vonnis
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Vonnis in de hoofdzaak van 6 november 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/03/232808 / HA ZA 17-137 van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons te Echt,
tegen
gevestigd te [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] ,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] ,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] ,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. W.M.J. Saes te Roermond.
Partijen zullen hierna [eiseres] (eiseres) en [gedaagden sub 1 t/m 4] (gedaagden, mannelijk meervoud) genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 20 juni 2018
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 januari 2019
het proces-verbaal van tegenverhoor van 3 april 2019
de conclusie na enquête van de zijde van [eiseres]
de conclusie na enquête van de zijde van [gedaagden sub 1 t/m 4]
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1.De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in het (tussen)vonnis van 20 juni 2018, behoudens voor zover hierna anders wordt beslist. In dat vonnis heeft de rechtbank [gedaagden sub 1 t/m 4] toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat het in het geding zijnde orgel met toebehoren eigendom is van [gedaagde in vrijwaring] (hierna: [X] ), doordat dit aan hem is geschonken.
2.2.Teneinde dit bewijs te leveren, hebben [gedaagden sub 1 t/m 4] in enquête vier getuigen laten horen, te weten:
partij [gedaagde sub 2] (gedaagde 2, hierna: [gedaagde sub 2] ),
gedaagde in vrijwaring [X] ,
mw. [echtgenote van X] , echtgenote van [X] (hierna: mw. [B] ),
dhr. [Z] (hierna: [Z] ).
[eiseres] heeft in contra-enquête vier getuigen laten horen, te weten:
partij [eiseres] ,
dhr. [C] , zoon van [eiseres] (hierna: [C] ),
dhr. [D] , neef van [eiseres] (hierna: dhr. [D] ),
dhr. [E] , orgelbouwer (hierna: [E] ).
2.3.De rechtbank overweegt allereerst dat de getuigenverklaring van [gedaagde sub 2] aangemerkt moet worden als partijgetuigenverklaring in de zin van artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zodat deze verklaring geen bewijs in het voordeel van [gedaagden sub 1 t/m 4] kan opleveren omtrent door [gedaagden sub 1 t/m 4] te bewijzen feiten, tenzij zijn verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Volgens vaste rechtspraak mag aan deze verklaring alleen bewijskracht worden toegekend als daarnaast aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.4.De rechtbank overweegt verder als volgt. In deze procedure stellen [gedaagden sub 1 t/m 4] zich op het standpunt dat zij het orgel houden voor de eigenaar van het orgel, [X] [gedaagden sub 1 t/m 4] stellen dat [eiseres] [X] omstreeks maart 2002 naar haar woonplaats in [vroegere woonplaats eiseres] , heeft laten komen en hem toen het orgel met toebehoren heeft geschonken. [eiseres] erkent dat zij het orgel in 2002 aan [X] heeft meegegeven, maar stelt dat zij het orgel niet aan hem geschonken heeft en slechts aan hem ter stalling en bewaring heeft meegegeven en dat zij daarbij handelde naar de wens van haar overleden moeder.
2.5.Voor de beoordeling of te bewijzen feiten voor waar aangenomen kunnen worden, geldt in civiele zaken dat de rechter (ten minste) een redelijke mate van zekerheid moet hebben verkregen, dat deze feiten zich hebben voorgedaan.
2.6.De rechtbank constateert dat een groot deel van hetgeen de getuigen – van beide zijden – hebben verklaard, past bij zowel de stelling van [gedaagden sub 1 t/m 4] als bij de stelling van [eiseres] . Meerdere getuigen hebben verklaard dat [eiseres] in maart 2002 in [vroegere woonplaats eiseres] gezegd heeft dat [X] het orgel "mocht meenemen" (verklaring van [gedaagde sub 2] , [X] , mw. [B] , [Z] ) en dat de overleden ouders van [eiseres] wilden "dat het orgel naar [X] zou gaan" (verklaring van [X] , mw. [B] ) of woorden van gelijke strekking. Ook hebben meerdere getuigen verklaard dat [eiseres] nog een aantal keer bij [X] in [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] is geweest om naar het orgel te kijken en dat zij vond dat er goed voor het orgel werd gezorgd (verklaring van [gedaagde sub 2] , [X] , mw. [B] ). Het voorgaande past naar het oordeel van de rechtbank zowel bij de stelling dat het orgel aan [X] geschonken is, als bij de stelling dat het orgel slechts aan [X] in bewaring is gegeven. In zoverre leidt de rechtbank uit de getuigenverklaringen dan ook geen bewijs af in het voordeel van [gedaagden sub 1 t/m 4]
[gedaagde sub 2] heeft voorts verklaard dat [eiseres] gezegd heeft dat [X] het orgel "krijgt"/"bekommt". [X] , mw. [B] en [Z] hebben verklaard dat [eiseres] tegen [X] heeft gezegd: "Die orgel gehört Ihnen". De getuigen hebben verklaard dat dit "de exacte woorden" van [eiseres] waren.
