Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:4529

Huurrecht. Ex-partners willen allebei zonder de ander de huurwoning gebruiken. Belangenafweging.

Rechtbank Gelderland 18 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:4529 text/xml public 2025-06-18T12:00:21 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-06-11 11502255 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Op tegenspraak NL Arnhem Civiel recht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:4529 text/html public 2025-06-17T13:38:10 2025-06-18 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:4529 Rechtbank Gelderland , 11-06-2025 / 11502255
Huurrecht. Ex-partners willen allebei zonder de ander de huurwoning gebruiken. Belangenafweging.

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Arnhem

Zaaknummer: 11502255 CV EXPL 25-572

Vonnis van 11 juni 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: de man,

gemachtigde: mr. M. Metin,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: de vrouw,

gemachtigde: mr. M. Roerdink.
<nr>1</nr>De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 19 februari 2025

- de aanvullende producties 7 tot en met 10 namens de vrouw

- de aanvullende productie (eindrapportage van ambulante spoedhulp) namens de man.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 4 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad vanaf 2013 tot eind juni 2024. Uit deze relatie zijn vier kinderen geboren: [naam 1] (10 jaar), [naam 2] (9 jaar), [naam 3] (6 jaar) en [naam 4] (4 jaar).
2.2.
De man is op 15 augustus 2013 een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de woning aan [adres 1] (hierna: de woning). De vrouw is vanaf 22 december 2015 medehuurder.
2.3.
In augustus 2025 heeft de vrouw een kort gedingprocedure aangespannen tegen de man waarin zij heeft gevorderd dat de man de woning dient te ontruimen. Tijdens de mondelinge behandeling van die procedure op 27 augustus 2025 hebben partijen een regeling getroffen. Als tijdelijke oplossing, in afwachting van een door de vrouw te ontvangen woonurgentieverklaring, hebben zij kort gezegd afgesproken het zogeheten birdnesting-concept toe te passen, waarbij partijen om en om met de kinderen in de woning verblijven. Daarnaast hebben partijen een aantal aanvullende (praktische en financiële) afspraken gemaakt.
2.4.
Na het uiteengaan van partijen hebben meerdere escalaties tussen hen plaatsgevonden waarbij soms ook politiebemoeienis is geweest. Daarnaast zijn er diverse hulpverleningsinstanties betrokken bij het gezin (onder andere Veilig Thuis en Entrea Lindenhout).
2.5.
Bij beschikking van 17 december 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank partijen op verzoek van de man belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen. De beslissing over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen is aangehouden in afwachting van de stand van zaken van de hulpverlening, de zorgregeling en de gewenste voortgang van de procedure. Eind juni 2025 staat een vervolgzitting gepland in die procedure.
2.6.
Bij besluit van 30 december 2024 heeft de Urgentiecommissie de aanvraag voor woonurgentie van de vrouw afgewezen, omdat de vrouw het huurrecht van de woning nog niet formeel had opgeëist. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar bezwaarschrift is op 29 april 2025 ongegrond verklaard door het college van burgemeester en wethouders.
2.7.
Tijdens de jaarwisseling 2024/2025 heeft een incident plaatsgevonden tussen partijen bij de woning. Naar aanleiding daarvan heeft de man de sloten van de woning veranderd, waardoor de vrouw de woning niet meer kan betreden, en sinds begin januari 2025 heeft hij de volledige zorg voor de kinderen in de woning op zich genomen. De vrouw heeft op dit moment eenmaal per week op woensdag omgang met de kinderen.
<nr>3</nr>Het geschil 3.1.
De man vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. Bepaalt dat het huurrecht van de woning met uitsluiting van de vrouw wordt toegewezen aan de man met ingang van de dag van het te wijzen vonnis.

II. Bepaalt dat de vrouw de huur met ingang van de dag van het te wijzen vonnis niet langer voortzet.

III. De vrouw veroordeelt om binnen drie dagen na de datum van betekening van het te wijzen vonnis de woning te verlaten.

IV. De vrouw veroordeelt om binnen drie dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis de sleutels van de woning aan de man af te geven.

V. De vrouw veroordeelt om zich binnen drie dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis uit te schrijven van het adres van de woning.

VI. Bepaalt dat indien de vrouw geen uitvoering geeft aan het bepaalde onder III., IV. en V. zij een dwangsom verbeurt van € 250,00 per dag.

VII. Verklaart voor recht dat de toewijzing van het huurrecht aan de man werking heeft tegenover de verhuurder van de woning en diens eventuele opvolgers.

