Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:1998

Kort geding. Vordering tot nakoming gedeeltelijk toegewezen.

Rechtbank Den Haag 17 February 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:1998 text/xml public 2025-02-17T11:55:18 2025-02-14 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-02-14 11431485 CV EXPL 24-4085 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Kort geding NL Gouda Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:1998 text/html public 2025-02-17T11:55:11 2025-02-17 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:1998 Rechtbank Den Haag , 14-02-2025 / 11431485 CV EXPL 24-4085
Kort geding. Vordering tot nakoming gedeeltelijk toegewezen.
Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda

LA (B)

Rolnr.: 11431485 CV EXPL 24-4085

Datum: 29 januari 2025

Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] , Nicaragua,

eisende partij,

procederende in persoon,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,

gedaagde partij,

procederende in persoon.

Partijen worden aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.
1De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:

de dagvaarding met producties d.d. 19 december 2024;

het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2024 en 15 januari 2025, waarbij [eiser] is verschenen in persoon. [gedaagde] , hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.
2Het geschil 2.1
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan [naam 1] te betalen een bedrag ad € 25.000,=, zijnde een studiebeurs.
2.2
[eiser] legt – zakelijk weergegeven – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Hij is de broer van [gedaagde] en heeft in het verleden gezorgd voor de opvang van de kinderen van [gedaagde] . De daaraan verbonden kosten heeft hij voor zijn rekening genomen. Ter compensatie zijn partijen, zoals vastligt in een door partijen ondertekende brief d.d. 7 december 2017, het volgende overeengekomen: Voorafgaande aan de start van dit project is [gedaagde] bereid [eiser] ’s dochter, zijn nicht en een achternicht er twee achterneven te helpen met een studiebeurs van 20000 (twintig duizend) euro per persoon. [gedaagde] compenseert hiermee de redding en opvang door [eiser] van zijn vier verwaarloosde kinderen gedurende 8 jaar. De bedragen worden overgemaakt naar [naam 2] , maar geoormerkt voor de genoemde personen. Nota is bijgevoegd. De personen waarop deze afspraak betrekking heeft zijn volgens [eiser] (onder meer) [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] . [gedaagde] is deze afspraak, ondanks herhaalde toezeggingen om dat te zullen doen, niet nagekomen, ofschoon hij daartoe jegens [eiser] verplicht is. [eiser] stelt dat hij bij zijn vordering een spoedeisend belang heeft.
2.3
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.
3De beoordeling 3.1
[eiser] heeft [gedaagde] met inachtneming van de voorgeschreven formaliteiten en termijnen opgeroepen. [gedaagde] is niet in het geding verschenen. Om die reden is tegen [gedaagde] verstek verleend.
3.2
In deze zaak moet aan de hand van de voorshands vaststaande feiten worden beoordeeld of het aannemelijk is geworden dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure slagen, dat het gerechtvaardigd is daarop door het geven van de gevorderde voorziening vooruit te lopen. Daarbij dienen de belangen van partijen en de spoedeisendheid van het belang van [eiser] in aanmerking te worden genomen.
3.3
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is.
3.4
De vordering van [eiser] kan niet worden toegewezen tot het gevorderde bedrag ad € 25.000,=, omdat voorshands niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de betaling van dit bedrag heeft toegezegd, nu [eiser] geen bewijsstukken in het geding heeft gebracht waaruit dit blijkt. De vordering kan, op na te melden wijze, wel worden toegewezen tot een bedrag ad € 20.000,=, welk bedrag is genoemd in de hiervoor geciteerde brief d.d. 7 december 2017. Deze vordering komt de kantonrechter voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voor.
3.5
Nu partijen broers zijn, worden de proceskosten gecompenseerd (artikel 237 Rv).

Beslissing

Bij wege van voorlopige voorziening:

De kantonrechter:

- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam 1] te betalen een bedrag ad € 20.000,=, zijnde een studiebeurs;

- compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2025.

Artikel delen