De rechtbank acht deze verklaringen onvoldoende om met een redelijke mate van zekerheid te kunnen concluderen dat het orgel aan [X] is geschonken. Allen die op deze wijze verklaard hebben, zijn persoonlijk betrokken bij deze zaak aan de zijde van [gedaagden sub 1 t/m 4] : [X] is degene die pretendeert eigenaar van het orgel te zijn, mw. [B] is zijn echtgenote, [gedaagde sub 2] is zijn zoon alsook partijgetuige en [Z] is een vriend van de familie [S] . Daarbij komt dat dezelfde getuigen medio 2016 allen een schriftelijke verklaring hebben afgelegd (producties 3 tot en met 6 bij conclusie van antwoord). In hun schriftelijke verklaringen hebben deze getuigen verklaard dat [eiseres] in maart 2002 in [vroegere woonplaats eiseres] heeft gezegd dat het haar wens en de wens van haar ouders was dat het orgel "met [X] meeging"/"naar [X] zou gaan" en dat [X] "het orgel kon meenemen". Zoals hiervoor reeds overwogen, is de rechtbank van oordeel dat deze bewoordingen ook passen bij de stelling van [eiseres] dat zij het orgel aan [X] ter bewaring en stalling heeft meegegeven. Geen van de getuigen heeft in 2016 verklaard dat [eiseres] heeft gezegd: "Sie bekommen die Orgel", of: "Die Orgel gehört Ihnen", of woorden van gelijke strekking. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat de getuigen zich tijdens het getuigenverhoor bij de rechtbank tweeëneenhalf jaar later allen herinneren dat de exacte woorden van [eiseres] zeventien jaar geleden waren dat [X] het orgel "krijgt"/"bekommt" en: "Die orgel gehört Ihnen".
2.8.De rechtbank is daarom van oordeel dat de voornoemde verklaringen onvoldoende steun bieden voor de stelling dat het orgel aan [X] geschonken is. Daarentegen wordt de stelling van [eiseres] , dat zij het orgel slechts aan [X] in bewaring heeft gegeven, nog ondersteund door het volgende.
2.9.Zowel [X] als [eiseres] hebben verklaard dat [eiseres] een aantal jaren na 2002 naar Nederland kwam, zei dat zij in financiële moeilijkheden verkeerde en toen aan [X] vroeg of hij geïnteresseerd was in het orgel. Beiden hebben verklaard dat [X] haar toen heeft aangeboden dat hij het orgel voor € 10.000,-- en "een dikke rekening voor de onkosten" van haar wilde kopen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet te rijmen valt met de stelling dat het orgel in 2002 [X] is geschonken. Indien het orgel daadwerkelijk aan [X] geschonken was, valt niet in te zien waarom hij [eiseres] heeft aangeboden een bedrag te betalen voor het orgel, in plaats van haar er op te wijzen dat het orgel reeds aan hem toebehoorde.2.10. De rechtbank hecht daarnaast veel waarde aan de verklaring van orgelbouwer [E] , die geen persoonlijke betrokkenheid heeft bij één van de partijen. Uit zijn verklaring blijkt dat hij de opdracht van [X] om de blaasbalg van het orgel te repareren niet wilde aannemen, zonder dat hij zeker wist dat de eigenaresse van het orgel, [eiseres] , daarmee akkoord ging. [X] heeft hierop gereageerd door aan te geven dat hij overlegd had met [eiseres] en dat hij de vrijheid had om over het orgel te beslissen. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom [X] , indien hij van mening was dat het orgel in 2002 aan hem was geschonken, niet tegen [E] heeft gezegd dat hij niet hoefde te overleggen met [eiseres] , omdat zij het orgel aan hem geschonken had en dus niet [eiseres] , maar hij de op dat moment eigenaar van het orgel was.
