Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:9851

Tussenuitspraak, WIA, IVA, hethad op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen medische informatie op te vragen bij de behandelaars van Langeveld. Nu de verzekeringsarts b&b dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit gebaseerd op een onvoldoende zorgvuldig onderzoek en een onvoldoende motivering, verweerder krijgt de mogelijkheid om het gebrek te herstellen.

Rechtbank Den Haag 13 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:9851 text/xml public 2025-06-13T14:49:23 2025-06-05 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-05-22 24/2695 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Tussenuitspraak NL Den Haag Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:9851 text/html public 2025-06-13T12:18:59 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:9851 Rechtbank Den Haag , 22-05-2025 / 24/2695
Tussenuitspraak, WIA, IVA, hethad op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen medische informatie op te vragen bij de behandelaars van Langeveld. Nu de verzekeringsarts b&b dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit gebaseerd op een onvoldoende zorgvuldig onderzoek en een onvoldoende motivering, verweerder krijgt de mogelijkheid om het gebrek te herstellen.

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/2695
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2025 in de zaak tussen
<?linebreak?>de minister van Justitie en Veiligheid, te Den Haag, eiser
(gemachtigde: M. Slot),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: J.G. Kramer).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] ( [derde-partij] ).
Inleiding
Met het besluit van 1 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder [derde-partij] per 14 april 2023 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

Met het besluit van 6 februari 2024 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser gegrond verklaard en is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 63,18.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van eiser en [derde-partij] , vergezeld door [naam] , re-integratie adviseur/arbeidsdeskundige bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Verweerder is niet verschenen.
Overwegingen
Wat aan de procedure vooraf ging
1.1.
[derde-partij] is laatstelijk vanaf september 2018 werkzaam geweest als medior complexbeveiliger bij eiser voor ongeveer 36 uur per week. Op 16 april 2021 heeft [derde-partij] zich ziekgemeld met belemmerende gezondheidsklachten. Op 16 januari 2023 heeft [derde-partij] een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
1.2.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarin aan [derde-partij] per 14 april 2023 een WIA-uitkering, een loongerelateerde WGA-uitkering, is toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft daarin gesteld dat aan [derde-partij] een IVA-uitkering moet worden toegekend. Na onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b heeft verweerder het bestreden besluit genomen, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van [derde-partij] is verlaagd naar 63,18%.

Gronden van eiser

2. Eiser heeft samengevat onder meer aangevoerd dat verweerder ten onrechte stelt dat bij [derde-partij] geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Bij [derde-partij] is verbetering van de functionele mogelijkheden niet of nauwelijks te verwachten. Er moet daarom aan hem een IVA-uitkering worden toegekend. De combinatie van zijn psychiatrische problematiek (ASS, PTSS en overige aanpassingsstoornissen) maakt dat [derde-partij] andere mensen wantrouwt, wat adequaat herstelgedrag onmogelijk maakt. De comorbiditeit versterkt de klachten bij [derde-partij] en bemoeilijkt de behandeling, zoals de verzekeringsarts b&b ook zelf bevestigt. Het feit dat de behandelaren en begeleiders afhaken, ook de meest professionele behandelaren (Parnassia, Militair Hospitaal, huisarts, enzovoorts) lijkt voort te komen uit de gedragingen van [derde-partij] . Deze gedragingen zijn een gevolg van zijn ziektebeelden. Hieruit wordt aannemelijk dat [derde-partij] niet in staat is om adequaat herstelgedrag te vertonen. Dit maakt behandeling en de kans op herstel erg onwaarschijnlijk. Door zijn forse beperkingen is [derde-partij] marginaal belastbaar. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende beperkingen aangenomen en zijn beoordeling ten aanzien van de door hem aangenomen beperkingen onvoldoende gemotiveerd. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder medische informatie had moeten opvragen bij de behandelaars om duidelijkheid te krijgen over de belastbaarheid van [derde-partij] en over de vraag of hij behandelbaar is. De bewijslast ligt hierin niet bij de werkgever.

