Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/5061
in de zaak tussen
Vereniging Leefmilieu, te Nijmegen
[Eiser(es) A] , [B], [C] , [D] , [E] , [F] , [G] , [H] , [I] en [J], allen te [plaats N] , eisers
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en
Als derde-partij neemt aan het geding deel: Maatschap [L], te Vragender (vergunninghouder)
(gemachtigde: [M] ).
In het besluit van 6 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning verleend op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De derde-partij heeft een reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 16 februari 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:758) het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Namens eisers is de gemachtigde verschenen. Het college is vertegenwoordigd door mr. P. Tillie en C. Donker. Namens vergunninghouder is [L] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Inleiding
1. Vergunninghouder heeft op 6 juni 2019 een aanvraag ingediend voor aanpassing van een varkenshouderij aan [het adres O] te [plaats P] in verband met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Korenburgerveen bedraagt 9,4 km.
1.1.Voor deze varkenshouderij heeft het college eerder op 14 oktober 2014 een natuurvergunning verleend. Op grond van deze natuurvergunning mag vergunninghouder een varkenshouderij exploiteren met zes stallen. Alle zes stallen zijn inmiddels gerealiseerd.
Vergunninghouder wil ten opzichte van de situatie zoals vergund in 2014 het emissiepunt van stal 1 wijzigen en op stal 3 een andere luchtwasser plaatsen, wat ook tot wijziging van het stalsysteem leidt. In stal 3 zullen zowel in de oude als in de nieuwe situatie 10.752 biggen worden gehuisvest. Het type luchtwasser op stal 3 is gewijzigd van BWL 2007.02.V1 naar BWL 2009.12.V4.
Vergunninghouder heeft hiertoe in eerste instantie een melding gedaan gebaseerd op het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Naar aanleiding van de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 mei 2019n
ECLI:NL:RVS:2019:1603
Het college heeft in het bestreden besluit overwogen dat uit de Aerius-berekening blijkt dat de emissie van ammoniak in de referentiesituatie (de natuurvergunning van 14 oktober 2014) 2.872,02 kilogram per jaar (kg/j) bedroeg en de emissie van stikstofoxiden 37,17 kg/j. In de nieuwe situatie bedraagt de emissie van ammoniak 2.872,01 kg/j en van stikstofoxiden 37,17 kg/j, zodat er sprake is van een afname.
In de beleidsregel intern en extern salderen van 10 december 2019 staat dat de vergunde emissie in principe alleen in de referentiesituatie wordt meegenomen als deze capaciteit aantoonbaar feitelijk is gerealiseerd. Omdat het door omstandigheden buiten de macht van vergunninghouder niet mogelijk is geweest de stallen te bouwen en uit de aangeleverde stukken blijkt dat onomkeerbare significante investeringsverplichtingen zijn aangegaan om de stallen te bouwen, wordt voldaan aan artikel 5, achtste lid, onder b, van de beleidsregel.
Volgens het college komt de stikstofdepositie door middel van salderen met de referentiesituatie uit op 0,00 mol per hectare per jaar of lager, zodat de aangevraagde activiteit niet leidt tot significante effecten op instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden. Het college heeft daarom de natuurvergunning verleend.
Procedure omgevingsvergunning
2. In de procedure tegen de omgevingsvergunning voor deze varkenshouderij heeft de Afdeling in de uitspraak van 9 december 2020n
ECLI:NL:RVS:2020:2935
De huidige situatie
3. Op de zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat er voor is gekozen om op stal 3 niet de in het bestreden besluit vergunde luchtwasser (BWL 2009.12.V4) te zetten, maar de in de natuurvergunning van 14 oktober 2014 vergunde luchtwasser (BWL 2007.02.V1). Vergunninghouder heeft de rechtbank verzocht om het bestreden besluit te vernietigen en om zelf in de zaak te voorzien door de natuurvergunning in stand te laten en de luchtwasser te wijzigen van BWL 2009.12.V4 naar BWL 2007.02.V1.
4. De rechtbank merkt daarover op dat zij het besluit moet beoordelen dat bij haar voorligt. Dat is een natuurvergunning waarin een stalsysteem met luchtwasser BWL 2009.12.V4 is vergund. Als vergunninghouder een andere luchtwasser vergund had willen zien, dan had het op haar weg gelegen om met het college hierover in overleg te treden om een wijzigingsbesluit op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb te nemen. Dit wijzigingsbesluit had dan in deze beroepsprocedure kunnen worden beoordeeld.
Omdat dit niet is gebeurd dient de rechtbank de natuurvergunning te beoordelen die voorligt, met de beroepsgronden die daartegen door eisers zijn aangevoerd.
Wat is het vergunde project?