2.11.De rechtbank neemt ten slotte in aanmerking dat meerdere getuigen ( [eiseres] , [C] , [D] , [E] ) verklaard hebben dat [de moeder van eiseres] (de moeder van [eiseres] en oorspronkelijke eigenaresse van het orgel) aan hen kenbaar heeft gemaakt dat zij wilde dat het orgel later naar haar kleinzoon [C] zou gaan en dat het orgel goed gestald zou kunnen worden bij haar vriend [X] Ook acht de rechtbank van belang dat het gaat om een kostbaar orgel, met veel emotionele waarde voor de familie van [eiseres] , waarvan [X] vanwege zijn hechte band met [de moeder van eiseres] ook op de hoogte was. In het licht van deze omstandigheden valt zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - niet in te zien dat [eiseres] , tegen de wens van haar moeder in, een waardevol orgel dat voor haar zoon bestemd was, om niet zou weggeven.
2.12.Anders dan [gedaagden sub 1 t/m 4] stelt, volgt ook uit het feit dat [eiseres] in maart 2002 de bij het orgel en de orgelwagen behorende documenten aan [X] heeft meegegeven, niet dat [eiseres] het orgel aan [X] heeft geschonken. Tussen partijen is niet in geschil dat was afgesproken dat [X] het orgel mocht gebruiken en bij evenementen mocht laten spelen. De documenten waren derhalve noodzakelijk om het orgel met de orgelwagen te kunnen vervoeren, zowel van [vroegere woonplaats eiseres] naar [woonplaats gedaagden sub 1 t/m 4] als naar verschillende orgelevenementen. Het enkele feit dat [X] het orgel op eigen kosten heeft opgeknapt, is voorts geen bewijs voor de stelling dat [eiseres] het orgel aan hem geschonken heeft.
2.13.Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet met redelijke mate van zekerheid is komen vast te staan dat het kermisorgel aan [X] is geschonken.
Voor zover [gedaagden sub 1 t/m 4] nog hebben bedoeld te stellen dat [X] er onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het orgel door [eiseres] aan hem geschonken is, overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 3:35 BW kan tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
De bepaling is aldus gericht op de bij de rechtsverhouding rechtstreeks betrokkenen, derhalve [eiseres] en [X] Bescherming kan op grond van de bepaling slechts worden ingeroepen door degene tot wie de verklaring is gericht; in dit geval [X] Derden bij de betreffende rechtsbetrekking – zoals [gedaagden sub 1 t/m 4] – kunnen op deze bepaling geen beroep doen. Daarom gaat de rechtbank aan dit verweer van [gedaagden sub 1 t/m 4] voorbij.
De vorderingen
verklaring voor recht
2.15.Onder 1 vordert [eiseres] voor recht te verklaren dat zij eigenaar is van het kermisorgel met toebehoren. Nu door [gedaagden sub 1 t/m 4] niet betwist is dat [eiseres] eigenaar was van het orgel met toebehoren en niet is komen vast te staan dat zij de eigendom heeft verloren (door schenking aan [X] ), zal de gevorderde verklaring voor recht jegens [gedaagden sub 1 t/m 4] worden toegewezen. Hoewel [eiseres] ook verzoekt om te verklaren voor recht dat zij eigenaar is van de kist met orgelboeken, gaan partijen er blijkens de processtukken en het verhandelde ter zitting beide van uit dat het gaat om meerdere kisten met orgelboeken, die speciaal gemaakt zijn voor dit kermisorgel. De rechtbank zal de verklaring voor recht dan ook als zodanig begrijpen en toewijzen als hierna bij de beslissing vermeld.
afgifte orgel met toebehoren uit gerechtelijke bewaring
2.16.Onder 2. vordert [eiseres] te bevelen dat de gerechtelijke bewaarder het orgel met toebehoren afgeeft aan [eiseres] . Nu [eiseres] eigenaar was van het orgel met toebehoren en niet is komen vast te staan dat zij de eigendom heeft verloren (door schenking aan [X] ), dienen [gedaagden sub 1 t/m 4] - als houders - dat orgel met toebehoren ingevolge artikel 5:2 BW aan [eiseres] af te geven.