Beoordeling door de rechtbank

3. Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9342) volgt dat bij een werkgeversberoep de positie van de werkgever en de aard van betrokken belangen met zich brengen dat het Uwv het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. Er is niet zozeer sprake van een ander toetsingskader, maar wel van een zwaardere motiveringsplicht. De CRvB heeft daarnaast meermalen overwogen (zie onder andere de uitspraken van 17 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3969, en 1 augustus 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9589) dat werkgevers niet de mogelijkheid hebben om medische informatie in te brengen en dat een werkgever niet veel anders kan dan trachten aan te geven dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende is geweest of dat de door het Uwv gegeven motivering de beslissing niet kan dragen.

4. De rechtbank constateert dat de primaire verzekeringsarts zijn beoordeling heeft gebaseerd op de in het dossier aanwezige informatie van de bedrijfsarts en op de anamnese. De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens zijn beoordeling gebaseerd op bestudering van de dossiergegevens, bestudering van de bezwaargronden en hetgeen op de hoorzitting is besproken. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank, gelet ook op hetgeen [derde-partij] en [naam] ter zitting daarover hebben verklaard, niet een volledig beeld kunnen krijgen van de ernst van de psychiatrische klachten van [derde-partij] , de inhoud van de behandelingen en de reden waarom die zijn gestopt. Het had op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen medische informatie op te vragen bij de behandelaars van [derde-partij] . Nu de verzekeringsarts b&b dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit gebaseerd op een onvoldoende zorgvuldig onderzoek en een onvoldoende motivering.

Conclusie
5.1.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit gebreken vertoont en niet in stand kan blijven. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen door toepassing te geven aan artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:80a Awb doet de rechtbank daarom een tussenuitspraak. Verweerder kan de gebreken herstellen met een aanvullende motivering, of met een nieuwe beslissing, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het zorgvuldigheidsgebrek te herstellen moet de verzekeringsarts b&b informatie opvragen bij de behandelaars van [derde-partij] . De rechtbank verzoekt de verzekeringsarts b&b om het verzoek om toestemming voor het opvragen van medische informatie toe te zenden aan [derde-partij] zelf en aan [naam] die [derde-partij] kan bijstaan bij het geven van toestemming. De gegevens van [naam] zijn bekend bij verweerder. Zij heeft de aanvraag om een WIA-uitkering van [derde-partij] aan verweerder gezonden.
5.2.
Verweerder dient, gelet op het bepaalde in artikel 8:51b, eerste lid, Awb, zo spoedig mogelijk – en wel binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak – kenbaar te maken of van de gelegenheid tot herstel gebruik zal worden gemaakt.
5.3.
In het geval verweerder gebruik wenst te maken van de gelegenheid de gebreken te herstellen, wordt hem hiervoor met toepassing van artikel 8:51a, tweede lid, Awb een termijn gegeven van twaalf weken.
5.4.
Op grond van artikel 8:51b, derde lid, Awb kunnen eiser en [derde-partij] binnen vier weken nadat verweerder heeft bericht op welke wijze de gebreken zijn hersteld, schriftelijk hun zienswijze naar voren brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.
5.5.
Verlenging van de hiervoor genoemde termijnen is slechts mogelijk in bijzondere gevallen. Een gemotiveerd verzoek om verlenging van een termijn moet worden ingediend binnen de in deze tussenuitspraak bepaalde termijn.
5.6.
Indien verweerder aangeeft geen gebruik te willen maken van de gelegenheid tot herstel, dan wel na het ongebruikt verstrijken van de hem hiervoor gestelde termijnen, zal de rechtbank binnen zes weken na het verstrijken van de gestelde termijn of het ontvangen van het bericht van verweerder einduitspraak doen.
5.7.
Indien verweerder is overgegaan tot herstel van de gebreken, zal de rechtbank einduitspraak doen binnen zes weken na het verstrijken van de termijn van vier weken voor de zienswijze van eiser en [derde-partij] .
5.8.
Tenzij er aanleiding bestaat anders te beslissen, zal met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, Awb een (nader) onderzoek ter zitting achterwege blijven.
5.9.
In afwachting van de nadere reactie van verweerder, zoals hiervoor aangegeven, en de zienswijze daarop van eiser en [derde-partij] , wordt iedere verdere beslissing aangehouden. Dit betekent dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht in beroep nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:

- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de geconstateerde gebreken te herstellen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze tussenuitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

Artikel delen