VIII. De vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt de man kort gezegd dat hij een groter belang heeft dan de vrouw om in de woning te blijven wonen. Hij verblijft immers sinds juni 2024 met de kinderen in de woning en voldoet alle kosten. De kinderen zijn aan deze situatie gewend en het is in hun belang dat zij met de man in de woning kunnen blijven wonen. Bovendien kan de man nergens anders terecht.
3.3.
De vrouw voert verweer en concludeert in conventie tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren de veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

In reconventie vordert de vrouw precies hetzelfde als de man, maar dan in spiegelbeeld, aldus kort gezegd dat zij het huurrecht van de woning met uitsluiting van de man krijgt.
3.4.
Volgens de vrouw is haar belang bij het gebruik van de woning groter dan dat van de man. Zij heeft tijdens de relatie van partijen altijd de volledige zorg- en opvoedingstaken over de kinderen op zich genomen. Het is dan ook in het belang van de kinderen dat zij weer samen met de vrouw in de woning kunnen verblijven. De woonurgentieaanvraag van de vrouw is afgewezen en zij heeft, in tegenstelling tot de man, geen (financiële) mogelijkheid in de particuliere sector te huren. De vrouw heeft de afgelopen periode van alles gedaan om andere woonruimte te vinden, maar dat is tevergeefs gebleken.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
<nr>4</nr>De beoordeling in conventie en in reconventie 4.1.
De vorderingen in conventie in en reconventie zijn elkaars spiegelbeeld en zullen daarom gezamenlijk worden beoordeeld.

Het huurrecht van de woning wordt toegekend aan de vrouw
4.2.
De man en de vrouw zijn allebei contractueel medehuurder van de woning en zij willen allebei het exclusieve huurrecht van de woning. Beide partijen baseren hun vorderingen op artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens vaste rechtspraak kan de rechter op basis van dit wetsartikel ook op vordering van contractuele medehuurders bepalen wie van de huurders de huurovereenkomst mag voortzetten en wie het gehuurde moet verlaten. Daarvoor zal de kantonrechter een belangenafweging moeten maken.
4.3.
Ingevolge artikel 7:267 lid 7 BW kan voornoemde vordering slechts worden toegewezen als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. Uit de stellingen van partijen en de toelichting daarop ter zitting is in voldoende mate gebleken dat de relatie van partijen definitief geëindigd is en dat een gezamenlijk verblijf in de woning als niet wenselijk moet worden beschouwd. De situatie is feitelijk al lange tijd zo dat partijen niet meer samen in de woning wonen. Beide partijen hebben een aandeel in de onderlinge spanningen en de onderlinge communicatie verloopt erg moeizaam.
4.4.
Gelet op bovenstaand toetsingskader zal beoordeeld moeten worden wie van partijen het meest zwaarwegende belang heeft om de huurovereenkomst te kunnen voortzetten.

De kantonrechter stelt voorop dat beide partijen op zich evenveel belang hebben om in de woning te blijven wonen. Voor beide partijen zal het, gelet op de huidige situatie op de woningmarkt, lastig zijn een passende woning elders in de omgeving van [woonplaats] te vinden. Dat één van partijen concreet zicht heeft op andere woonruimte is niet gebleken. Daarnaast hebben beide partijen een inkomen: de vrouw ontvangt een Wajong-uitkering en sinds kort ook inkomen uit loondienst (zij werkt nu 24 uur per week als schoonmaakster) en de man werkt in het bedrijf van zijn familie en heeft daar een 40-urig contract met een netto salaris van circa € 3.000,00 per maand. Zowel de man als de vrouw kan daarmee voldoen aan de maandelijkse huurverplichtingen. De vrouw heeft dit door middel van een proefberekening van de door haar te ontvangen huurtoeslag op basis van haar huidige inkomen onderbouwd.
4.5.
In deze zaak spelen echter ook de belangen van de kinderen een grote rol. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is het een plicht van de kantonrechter om de belangen van de kinderen zwaar te laten meewegen. In dit kader overweegt de kantonrechter als volgt.
4.6.
Het is in het belang van de kinderen dat er rust en stabiliteit komt in de situatie. Zeker voor [naam 1] , die ADHD heeft en een licht verstandelijke beperking en over wie er zorgen zijn (zowel vanuit partijen zelf, als vanuit school en de betrokken hulpverlening), is dat belangrijk. Volgens de man is er ondanks de vervelende omstandigheden rondom het uiteengaan van partijen nu stabiliteit en rust voor de kinderen. Het kan echter niet anders dan dat de kinderen last hebben van de slechte verhouding tussen hun ouders en het feit dat zij hun moeder, die tijdens de relatie het grootste deel van de zorg over hen had, al geruime tijd heel weinig zien. Voor de kinderen is het belangrijk dat zij in deze onrustige situatie in de voor hen vertrouwde omgeving van de woning kunnen blijven wonen. Het is ook wenselijk dat zij in de buurt van hun school wonen (alle kinderen gaan in [woonplaats] naar school, behalve [naam 1] , die speciaal onderwijs volgt in [plaats 1] ). Hun sociale leven speelt zich ook af in de omliggende buurt.
4.7.
Op dit moment hebben partijen nog geen ouderschapsplan gemaakt. De hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling staan dan ook nog niet vast.

Hoewel de man sinds januari 2025 zo goed als de volledige zorg over de kinderen heeft, is het de vrouw geweest die tijdens de relatie van partijen die zorg altijd op zich heeft genomen. De man werkte immers 40 uur per week en de vrouw was thuis bij de kinderen. De kantonrechter overweegt verder dat niet gebleken is dat een van partijen niet goed voor de kinderen kan zorgen.
4.8.
Ten aanzien van de mogelijkheden van partijen om andere woonruimte te vinden overweegt de kantonrechter als volgt.

De vrouw heeft sinds augustus 2024 op verschillende adressen verbleven en heeft tevergeefs veel moeite gedaan om andere woonruimte te vinden. Haar partner [naam 5] heeft geen eigen woonruimte, waardoor zij niet bij hem kan wonen. Ook heeft zij met stukken onderbouwd dat zij niet (met [naam 5] ) bij de vader van [naam 5] kan wonen. Bij haar eigen moeder kan zij evenmin verblijven. De vrouw heeft verder onbetwist gesteld dat zij de afgelopen periode tevergeefs op 42 woningen heeft gereageerd.

Hoewel de man meer inschrijftijd bij de woningbouwstichting heeft, zal hij gelet op de hoogte van zijn inkomen niet in aanmerking komen voor sociale huur. Wel heeft hij meer financiële mogelijkheden dan de vrouw om in de particuliere sector te huren. De vrouw werkt sinds kort 24 uur per week als schoonmaakster, terwijl de man een contract voor 40 uur per week met bijbehorend salaris heeft. Ook heeft de man de beschikking over een auto, waardoor hij flexibeler is qua vervoer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij gesteld dat hij ook naar vervangende woonruimte heeft gezocht, maar is hij daarover niet erg concreet geweest. Verder heeft de man weliswaar verklaard dat hij niet voor langere tijd bij zijn moeder kan verblijven, maar gaat de kantonrechter ervan uit dat hij zo nodig wel tijdelijk bij haar terecht kan.
4.9.
Alles tegen elkaar afwegende is de kantonrechter van oordeel dat de belangenafweging tussen de man en de vrouw uitvalt in het voordeel van de vrouw. Het belang van de kinderen speelt hierbij een grote rol en daarnaast weegt mee dat aannemelijk is dat de man meer mogelijkheden heeft dan de vrouw om alternatieve woonruimte te vinden. Aangesloten zal worden bij de situatie zoals deze tijdens het samenwonen van partijen altijd is geweest en ook praktisch gezien het beste aansluit bij de feitelijke arbeidssituatie van partijen. De vrouw werkt weliswaar sinds kort ook, maar doet dat onder de schooltijden van de kinderen. Zij is dan ook de rest van de tijd beschikbaar om voor de kinderen te zorgen. De kantonrechter gaat ervan uit dat de vrouw, zoals zij tijdens de zitting heeft toegezegd, zorgt voor regelmatig contact tussen de man en de kinderen totdat de kinderrechter een definitieve zorgregeling heeft vastgesteld.
4.10.
Gelet op voorgaande overwegingen zal de kantonrechter het huurrecht van de woning met uitsluiting van de man aan de vrouw toekennen. De vorderingen van de man in conventie zullen daarom worden afgewezen en de vorderingen van de vrouw in reconventie onder I. tot en met V. zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn steeds zal worden gesteld op veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis.
4.11.
Deze beslissing heeft volgens vaste rechtspraak ook werking jegens de verhuurder. De kantonrechter zal daarom de door de vrouw in reconventie onder VII. gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
4.12.
De kantonrechter ziet geen reden om aan de veroordelingen van de man een dwangsom te verbinden zoals de vrouw heeft gevorderd, omdat hij ervan uitgaat dat de man zal handelen conform de beslissing in dit vonnis.
4.13.
De kantonrechter merkt nog op dat het van groot belang is dat beide partijen zorgen voor rust voor de kinderen en de adviezen van de betrokken hulpverlening opvolgen. Partijen moeten dit in hun achterhoofd blijven houden, zeker indien zij hun nieuwe partners willen betrekken in het leven van de kinderen. Gebleken is dat in ieder geval de nieuwe partner van de vrouw zorgt voor spanningen bij de man en die zorgen ook weer voor onrust bij de kinderen.

Iedere partij moet de eigen proceskosten dragen
4.14.
Gelet op de (verbroken) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
<nr>5</nr>De beslissing
De kantonrechter

in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van de man af.

in reconventie
5.2.
bepaalt dat het huurrecht van de woning aan [adres 1] met uitsluiting van de man wordt toegewezen aan de vrouw met ingang van veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis,
5.3.
bepaalt dat de man de huur met ingang van veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis niet langer voortzet,
5.4.
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis de woning te verlaten,
5.5.
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis de sleutels van de woning aan de vrouw af te geven,
5.6.
veroordeelt de man om zich binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis uit te schrijven van het adres van de woning,
5.7.
verklaart de onderdelen 5.2. tot en met 5.6. uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
verklaart voor recht dat de toewijzing van het huurrecht aan de vrouw werking heeft tegenover de verhuurder van de woning en diens eventuele opvolgers.

in conventie en in reconventie
5.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.

41245 560

Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964.

Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964.

Artikel delen