Uit het exploot van 24 januari 2017 blijkt dat aan [bedrijfsnaam bewaarder] B.V. (hierna: [bewaarder] ) in gerechtelijke bewaring is gegeven:
"het kermisorgel (concertorgel) met het opschrift " [bedrijfsnaam opschrift] in [vestigingsplaats bedrijf] ", in 1903 gebouwd door de toenmalige firma [bedrijfsnaam opschrift] te [vestigingsplaats bedrijf] , compleet met een twee-assige aanhangwagen van het merk [merknaam aanhangwagen] met het kenteken [nummer kenteken] , welke aanhangwagen een gesloten opbouw heeft met een toegangsdeur aan de achterzijde, een bovenluifel en een klep aan de onderkant met in geopende toestand zichtbaar in sierletters de initialen ' [initialen eiseres] '."
De rechtbank merkt op dat uit het exploot niet blijkt dat aan [bewaarder] enige kist(en) met kermisorgelboeken in bewaring zijn gegeven. Derhalve zal de rechtbank [bewaarder] bevelen het orgel met toebehoren, voor zover zich dit onder haar bevindt, aan [eiseres] af te geven.
kosten van de bewaring
2.18.Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagden sub 1 t/m 4] voorts worden veroordeeld in de kosten van de bewaring van het orgel met toebehoren vanaf het moment van inbewaringneming door de gerechtelijk bewaarder tot het moment van afgifte van het orgel met toebehoren aan [eiseres] , doch tot maximaal zeven dagen na de datum dit vonnis, zoals onder 3. gevorderd.
kosten van het beslag
2.19. [eiseres] vordert [gedaagden sub 1 t/m 4] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
€ 769,38 voor verschotten (€ 340,82 + € 263,78 + 82,39 + € 82,39);
€ 199,65 aan kosten slotenmaker;
€ 543,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 543,00);
derhalve in totaal € 1.512,03.
Het griffierecht voor het beslagrekest is verrekend met de griffierechten van de hoofdzaak en zal onder de proceskosten worden toegewezen.
buitengerechtelijke kosten
2.20. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu het niet gaat om buitengerechtelijke kosten die gemaakt zijn ter inning van een geldvordering, zal de rechtbank de vraag of buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
2.21.De rechtbank stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat deze voldoen aan het vereiste dat het gaat om redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt. [gedaagden sub 1 t/m 4] hebben dit ook niet betwist. De rechtbank zal dan ook de buitengerechtelijke kosten toewijzen volgens de Staffel buitengerechtelijke kosten voor vorderingen niet voortvloeiende uit een overeenkomst, zijnde € 925,00.
proceskosten
2.22. [gedaagden sub 1 t/m 4] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld in de kosten van de hoofdzaak en van het incident. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,45
- griffierecht 883,00
- salaris advocaat 2.172,00 (4,0 punten × tarief € 543,00)
totaal € 3.154,45
2.23.De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De rechtbank
3.1.verklaart voor recht dat [eiseres] eigenaar is van het kermisorgel en de wagen waarop het orgel gemonteerd is, zoals omschreven onder rechtsoverweging 2.17., en de bij het orgel behorende kist(en) met kermisorgelboeken,
3.2.beveelt [bedrijfsnaam bewaarder] B.V. tot afgifte van de door haar in bewaring gehouden zaken, zoals vermeld in het exploot van 24 januari 2017,
3.3.veroordeelt [gedaagden sub 1 t/m 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de gerechtelijke bewaring van het orgel met toebehoren, vanaf het moment van inbewaringneming door [bewaarder] tot het moment van afgifte van het orgel met toebehoren aan [eiseres] , doch tot maximaal zeven dagen na de datum dit vonnis,
3.4.veroordeelt [gedaagden sub 1 t/m 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.512,03,
3.5.veroordeelt [gedaagden sub 1 t/m 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten,
3.6.veroordeelt [gedaagden sub 1 t/m 4] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.154,45,
3.7.veroordeelt [gedaagden sub 1 t/m 4] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden sub 1 t/m 4] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.8.verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de onder 3.2. tot en met 3.7. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Krens op 6 november 2019.
n
type: FA coll: