Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:8401

Afwijzing urgentieverklaring. Verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Rechtbank Den Haag 16 May 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:8401 text/xml public 2025-05-16T11:54:06 2025-05-14 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-04-15 SGR 25/1927 Uitspraak Voorlopige voorziening NL Den Haag Bestuursrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:8401 text/html public 2025-05-16T11:53:33 2025-05-16 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:8401 Rechtbank Den Haag , 15-04-2025 / SGR 25/1927
Afwijzing urgentieverklaring. Verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 25/1927
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 april 2025 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool),

en
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Badloe).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Bij besluit van 15 januari 2025 heeft verweerder de urgentieverklaring afgewezen. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde en mr. E.M. Prins, en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Waar gaat deze zaak over?

3. Verzoekster is twee jaar geleden met haar drie kinderen vanuit Curaçao naar Nederland verhuisd. Dit omdat haar jongste zoon speciale zorg nodig heeft die hem in Curaçao niet kon worden geboden. Verzoekster is toen ingetrokken bij haar tante in een appartement met één slaapkamer. Omdat dit te druk werd, is verzoekster verzocht om de woning te verlaten. Zij woont daarom sinds september 2024 met haar kinderen in een hotel dat door het Daklozenloket wordt gefaciliteerd. Zij is in verwachting van haar vierde kind. Omdat haar woonsituatie onhoudbaar is, heeft verzoekster een urgentieverklaring aangevraagd.
3.1.
Verweerder heeft urgentieverklaring afgewezen, omdat zich volgens haar meerdere weigeringsgronden voordoen. Zo is volgens haar geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem, was het huisvestingsprobleem te voorkomen dan wel te voorzien, en is het ontstaan van het huisvestingsprobleem het gevolg van een aan verzoekster toe te rekenen handelen of nalaten. Volgens verweerder bestaat er verder geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring te verlenen.

Wat vindt verzoekster?

4. Volgens verzoekster werpt verweerder haar ten onrechte verschillende weigeringsgronden tegen. Die weigeringsgronden zien namelijk op bewoning van een onzelfstandige woonruimte, en de hotelkamer waarin verzoekster verblijft kan daaraan niet gelijk worden gesteld. Zij maakt momenteel namelijk gebruik van puur noodonderdak, waarbij primaire voorzieningen om te kunnen wassen en koken ontbreken. Verzoekster moet daarom elke dag op en neer naar Zoetermeer om te koken bij een vriendin, en doet haar was bij haar broer in Den Haag. Zij heeft medische klachten en haar kinderen hebben meer ruimte nodig. Haar jongste zoon heeft een taalontwikkelingsachterstand, en door de huidige woonsituatie kan niet de benodigde zorg worden geboden. Verweerder heeft de belangen van haar minderjarige kinderen dan ook onvoldoende meegenomen. De situatie dreigt uit de hand te lopen, wat ook wordt onderschreven door verschillende betrokken instanties.

Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?

5. Vooropgesteld overweegt de voorzieningenrechter dat het verlenen van een urgentieverklaring in afwachting van de beslissing op bezwaar, geen voorlopige maatregel is. Na toewijzing kan immers de onomkeerbare situatie ontstaan dat verzoekster voor de beslissing op bezwaar een woning verkrijgt op grond van de verleende urgentieverklaring. Een voorlopige voorziening kan in dit soort zaken in de regel daarom alleen worden getroffen als buiten twijfel staat dat er een urgentieverklaring moet worden verleend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is, en overweegt daartoe als volgt.
5.1.
Verweerder heeft kunnen oordelen dat zich meerdere weigeringsgronden voordoen. Zo is verzoekster zelf naar Nederland en gemeente Zoetermeer gekomen, zonder dat zij over adequate woonruimte beschikte. Dat zich huisvestingsproblemen zouden voordoen kon daarom door verzoekster worden voorzien en dit was te voorkomen. Dat de huidige woonsituatie te klein is, en verzoekster en haar kinderen (geluids)overlast ervaren, gelden daarnaast niet als urgente huisvestingsproblemen. Omdat zich al meerdere weigeringsgronden voordoen, is de vraag of de hotelkamer al dan kwalificeert als een onzelfstandige woonruimte in deze beoordeling niet van doorslaggevend belang. Dit kan eventueel nader aan bod komen tijdens de behandeling in bezwaar.
5.2.
Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring aan verzoekster te verlenen. Weliswaar heeft verzoekster verschillende verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat het voor het gezin en de ontwikkeling van haar kinderen en de nodige begeleiding daarbij wenselijk is dat zij over andere woonruimte beschikken maar daarmee is nog niet ingegeven dat de situatie van verzoekster en haar kinderen schrijnender is dan die van andere woningzoekenden in een soortgelijke situatie. Het is duidelijk dat het gezin behoefte heeft aan meer ruimte en privacy, maar die situatie is mede gelet op de zeer krappe woningmarkt niet uniek. Dat verweerder de belangen van de minderjarige kinderen in dit kader onvoldoende heeft meegewogen, is de voorzieningenrechter verder gebleken.
Conclusie en gevolgen
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. Dat betekent dat verzoekster geen urgentieverklaring krijgt.
6.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Artikel 4:5, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Zoetermeer 2023 (Huisvestingsverordening), samen gelezen met artikel 2.1.2, aanhef en onder b, c en i, van de Beleidsregels urgentieverklaringen Zoetermeer 2019 (Beleidsregels).

Artikel 4:5, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening, samen gelezen met artikel 2.1.4, aanhef en onder j, van de Beleidsregels.

Artikel 4:5, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening, samen gelezen met artikel 2.1.6, aanhef en onder b, van de Beleidsregels.

Op grond van artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.

Artikel delen