Bijzondere overeenkomst; aanneming van werk/bouwrecht
Rechtbank Limburg 13 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2025:5454
Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
06-06-2025
Datum publicatie
13-06-2025
Zaaknummer
11419239 CV EXPL 24-5914
Rechtsgebied
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBLIM:2025:5454text/xmlpublic2025-06-13T17:01:362025-06-06Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Limburg2025-06-0411419239 CV EXPL 24-5914UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLMaastrichtCiviel rechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2025:5454text/htmlpublic2025-06-13T17:01:242025-06-13Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBLIM:2025:5454 Rechtbank Limburg , 04-06-2025 / 11419239 CV EXPL 24-5914 Bijzondere overeenkomst; aanneming van werk/bouwrecht
RECHTBANK LIMBURG Civiel recht
Kantonrechter Zittingsplaats Maastricht Zaaknummer: 11419239 CV EXPL 24-5914 Vonnis van 4 juni 2025 in de zaak van 1 [eiser sub 1] , 2. [eiseres sub 2],
beiden te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. J.R. Schoneveld (ARAG Rechtsbijstand), tegen 1 [gedaagde sub 1] , 2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3], allen te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
in persoon procederend. Partijen worden hierna [eiser] (eisers gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] (gedaagden gezamenlijk, in vrouwelijk enkelvoud) genoemd. 1De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding, betekend aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 29 augustus 2024 en betekend conform artikel 54 Rv aan [gedaagde sub 3] op 3 september 2024, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4;
- de brief waarin aan partijen is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van [eiser] van 24 maart 2025 ter overlegging van aanvullende producties 15 tot en met 17;
- de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2De feiten2.1. Op 8 februari 2023 is tussen [eiser] als consument en [gedaagde] als bedrijf een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] een glazen overkapping en zes glazen schuifdeuren zou leveren en monteren, voor een bedrag van € 6.000,00 inclusief btw. [eiser] heeft dit bedrag geheel aan [gedaagde] voldaan. 2.2.
[gedaagde] heeft in april 2023 de overkapping geplaatst en in augustus 2023 de schuifdeuren. De werkzaamheden zijn op 9 augustus 2023 voltooid. Hierna heeft [eiser] geconstateerd dat de geleiderail van de schuifdeuren onder de overkapping deels over de lijngoot was gelegd waardoor de lijngoot niet meer geopend kon worden. Ook constateerde [eiser] een verontreiniging en grijze waas in het glas van de schuifdeuren. Later heeft [eiser] geconstateerd dat ook sprake is van een te kleine hemelwaterafvoer. 2.3.
[eiser] heeft in september en oktober 2023 meermaals geklaagd bij [gedaagde] over deze gebreken, zowel telefonisch, per Whatsapp als per e-mail. 2.4. Per e-mail van 19 november 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat de klachten zouden worden opgepakt maar dat dit door ziekte vertraging had opgelopen. 2.5. Per brief van 22 december 2023 heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen drie weken de gebreken te herstellen. Hieraan heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven. Op 15 januari 2024 en 9 februari 2024 heeft [eiser] nogmaals per aangetekende post een ingebrekestelling verstuurd aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft ook op deze brieven niet gereageerd. 2.6. Per aangetekende brief van 15 april 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat hij in plaats van herstel van de gebreken een vervangende schadevergoeding van € 1.918,07 van haar vordert en heeft hij haar gesommeerd om dit bedrag binnen twee weken na ontvangst van de brief te voldoen. Het in de brief genoemde schadebedrag is gebaseerd op een offerte die [eiser] op 3 april 2024 heeft laten opmaken door Sun24 B.V. In deze brief heeft [eiser] [gedaagde] er ook op gewezen dat [eiser] bij het uitblijven van de sommatie aanspraak zou maken op buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. 2.7.
[gedaagde] is niet tot betaling overgegaan en heeft per e-mail van 6 mei 2024 aan (de gemachtigde van) [eiser] aangegeven dat de oorzaak van het probleem met betrekking tot de lijngoot en de te kleine hemelwaterafvoer niet bij [gedaagde] maar bij [eiser] zelf lag en dat [eiser] het glas van de schuifdeuren moest reinigen met spiritus of ammoniak maar dat heeft nagelaten. [gedaagde] heeft niet voldaan aan de sommatie van 15 april 2024. 3Het geschil3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.918,07 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding, € 348,13 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proces- en nakosten. 3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Omdat [gedaagde] niet is overgegaan tot herstel van de gemelde gebreken binnen de daartoe door [eiser] gegeven termijn, is zij in verzuim komen te verkeren. [eiser] heeft zijn vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW en maakt tevens aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. 3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en voert daartoe aan dat de oorzaak van het probleem met de lijngoot en de te kleine hemelwaterafvoer niet bij haar maar bij [eiser] zelf ligt. [gedaagde] erkent dat het glas van de schuifdeuren vervangen moet worden maar stelt dat zij nooit de kans heeft gekregen om dit te doen. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan. 4De beoordeling4.1. Het staat vast dat partijen een overeenkomst van aanneming hebben gesloten als bedoeld in artikel 7:750 BW en dat [eiser] , na afronding van de werkzaamheden, bij [gedaagde] heeft geklaagd over een aantal gebreken, namelijk de lijngoot die na het plaatsen van de schuifdeuren niet meer geopend kon worden, de grijze waas in het glas van de schuifdeuren en de te kleine hemelwaterafvoer van de overkapping. De kantonrechter stelt vast dat de door [eiser] in deze procedure gevorderde vervangende schadevergoeding, gebaseerd op de offerte van Sun24 B.V., enkel ziet op het vervangen van het glas in de schuifdeuren (voor € 1.843,07 inclusief btw) en het toevoegen van een extra hemelwaterafvoer (voor € 75,00 inclusief btw) en dus niet op het gebrek ter zake van de lijngoot zodat dat onderwerp hier geen verdere bespreking meer behoeft aangezien [eiser] daarvoor geen vervangende schadevergoeding vordert. 4.2.
