Beroep niet tijdig geen procesbelang niet ontvankelijk
Rechtbank Den Haag 24 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:11076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
24-06-2025
Datum publicatie
24-06-2025
Zaaknummer
NL25.16432
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBDHA:2025:11076text/xmlpublic2025-06-24T14:59:062025-06-24Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Den Haag2025-05-30NL25.16432UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLUtrechtBestuursrecht; VreemdelingenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:11076text/htmlpublic2025-06-24T14:58:542025-06-24Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBDHA:2025:11076 Rechtbank Den Haag , 30-05-2025 / NL25.16432 Beroep niet tijdig geen procesbelang niet ontvankelijk
uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.16432 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf), en de minister van Asiel en Migratie, de minister. Procesverloop Deze uitspraak gaat over het beroep eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 11 april 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag (het reële besluit). Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd. Overwegingen 1. De rechtbank vindt het in de zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1 2. Het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen door de minister is kennelijk niet- ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiseres gelijk had met haar beroep. Dit is om de volgende reden. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat de minister alsnog zou beslissen op haar aanvraag. Omdat de minister inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiseres geen zin meer. Eiseres heeft zogezegd geen procesbelang meer bij haar beroep. 3. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag heeft mede betrekking op het reële besluit, aangezien het reële besluit niet geheel aan het beroep tegemoetkomt. Eiseres voert in dit verband aan dat de minister ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom heeft toegekend. 1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 4. Het bestuursorgaan verbeurt een bestuurlijke dwangsom aan een betrokkene als het niet op tijd een beslissing neemt.2 Sinds 11 juli 2021 geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Hierin is bepaald dat geen bestuurlijke dwangsom wordt verbeurd als de minister niet-tijdig beslist op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vraag ontstond of dit in strijd was met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 30 november 2022 geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.3 Daarmee staat vast dat de minister geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd als hij te laat beslist op een dergelijke aanvraag. 5. De rechtbank ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Dit omdat de minister het besluit van 11 april 2025 te laat heeft genomen en eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dat besluit. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.4
6. De minister heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres. De rechtbank leidt hier uit af dat de minister er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiseres te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk; veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. 2 Artikel 8:55c van de Awb.
3 ECLI:NL:RVS:2022:3352.
4 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 30 mei 2025 Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.