Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:4359

Huurovereenkomst. Teruggave waarborgsom.

Rechtbank Gelderland 18 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:4359 text/xml public 2025-06-18T12:00:15 2025-06-10 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-06-11 11450544 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Op tegenspraak NL Arnhem Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:4359 text/html public 2025-06-17T10:37:43 2025-06-18 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:4359 Rechtbank Gelderland , 11-06-2025 / 11450544
Huurovereenkomst. Teruggave waarborgsom.

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Arnhem

Zaaknummer: 11450544 CV EXPL 24-10122

Vonnis van 11 juni 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonend in [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. A. Unalan,

procederend onder toevoeging (kenmerk 29X6185),

tegen

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

procederend in persoon.
<nr>1</nr>De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 27 november 2024, met producties,- de conclusie van antwoord van 18 december 2024, - de conclusie van repliek van 5 februari 2025, met producties- de conclusie van dupliek van 5 maart 2025, met producties,

- de akte van 2 april 2025 van [eiser] .
1.2.
Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat op 30 april 2025 een vonnis wordt uitgesproken.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
Op 16 april 2018 is tussen partijen een huurovereenkomst tot stand gekomen voor de woning gelegen aan de [adres 1] . De huurovereenkomst is in eerste instantie aangegaan voor de duur van één jaar (tot en met 15 april 2019), en is daarna verlengd tot 30 november 2028. Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft [eiser] een waarborgsom van € 1.900,00 aan [gedaagde] betaald.
2.2.
In de huurovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“(…) Artikel 12: waarborgsom

Huurder betaalt bij aanvang van de huur een waarborgsom van een bedrag van tweemaal de maandhuur (€ 950,-) als pand voor alle verplichtingen en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst, welk bedrag wordt terugbetaald indien de huurder aan al zijn verplichtingen heeft voldaan. Over het bedrag wordt geen rente betaald noch bijgeteld. (…)

Artikel 23 opzegging en oplevering bij einde huur

23.1: opzegging van de huur dient te geschieden per aangetekend schrijven of deurwaardersexploot. De opzegging dient te geschieden met ingang van de dag waarop een nieuwe betaalperiode aanvangt en met inachtneming van een opzeggingstermijn. De opzeggingstermijn is voor de huurder één maand (…)

Artikel 23.2: huurder zal bij het einde van de huur de woning schoon en in goede staat opleveren. Uiteindelijk in de week voorafgaande aan de ontruimde oplevering voeren huurder en verhuurder een gezamenlijke eindopname uit aan de hand van de OPNAMESTAAT met in achtneming van de toegestane en geaccepteerde veranderingen en toevoegingen. Voor zover noodzakelijk zorgt huurder voor herstel in goede staat. Op de dag van oplevering vindt de gezamenlijke eindinspectie plaatst.

Artikel 24 eindafrekening

Binnen een (1) maand na de oplevering maakt verhuurder de eindafrekening op en betaalt het restant van de waarborgsom terug op een door huurder aangegeven rekening. (…)”
2.3.
[eiser] heeft de huurovereenkomst op 30 mei 2024 opgezegd.
2.4.
Op 29 juni 2024 heeft er een gezamenlijke inspectie plaatsgevonden. [eiser] heeft de woonruimte opgeleverd conform het opnamerapport en heeft de sleutel overgedragen aan [gedaagde] . De huurovereenkomst is vervolgens op 30 juni 2024 beëindigd.
2.5.
Op 19 juli 2024 heeft [gedaagde] een positieve verhuurdersverklaring gegeven, waarin (samengevat) staat omschreven dat [eiser] geen huurachterstand heeft gehad, geen overlast heeft veroorzaakt en de woning goed heeft bewoond.
2.6.
[eiser] heeft op 29 september 2024 [gedaagde] in gebreke gesteld en een termijn gegeven van 15 dagen voor terugbetaling van de waarborgsom.
<nr>3</nr>De vordering en het verweer 3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de waarborgsom van € 1.900,00 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 344,85, de wettelijke rente over die bedragen en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Op grond van artikel 12 van de huurovereenkomst heeft [eiser] een waarborgsom van € 1.900,00 betaald, welke na de opzegging van de huurovereenkomst aan haar moet worden terugbetaald. [eiser] heeft de woonruimte opgeleverd conform het opnamerapport en heeft zij de sleutel overgedragen aan [gedaagde] . Op 19 februari 2024 heeft [gedaagde] een verhuurdersverklaring afgegeven en daarbij aangegeven dat er geen huurachterstand is. Echter is de terugbetaling van de waarborgsom, ondanks sommatie daartoe, uitgebleven. [eiser] maakt daarom aanspraak op terugbetaling van de waarborgsom, te vermeerderen met de rente en de kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
<nr>4</nr>De beoordeling 4.1.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] gehouden is de door [eiser] betaalde waarborgsom van € 1.900,00 terug te betalen, zoals door [eiser] wordt gesteld en door [gedaagde] wordt betwist.
4.2.
[gedaagde] voert aan dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen met een looptijd tot 30 november 2028. Volgens [gedaagde] kon [eiser] de huurovereenkomst niet zomaar tussentijds eenzijdig opzeggen. Hij heeft daarom de waarborgsom niet aan haar terugbetaald.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 23 van de huurovereenkomst kan [eiser] de huurovereenkomst opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Niet in geschil is dat [eiser] de huurovereenkomst heeft opgezegd op 30 mei 2024 tegen 1 juli 2024 en het gehuurde op 29 juni 2024 correct heeft opgeleverd aan [gedaagde] . Artikel 12 en 24 van de huurovereenkomst bepalen dan dat de waarborgsom door [gedaagde] binnen een maand na oplevering van het gehuurde moet worden terugbetaald aan [eiser] . Dat op verzoek van [eiser] de initiële huurovereenkomst van één jaar tot en met 30 november 2028 is verlengd, doet hier niets aan af. Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat hij schade heeft geleden, omdat de huurovereenkomst voor het einde van de looptijd is opgezegd, geldt dat het [eiser] was toegestaan om de huurovereenkomst (tussentijds) op te zeggen. In artikel 23 van de huurovereenkomst is immers uitdrukkelijk de contractuele mogelijkheid opgenomen om die op te zeggen. Daarenboven kan de onderhavige huurovereenkomst voor bepaalde tijd op grond van artikel 7:271 lid 1 BW tussentijds worden opgezegd. Desondanks heeft [gedaagde] de waarborgsom niet binnen één maand na oplevering van het gehuurde aan [eiser] terugbetaald, zodat de vordering strekkende tot terugbetaling van de waarborgsom zal worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat deze zal worden toegewezen vanaf de datum van verzuim, zijnde 14 oktober 2024.
4.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is. Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). De gevorderde vergoeding zal worden afgewezen. Er is door [eiser] namelijk niet gesteld wanneer de aanmaning is verstuurd dan wel is ontvangen door [gedaagde] . Verder voldoen de door [eiser] in het geding gebrachte aanmaningen overigens ook niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

- griffierecht



87,00

- salaris gemachtigde



408,00

(2 punten × € 204,00)

- nakosten



102,00

Totaal



597,00
<nr>5</nr>De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 14 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 597,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.

Artikel delen