[eiser] heeft [gedaagde] meermaals verzocht om de gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft niet betwist dat het glas in de schuifdeuren vervangen moest worden als de waas in het glas met schoonmaken niet zou verdwijnen. Zij heeft aangevoerd dat zij nooit de kans heeft gekregen om het glas daadwerkelijk te vervangen. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. [eiser] heeft [gedaagde] meermaals verzocht om tot het herstellen van de gebreken over te gaan en heeft haar daarvoor steeds een redelijke termijn gegeven. Ondanks deze gelegenheid tot herstel is [gedaagde] niet tot het vervangen van het glas overgegaan waardoor zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] stelt verder dat zij nog in gesprek was met haar leverancier over een mogelijke oplossing maar de kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ook dat binnen de door [eiser] gestelde termijn had kunnen afhandelen. 4.3.
[gedaagde] heeft evenmin betwist dat één hemelwaterafvoer onvoldoende is gebleken voor de overkapping die zij bij [eiser] heeft geplaatst. [gedaagde] stelt dat zij standaard één hemelwaterafvoer plaatst en dat het aan [eiser] was om aan te geven of hij meerdere hemelwaterafvoeren nodig achtte voor de overkapping. De kantonrechter is echter van oordeel dat het juist de taak van [gedaagde] , als professionele en deskundige partij, was om [eiser] te adviseren over het aantal hemelwaterafvoeren. Nu niet betwist is dat één hemelwaterafvoer onvoldoende is gebleken, is [gedaagde] door het plaatsen van slechts één hemelwaterafvoer tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. 4.4.
[eiser] heeft [gedaagde] op 22 december 2023 een ingebrekestelling doen toekomen en heeft haar daarin een termijn van drie weken gegeven om (onder andere) voornoemde gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft de ontvangst van de ingebrekestelling niet betwist. Zij is niet binnen de door [eiser] gestelde termijn tot herstel van de gebreken overgegaan zodat [gedaagde] vanaf 12 januari 2024 in verzuim is komen te verkeren. 4.5.
[eiser] heeft per brief van 15 april 2024 aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat hij vervangende schadevergoeding van haar vordert in plaats van nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] heeft de ontvangst van de omzettingsverklaring niet weersproken. 4.6. Nu voldaan is aan het verzuimvereiste en de schriftelijke omzettingsverklaring is verzonden kan [eiser] aanspraak maken op vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW. 4.7. De hoogte van de vervangende schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de waarde van de uitgebleven en/of ondeugdelijk verrichte prestatie waarbij de vervangende vergoeding [eiser] in staat moet stellen de gemiste prestatie door een derde te laten uitvoeren. Ter onderbouwing van de hoogte van de vervangende schadevergoeding heeft [eiser] een offerte overgelegd van Sun24 B.V. voor een bedrag van € 1.918,07 inclusief btw. [gedaagde] heeft de hoogte van dat bedrag niet betwist zodat de kantonrechter dit bedrag zal toewijzen. 4.8.
[eiser] vordert tevens de wettelijke rente over de vervangende schadevergoeding, (primair) vanaf 12 januari 2024. Dit is de datum waarop [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst. In beginsel begint de rente over de vervangende schadevergoeding echter pas direct na de omzetting te lopen (op grond van artikel 6:83 sub b BW) en dus niet al bij verzuim van de niet-omgezette verbintenis. De omzetting vond plaats op 15 april 2024. In de omzettingsverklaring heeft [eiser] aanspraak gemaakt op betaling van de vervangende schadevergoeding binnen twee weken na ontvangst van de brief en geschreven dat daarna aanspraak gemaakt zal worden op de wettelijke rente. Volgens het ontvangstbewijs van de aangetekende brief is deze ontvangen op 16 april 2024. Dit betekent dus dat de rente pas verschuldigd is vanaf 1 mei 2024. De kantonrechter zal de wettelijke rente over € 1.918,07 daarom vanaf die datum toewijzen. 4.9.
[eiser] maakt tot slot aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 348,13 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De wettelijke rente over de incassokosten zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding omdat [eiser] in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf 12 januari 2024 kon. 4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiser] worden begroot op: - kosten van de dagvaarding € 154,33 - griffierecht € 248,00 - salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten × € 204,00) - nakosten € 102,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) Totaal € 912,33 4.11. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. 4.12. De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. 5De beslissing De kantonrechter 5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
- € 1.918,07 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 1 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
- € 348,13 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling, 5.2. veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van € 912,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, 5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025. LC