de Dublinverordening. De rechtbank is van oordeel dat de nieuwsberichten over de nieuwe wetgeving in Polen en de uitspraken van de Poolse premier op 21 maart 2025 relevante en objectieve informatie bevatten, nu deze een sterke aanwijzing vormen dat Polen zich niet meer zal houde...

Rechtbank Den Haag 25 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:10998 text/xml public 2025-06-25T16:42:50 2025-06-24 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-06-17 NL25.8240 en NL25.8241 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Voorlopige voorziening NL Amsterdam Bestuursrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10998 text/html public 2025-06-25T16:42:31 2025-06-25 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:10998 Rechtbank Den Haag , 17-06-2025 / NL25.8240 en NL25.8241
De asielaanvraag van eiseres wordt niet in behandeling genomen, omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is op grond van de Dublinverordening. De rechtbank is van oordeel dat de nieuwsberichten over de nieuwe wetgeving in Polen en de uitspraken van de Poolse premier op 21 maart 2025 relevante en objectieve informatie bevatten, nu deze een sterke aanwijzing vormen dat Polen zich niet meer zal houden aan de Dublinverordening. De rechtbank stelt vast dat de minister deze relevante ontwikkelingen en objectieve informatie niet heeft betrokken in de besluitvorming. Daarbij heeft de minister onvoldoende kunnen toelichten hoe in de besluitvorming rekening moet worden gehouden met deze informatie en wat deze informatie volgens de minister betekent voor het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Gelet hierop zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen om, alvorens tot een nieuw besluit te komen, nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

Zaaknummer: NL25.8240 (beroep)

NL25.8241 (voorlopige voorziening)

V-nummer: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 , van Syrische nationaliteit, eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. M.A.C. de Vilder – van Overmeire),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. F.E. Mahler).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 19 februari 2025, waarin de minister de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling heeft genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en de voorlopige voorziening hangende dit beroep op 28 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben meegedaan: eiser, de gemachtigde van eiseres, S. Issa als tolk in de taal Koerdisch en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiseres terecht buiten behandeling heeft gesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming besluit

4. Eiseres heeft eerder op 19 december 2023 een asielaanvraag ingediend. Destijds zijn de Poolse autoriteiten op 6 februari 2024 gevraagd om eiseres terug te nemen. De Poolse autoriteiten zijn hiermee akkoord gegaan op 13 februari 2024. Bij besluit van 14 mei 2024 is de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Dit besluit is bij uitspraak van 18 juni 2024 in rechte vast komen te staan. Eiseres is op 12 augustus 2024 overgedragen aan Polen.
4.1.
Vervolgens heeft eiseres op 18 september 2024 opnieuw een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 30 oktober 2023 in Polen en op 19 december 2023 in Nederland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
4.2.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Dit staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De Nederlandse autoriteiten hebben daarom op 13 november 2024 de autoriteiten van Polen verzocht om eiseres terug te nemen. Op 15 november 2024 zijn de Poolse autoriteiten daarmee akkoord gegaan.

De beroepsgronden van eiseres

5. Eiseres voert als eerste aan dat ten opzichte van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij verwijst eiseres naar het AIDA-landenrapport van Polen van juni 2024, waaruit blijkt dat veel vreemdelingen in Polen geen toegang krijgen tot adequate opvang en basisvoorzieningen, waaronder medische zorg.
5.1.
Eiseres heeft baarmoederhalskanker en een hernia L5-S1 die ernstige neurologische klachten veroorzaakt. Uit het medische dossier van eiseres blijkt dat zij restklachten aan de blaas heeft sinds een operatie waarbij haar baarmoeder is verwijderd wegens

een carcinoom. Dit leidt tot frequent toiletbezoek en incomplete blaaslediging. Ook heeft eiseres neurologische klachten als gevolg van een hernia L5-S1, met uitstralende pijn naar beide benen, krachtverlies en gevoelloosheid in het rijbroekgebied. Eiseres heeft astma en is afhankelijk van medicatie, waarvoor herhaaldelijk medische tussenkomsten nodig zijn. Eiseres heeft in Nederland spoedeisende hulp gehad, maar in Polen geen adequate medische zorg ontvangen, ondanks ernstige gezondheidsklachten.
5.2.
Eiseres stelt dat in Polen niet wordt voldaan aan de minimumnorm uit de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn. Het gebrek aan opvangplekken is structureel geworden en er is onvoldoende toegang tot medische zorg en rechtsbijstand. Dat er een claimakkoord ligt, maakt evenmin dat er een garantie geldt voor eiseres dat zij toegang zal krijgen tot deugdelijke opvangvoorzieningen, rechtsbijstand en passende medische zorg.

