RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4330
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout),
en
(gemachtigden: mr. R. Orie en mr. Z. Farafono).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] , handelend onder de naam ‘ [restaurant 1] ’ (vergunninghouder)
(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling).
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verlenen van een vergunning aan [restaurant 1] voor het exploiteren van een horecabedrijf (de vergunning).
Met het bestreden besluit van 10 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de vergunningverlening gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [vergunninghouder] heeft ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en [A] , geluidsdeskundige verbonden aan [ingenieursbureau] , de gemachtigden van verweerder en de [vergunninghouder] en zijn gemachtigde.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
Eiseres woont aan de [adres 1] in [woonplaats] , naast het perceel van [restaurant 1] aan de [adres 2] in [woonplaats] . Op 27 maart 2020 heeft [vergunninghouder] een aanvraag ingediend voor een horeca exploitatievergunning, waarbij het bestaande bedrijf, restaurant [restaurant 2] , wordt overgenomen. Verweerder heeft met het besluit van 12 mei 2020 de gevraagde vergunning verleend. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 15 februari 2022n
ECLI:NL:RBMNE:2022:735.
3. Met het nu bestreden besluit heeft verweerder uitvoering gegeven aan de uitspraak van 15 februari 2022. Verweerder heeft daarbij de vergunningverlening met gewijzigde voorschriften in stand gelaten. Daarbij heeft verweerder inzichtelijk gemaakt welke openings- en sluitingstijden voor het restaurant en voor het terras gelden. Voor wat betreft geuroverlast zijn er controles gedaan, waarna er alsnog een functionerende ontgeuringsinstallatie is geplaatst. Voor de geluidsbelasting van het terras heeft verweerder verwezen naar het rapport akoestisch onderzoek van 1 september 2017 dat in opdracht van de vorige exploitant is uitgevoerd. Verweerder heeft dat onderzoeksrapport laten toetsen door de specialist geluid van de Omgevingsdienst van de regio Utrecht (ODRU). De geluidspecialist is van mening dat er voor de huidige situatie geen nieuw geluidsonderzoek nodig is. Verweerder concludeert dat daarmee aan het Activiteitenbesluit is voldaan en dat het terras dus geen dusdanige impact heeft op de omgeving dat daardoor het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloedt.
Heeft verweerder het geconstateerde motiveringsgebrek met het bestreden besluit hersteld?
4. De rechtbank stelt voorop dat in de uitspraak van 15 februari 2022 al is geoordeeld dat de vergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. Dat oordeel staat in deze procedure vast. De parkeernormen en de grootte van het pand vallen daarom buiten de beoordeling. De rechtbank beperkt zich tot de beoordeling van de vraag of het woon- en leefklimaat door de vergunning niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloedtn
Volgens artikel 28, derde lid, onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2014.
5. Eiseres is van mening dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Zij stelt dat verweerder geen onderzoek heeft verricht naar de gevolgen van de exploitatievergunning op het woon- en leefklimaat, maar alleen heeft verwezen naar het akoestisch onderzoek uit 2017 dat betrekking had op [restaurant 2] . Dit rapport is echter niet meer representatief voor de huidige bedrijfsvoering van het restaurant. Het rapport is opgemaakt voor [restaurant 2] dat toen geen terras had. Ook is geen rekening gehouden met de afhaal- en bezorgservice die het restaurant nu heeft. Verder zijn in het akoestisch rapport, naast stemgeluid, geen andere vormen van geluid betrokken, zoals het buiten neerzetten en stapelen van stoelen, keukengeluiden, geluiden uit het restaurant bij open ramen en terrasdeur, de klep van de afvalcontainer, geluiden van afzuigapparatuur en airco en van het laden en lossen. Daarbij is het begrip ‘sluiting’ niet gedefinieerd, waardoor ook gedurende de nacht nog geluiden van opruimend personeel te horen zijn. Eiseres ervaart overlast van bezoekers die na sluitingstijd blijven hangen, claxonneren met hun auto’s en die urineren tegen haar haag. Zij heeft foto’s overgelegd, waaruit blijkt dat er een illegaal terras is op het parkeerterrein en dat parkeerplaatsen worden bezet door wagens van een loonbedrijf. Dit alles heeft een enorme impact op haar woon- en leefklimaat. Eiseres stelt dat zij meldingen van overlast heeft gedaan, maar dat de gemeente daarop niet handhaaft. Volgens eiseres gaat verweerder eraan voorbij dat het restaurant in een rustige woonwijk ligt. Zij stelt dat de vergunning een onevenredige inbreuk maakt op haar belangen als direct omwonende, doordat het restaurant continu een belasting vormt in haar rustige woonomgeving. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar betoog verwezen naar een notitie van 12 december 2022 van [B] .
6. De rechtbank vindt dat verweerder – ook met het nu bestreden besluit – onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de woon- of leefsituatie in de omgeving van [restaurant 1] niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De rechtbank stelt vast dat verweerder voor deze beoordeling in de eerste plaats heeft terugverwezen naar de uitspraak van de rechtbank in 2016 waarin de rechtbank verweerders beoordeling van de situatie destijds bij [restaurant 2] goed bevond.n
ECLI:NL:RBMNE:2016:3551.
7. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in het bestreden besluit wel meer motivering aan de beoordeling van de huidige situatie heeft gewijd, maar dat die motivering nog altijd onvoldoende is. Zo wijst verweerder voor de door eiseres gestelde geluidsoverlast naar de normen in het Activiteitenbesluit en naar het akoestisch onderzoek uit 2017. Op zitting heeft verweerder toegelicht dat de beoordeling die hij heeft gedaan, inhoudt dat als voor het terras aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan, daarmee vaststaat dat er van een nadelige beïnvloeding van de woon- of leefsituatie geen sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een te beperkte invulling van de beoordeling die verweerder in dit verband moet maken. De beoordeling of er sprake is van een nadelige beïnvloeding en de belangenafweging die verweerder in dat verband moet maken, is namelijk een andere beoordeling dan de toets of aan het Activiteitenbesluit is voldaan.n
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2016:2466, r.o.v. 4.2.
8. De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens ziet gesteld, is hoe het nu verder moet met deze zaak. De zaak is al eens terugverwezen naar verweerder voor een nadere motivering van de beoordeling of er sprake is van nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie op een ontoelaatbare wijze. De rechtbank heeft overwogen of het zinvol en in het belang van partijen is om de zaak nogmaals terug te verwijzen voor een nieuwe motivering. De rechtbank vindt dit niet doelmatig en vindt het in het belang van partijen dat er nu duidelijkheid wordt geboden. Hoewel de rechtbank weet dat verweerder beoordelingsruimte op dit punt heeft en het aan hem is om de betrokken belangen te wegen, heeft de rechtbank toch in het belang van partijen onderzocht of er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank vindt dat die aanleiding er is. Gezien de resultaten van het akoestisch onderzoek en gelet op wat eiseres heeft aangevoerd, kan namelijk niet gezegd worden dat verweerder de vergunning niet heeft mogen verlenen. De rechtbank legt dat hierna uit.
9. De rechtbank stelt voorop dat het voor de woon- en leefsituatie relevante verschil in situatie bij [restaurant 2] en [restaurant 1] vooral zit in de aanwezigheid van een terras en andere openingstijden. [restaurant 1] kent beperktere openingstijden voor het restaurant dan [restaurant 2] kenden
[restaurant 2] : doordeweeks: 7.00u – 0.00u en in het weekend: 07.00u – 01.00u. [restaurant 1] : doordeweeks en in het weekend: 9.00u – 0.00u.
10. De rechtbank begrijpt verder dat de exploitatie van het restaurant en terras ook andere geluiden dan stemgeluid met zich meebrengt, zoals geluiden van de bedrijfsvoering in het restaurant en bij het opruimen van meubilair. Die geluiden zijn echter inherent aan het exploiteren van een horecabedrijf. Bovendien sluit het restaurant van [restaurant 1] een uur eerder dan [restaurant 2] destijds en is het begrip ‘sluiting’ voldoende duidelijk. Met het moment van de sluiting wordt bedoeld het moment dat het restaurant en het terras voor gasten is gesloten. Bovendien stelt eiseres dat zij nog lange tijd na sluiting geluidsoverlast van het opruimen door het personeel ondervindt, maar dit is niet onderbouwd of anderszins gebleken.
11. Ook wat eiseres verder heeft aangevoerd over de overlast die zij van de activiteiten van het restaurant ervaart, kan naar het oordeel van de rechtbank tot niet de conclusie leiden dat verweerder de vergunning in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij meldingen van overlast bij de gemeente heeft gedaan, maar zij heeft dat onvoldoende onderbouwd met concrete bewijzen. De twee foto’s waarop is te zien dat personeel buiten bij het restaurant zit en een auto met oplader op de parkeerplaats staat, zijn daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat verweerder op zitting heeft aangegeven dat er naar aanleiding van het advies van 30 april 2021 van de politie opnieuw navraag is gedaan bij de politie en dat de politie heeft gezegd dat er over de [vergunninghouder] ook nadien geen meldingen of politieregistraties bekend zijn. Evenmin is verweerder zelf gebleken van meldingen van (geluids)overlast of van incidenten over/bij [restaurant 1] . Specifiek merkt de rechtbank daarbij op dat dit ook geldt voor de bezorg- en afhaaldienst waarvan eiseres zegt overlast te ondervinden. Dat betekent al met al dat het zo kan zijn dat eiseres als omwonende last heeft van de activiteiten van [restaurant 1] en zij die ervaart als een belasting voor haar rustige woonomgeving, maar dit niet maakt dat verweerder heeft moeten vaststellen dat de woon- of leefsituatie op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
12. Kortom: de rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat de woon- of leefsituatie niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van [restaurant 1] . Verweerder heeft de vergunning terecht verleend.
13. Het beroep is gegrond. Omdat de rechtbank alles bij elkaar genomen vindt dat verweerder de vergunning heeft mogen verlenen, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand. Eiseres krijgt daarmee dus geen gelijk.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres wel een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.
15. Ook bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden.
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.