RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2403
en
(gemachtigde: mr. R. Kurvink).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de verkorting van de duur van haar corona herstelbewijs. Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 heeft de minister dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres tegen een algemeen verbindend voorschrift geen bezwaar kan maken en zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.
1.1.De minister heeft met een verweerschrift gereageerd op het beroep.
1.2.De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de minister. De door eiseres opgeroepen getuigen zijn niet verschenen.
2. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het door haar ingediende beroepschrift. Daarom ziet de rechtbank af van het zelf oproepen van de door eiseres opgeroepen getuigen en verklaart zij het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
Waar gaat het beroep over?
3. In Nederland bestond tot 20 mei 2022 het coronatoegangsbewijs. Dit bestond naast het Digitaal Corona Certificaat dat in alle lidstaten van de Europese Unie geldig is.n
Dit certificaat is gebaseerd op Verordening (EU) 2021/953.
3.1.Het coronatoegangsbewijs kon worden verstrekt op basis van een negatieve test, herstel of vaccinatie. Eiseres had een coronatoegangsbewijs op basis van herstel (herstelbewijs). De geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs was geregeld in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Tijdelijke regeling). Die regeling is vervallen per 20 mei 2022. Tot 8 februari 2022 had het herstelbewijs een geldigheidsduur van 365 dagen. Per die dag is artikel 6.29, derde lid, aanhef en onder d, aanhef en onder 1, van de Tijdelijke regeling gewijzigd en is de geldigheidsduur van het herstelbewijs teruggebracht tot 180 dagen en daarmee gelijkgetrokken met de geldigheidsduur van het Digitaal Corona Certificaat op basis van herstel. Van deze beperking van de geldigheidsduur is mededeling gedaan in de CoronaCheck-app.
3.2.Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beperking van de geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs. Dit bezwaar heeft de minister niet-ontvankelijk verklaard omdat het verkorten van de duur van het herstelbewijs geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Heeft eiseres nog procesbelang?
4. Uit vaste rechtspraak volgt dat de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen, als het doel dat de indiener voor ogen staat met het beroep moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.n
Zie bijvoorbeeld ABRvS 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404.
4.1.In dit geval kan dat procesbelang liggen in het terugdraaien van de geldigheidsduur van het herstelbewijs tot 365 dagen. Maar door de intrekking van de Tijdelijke regeling bestaat sinds 20 mei 2022 het coronatoegangsbewijs niet meer. Dat betekent dat per die datum alle herstelbewijzen hun geldigheid hebben verloren. Eiseres kan daarom met het beroep niet bereiken dat de geldigheidsduur van het herstelbewijs wordt teruggebracht tot 365 dagen.
4.2.Belang bij een beroep kan ook worden aangenomen, indien wordt gesteld dat als gevolg van de besluitvorming schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen en dit tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt. In dit geval moet het gaan om schade die eiseres heeft geleden als gevolg van het terugbrengen van de geldigheidsduur van het herstelbewijs. Daarom moet eiseres inzichtelijk maken welke schade zij heeft geleden als gevolg van het terugbrengen van de geldigheidsduur van het herstelbewijs.
4.2.1.Eiseres heeft schade gesteld. Die gestelde schade is op de zitting besproken. Eiseres is werkzaam op opdrachtenbasis. Haar vakanties neemt zij op na afloop van opdrachten. Omdat de geldigheidsduur van het herstelbewijs is teruggebracht tot 180 dagen, kon zij daar niet op wachten en is zij eerder op vakantie gegaan. Zij heeft in februari 2022 een vakantie geboekt naar Spanje met als vertrekdatum 26 mei 2022. Dat betekende dat zij tijdens een opdracht vrij moest nemen en daarom inkomensverlies heeft geleden.
4.2.2.Deze gestelde schade leidt niet tot procesbelang. Weliswaar is het eerder op vakantie gaan een reactie van eiseres op de verkorting van het herstelbewijs, maar het herstelbewijs heeft helemaal niet als consequentie dat de periode waarin zij in het buitenland op vakantie kon gaan werd verkort. Het herstelbewijs ziet daar namelijk niet op. Daarop ziet het Digitaal Corona Certificaat. Die geldigheidsduur is door de beslissing van de minister tot beperking van de geldigheidsduur van het herstelbewijs niet veranderd. De gestelde schade is dus niet het gevolg van de beperking van de geldigheidsduur van het herstelbewijs.
4.3.Uit het voorgaande volgt dat eiseres geen procesbelang heeft. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet alleen al daarom geen reden om tot heropening over te gaan en de door eiseres opgeroepen getuigen op te roepen.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2023
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.