Het standpunt van de minister

6. De minister heeft op 24 april 2025 een verweerschrift ingediend. De minister stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Polen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De minister verwijst hierbij naar recente jurisprudentie van de Afdeling. De bronnen waar eiser een beroep op doet brengen hier geen verandering in, nu het AIDA-rapport reeds is betrokken door de Afdeling en ook de bronnen van Amnesty International dateren van voor de uitspraken van de Afdeling.
6.1.
Ook met betrekking tot recente nieuwsberichten dat in Polen sprake zou zijn van nieuwe wetgeving op grond waarvan de premier van Polen het asielrecht wil opschorten, dan wel heeft opgeschort, handhaaft de minister het standpunt dat nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De minister verwijst naar een uitspraak van 11 maart 2025, welke is bevestigd door de Afdeling op 27 maart 2025. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister ervan uitgaan dat de asielaanvraag van eiser wordt behandeld, nu de Poolse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat de wijzigingen Dublinclaimanten niet zullen raken. Dit blijkt ook uit de aangehaalde bron van Amnesty International van 16 oktober 2024. In de observaties van het UNHCR is ook omschreven dat de situatie ziet op de buitengrens van Polen. Dit blijkt ook uit de reactie van de Europese Commissie. Vanuit de Europese Commissie is tot op heden geen bericht ontvangen dat Polen zich niet langer committeert aan de Dublinverordening. Voorts is er bij de minister geen berichtgeving bekend van de Poolse autoriteiten dat de overdracht van vreemdelingen op grond van de Dublinverordening niet (langer) mogelijk is. De minister concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wijzigingen in de Poolse wetgeving zien op vreemdelingen die op grond van de Dublinverordening worden overgedragen aan Polen.

Het oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel mag de minister ten aanzien van Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin geslaagd. Eiseres heeft terecht gewezen op nieuwsberichten over uitspraken van de premier van Polen op 21 maart 2025 dat Polen niet langer zal voldoen aan de Dublinverordening. Op de zitting heeft eisers tevens verwezen naar een krantenartikel uit de Volkskrant van 27 maart 2025 met als titel ‘Polen zet streep door recht op asielaanvraag’ (krantenartikel).
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de nieuwsberichten over de nieuwe wetgeving in Polen en de uitspraken van de Poolse premier op 21 maart 2025 relevante en objectieve informatie bevatten, nu deze een sterke aanwijzing vormen dat Polen zich, ook ten aanzien van eiseres, niet meer zal houden aan de Dublinverordening. Ondanks dat wettelijke adviseurs van de Poolse Senaat de opschorting van het recht om asiel aan te vragen in strijd achtten met de Grondwet en meerdere internationale verdragen, heeft de Senaat de wet toch met een meerderheid aangenomen, waarna de premier heeft gezegd direct tot actie over te gaan.
7.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister deze relevante ontwikkelingen en objectieve informatie niet heeft betrokken in de besluitvorming. Daarbij heeft de minister onvoldoende kunnen toelichten hoe in de besluitvorming rekening moet worden gehouden met deze informatie en wat deze informatie volgens de minister betekent voor het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. De verwijzing van de gemachtigde van de minister naar de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2025 is daarvoor onvoldoende, omdat in die uitspraak de recente uitlatingen van de premier van Polen niet zijn betrokken of weerlegd. De omstandigheid dat Polen met het claimakkoord het verzoek uitdrukkelijk heeft geaccepteerd, is daarvoor ook niet voldoende, omdat dit claimakkoord dateert van 15 november 2024, dus van ver voor de recente ontwikkelingen. Evenmin wordt de stelling van de minister gevolgd dat vreemdelingen tot op heden worden overgedragen aan Polen en om deze reden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan. Deze stelling is niet onderbouwd en de enkele omstandigheid dat Polen de overdracht van vreemdelingen zou aanvaarden zegt niets over de waarborging van het asielrecht.
7.4.
Gelet op de uitspraken van de premier van Polen van 21 maart 2025 kan de minister niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan ten aanzien van Polen. Gelet hierop zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen om, alvorens tot een nieuw besluit te komen, nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen. Daarbij moet de minister rekening houden met de informatie die door eiseres is verstrekt en meewerken aan de vaststelling van de feiten door te beoordelen of het gestelde risico reëel is, op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens en afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten. Verder moet de minister daarbij ook op eigen initiatief rekening houden met relevante informatie waarvan de lidstaat niet onkundig kan zijn met betrekking tot mogelijke structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond, omdat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister wordt opgedragen op om nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen. De minister wordt daarbij opgedragen om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.

9. Nu de rechtbank op het beroep heeft beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

10. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt de minister op om nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen en binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek af.

De rechtbank en voorzieningenrechter in beide zaken:

- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.L.C.M. Ficq, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van

mr. K.J. Vos, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Verordening (EU) nr. 604.2013.

Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Asylum Information Base.

Richtlijn 2013/33/EU.

Richtlijn 2013/32/EU.

ECLI:NL:RVS:2024:3455, ECLI:NL:RVS:2025:1659 en ECLI:NL:RVS:2025:1250.

Afdeling bestuursrecht van de Raad van State.

Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats, van 11 maart 2025, NL25.890.

ECLI:NL:RVS:2025:1247.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Verdrag ter bescherming van vluchtelingen.

https://notesfrompoland.com/2025/03/21/tusk-poland-will-no-longer-comply-with-eus-dublin-regulation-on-returning-asylum-seekers/.

ECLI:NL:RVS:2025:1250.

Artikel delen