Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:12063

Parkeerbelasting ongegrond

Rechtbank Den Haag 14 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:12063 text/xml public 2025-07-14T08:42:57 2025-07-08 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-06-12 SGR 24/5024 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Den Haag Bestuursrecht; Belastingrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:12063 text/html public 2025-07-14T08:40:58 2025-07-14 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:12063 Rechtbank Den Haag , 12-06-2025 / SGR 24/5024
Parkeerbelasting ongegrond

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 24/5024
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 17 mei 2024 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2025.

Belanghebbende is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.S. Veenstra.
Overwegingen
1. Op 10 april 2024 om 15:50 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd op de [straatnaam] ter hoogte van nummer [huisnummer] (de locatie). De locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.

2. Tijdens een controle op voormeld tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 83,45, waarbij € 6,75 ziet op nageheven parkeerbelasting en € 76,70 op kosten van de naheffing.

3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Er is namelijk wel degelijk parkeerbelasting betaald, enkel het verkeerde kenteken stond aangemeld voor de bezoekersvergunning. De heffingsambtenaar is een tegengestelde mening toegedaan en stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de voorwaarden van de parkeervergunning niet zijn nageleefd.

5. De rechtbank stelt voorop dat op grond van vaste jurisprudentie alleen sprake is van parkeren met een vergunning als bij het parkeren wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. Is aan één of meer van deze voorwaarden niet voldaan, dan is geen sprake van parkeren met die vergunning en moet er op een andere wijze parkeerbelasting worden voldaan. Eén van deze voorwaarden voor de bezoekersparkeervergunning is dat het juiste kenteken aangemeld moet zijn voor de parkeervergunning.

6. Het kenteken van de auto van belanghebbende was niet aangemeld voor de parkeervergunning. Het kenteken van een andere auto was abusievelijk aangemeld. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van het parkeren met de bezoekersvergunning. Het feit dat een ander kenteken is aangemeld en dat hiermee het tegoed van die vergunning wel is verminderd, doet hieraan niet af. Fouten bij het aanmelden van het kenteken blijven volgens de aan de vergunning gestelde voorwaarden voor rekening van belanghebbende.

7. De rechtbank overweegt tot slot dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Slechts in bijzondere gevallen kan strikte naleving van de regels met betrekking tot de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van de parkeerder worden gevergd (zogenoemde overmacht). Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de vergissing van belanghebbende is van een dusdanig bijzonder geval geen sprake. Het feit dat belanghebbende dus niet opzettelijk het verkeerde kenteken heeft aangemeld en dat er geen sprake was van het niet willen betalen van parkeerbelasting, doet dus aan het hiervoor gegeven oordeel niet af.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2025.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).

Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.

Verder vermeldt u ten minste het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de datum van verzending;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Hoge Raad 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.

Hof Den Haag 5 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:463.

Artikel delen