5. Het project behelst het verschuiven van een emissiepunt van stal 1 en het wijzigen van de luchtwasser op stal 3. Daarnaast is in de uitspraak van de Afdeling over de omgevingsvergunning bepaald dat de uitlaatopeningen van stal 3 een oppervlakte van 4,48 m² moeten hebben. Voor deze activiteiten is deze natuurvergunning ook bedoeld.
De rechtbank is daarom net als de voorzieningenrechter van oordeel dat alleen voor deze gevraagde activiteiten de stikstofdepositie moet worden berekend. Alle activiteiten waarvoor eerder al een onherroepelijke natuurvergunning is verleend, kunnen dus in deze procedure niet opnieuw ter discussie worden gesteld.
5.1.Dat betekent dat het betoog van eisers dat ten onrechte niet is gekeken naar de stikstofemissie van het transport en bij de bouw van de stallen niet slaagt. Deze activiteiten zijn al vergund bij de eerdere Wnb-vergunningn
Zie ter vergelijking overweging 6 en 7 van de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2760)
Mag het college uitgaan van de emissiefactor uit de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)?
6. Eisers betogen dat het college bij de berekening ten onrechte is uitgegaan van de in de Rav opgenomen emissiefactoren. Volgens eisers is de actuele wetenschappelijke kennis dat er onzekerheid bestaat over het rendement van luchtwassystemen, waarvan bij het opstellen van de Rav is uitgegaan. De daarin opgenomen emissiefactoren kloppen niet. Daarbij wijzen eisers naar het rapport ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen’ (het WURrapport)n
R.W. Melse, G.M. Nijeboer, N.W.M. Ogink, Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen; Deel 2: Steekproef rendement luchtwassers in de praktijk, Wageningen University & Research 2018. C. van Bruggen, K. Geertjes, Stikstofverlies uit opgeslagen mest, CBS, oktober 2019.
Niet uit de lucht gegrepen, Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof, maart 2019. ECLI:NL:RVS:2021:71
6.1.Zoals de Afdeling in de uitspraken van 7 september 2022 met betrekking tot emissiearme stalsystemen in de melkveehouderijn
ECLI:NL:RVS:2022:2557, ECLI:NL:RVS:2022:2622 en ECLI:NL:RVS:2022:2624).
6.2.In deze zaak ligt in de oude en de nieuwe situatie hetzelfde stalsysteem D.1.15.4 voor, met dien verstande dat het luchtwassysteem is gewijzigd. Zowel het biologische combi-luchtwassysteem BWL 2007.02 en BWL 2009.12 hebben in bijlage 1 bij de Rav een ammoniakreductie van 85 %.
In het WUR-rapport van maart 2018 staat – kort samengevat – dat de ammoniakverwijdering in de groep biologische combiwassers gemiddeld 59% bedroeg, zodat de afwijking van het Rav-reductieniveau van 85% gemiddeld 26% bedraagt. In het rapport worden ook oorzaken gegeven en aanbevelingen gedaan.
Na dit rapport zijn door de WUR nog het rapport “Metingen aan twee biologische combi-luchtwassers door twee geurlaboratoria” van juni 2019 uitgebracht, waarin ook luchtwassysteem BWL 2009.12 is gemeten, en het rapport “Onderzoek naar verbeterpunten voor combi-luchtwassers in de praktijk” van november 2021.
De rechtbank is van oordeel dat het college gelet op de uitkomsten van deze onderzoeken in deze zaak niet zonder meer de Rav-emissiefactor heeft mogen toepassen.n
Zie ter vergelijking de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 9 april 2021 (ECLI:NL:RBOBR:2021:1601), 11 januari 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:21) en 24 mei 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:2090) en de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 maart 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:891).
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
7. Gelet op wat de rechtbank onder 6.4 heeft overwogen, is het beroep van eisers gegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen om het gebrek te herstellen met een bestuurlijke lus, nu vergunninghouder op de zitting heeft aangegeven dat een stalsysteem met luchtwasser BWL 2007.02 is gerealiseerd en hij dat stalsysteem ook vergund wil zien. Het ligt op de weg van vergunninghouder en het college om als dat zo is, in het nieuw te nemen besluit deze luchtwasser te vergunnen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien dezelfde luchtwasser als in de natuurvergunning van 14 oktober 2014 wordt vergund, het college dan niet toe komt aan het borgen van het rendement van de luchtwasser door het opnemen van voorschriften. In dat geval dient het college nog slechts de wijziging van het emissiepunt op stal 1 en de uitlaatopening te beoordelen.
Proceskosten
8. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op een zitting, met een waarde van € 837 per punt en wegingsfactor 1).
9. Tot slot bepaalt de rechtbank dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoedt.
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers voor een bedrag van € 1.674;
draagt verweerder op de door eisers betaalde griffiekosten van € 354 aan hen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. S.H. Koopmans, leden, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2023
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.