Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBMNE:2024:3268

27 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/2101


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen


[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. U.E.M. Pinas),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (het college), verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.H. de Bruijn).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de vraag of van rechtswege een omgevingsvergunning is ontstaan die het college bekend had moeten maken.

1.1.Eisers hebben op 5 december 2022 bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruiken van de gronden aan de [adres] in [woonplaats] in afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de huisvesting van vier personen in vier afzonderlijke slaapkamers (kamerbewoning).

1.2.Na ontvangst van de aanvraag heeft het college bij brief van 10 januari 2023 om aanvullende gegevens verzocht.

1.3.Op 26 januari 2023 hebben eisers een kopie van de (oorspronkelijke) aanvraag toegezonden aan het college. Daarbij is aangegeven dat de gevraagde aanvullende gegevens reeds zijn ingediend bij de aanvraag op 5 december 2022.

1.4.Bij brief van 17 februari 2023 hebben eisers het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

1.5.Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [eiser] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eisers.

3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.

Inhoud van het beroep

4. Het beroep van eisers houdt in dat zij vinden dat op 5 december 2022, dan wel op 26 januari 2023, een complete aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend. Deze aanvragen, die inhoudelijk identiek zijn, bevatten volgens eisers voldoende gegevens voor het college om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen en een beslissing te nemen. Zij zijn van mening dat na het verstrijken van de beslistermijn van acht weken op 31 januari 2023, dan wel op 16 februari 2023 een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van deze volgens eisers van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

5. De rechtbank stelt voorop dat gelet op de inhoud van de beroepsgronden van eisers alleen de inhoud van de aanvraag van 5 december 2022 (nogmaals ingediend op 26 januari 2023) onderdeel is van het geschil. Nadien is de aanvraag door eisers meerdere keren aangevuld en is meerdere keren door het college verzocht om aanvullende gegevens, maar die informatie is niet relevant voor de vraag die aan de rechtbank is voorgelegd. De rechtbank moet namelijk beoordelen of – zoals eisers betogen – de van rechtswege ontstane vergunning op 31 januari 2023 (ofwel 16 februari 2023) niet tijdig bekend is gemaakt door het college.

Beoordeling verzoek om aanvullende gegevens

6. Het college is bevoegd om de aanvrager te verzoeken om zijn aanvraag aan te vullen met de volgens het bestuursorgaan nog ontbrekende gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling hiervan. Volgens vaste rechtspraak is het aan het daartoe bevoegde bestuursorgaan om te beoordelen of het over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om een besluit op de aanvraag te nemen.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1868.

7. Volgens het college zijn de door eisers verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een omgevingsvergunning om kamerbewoning mogelijk te maken, zijn volgens het college opgenomen in de Regeling omgevingsrecht (Mor) en de Beleidsnota Woningsplitsing en Kamerbewoning Gemeente Almere van 11 december 20219 (de Beleidsnota). In hoofdstuk 3 van de Beleidsnota zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij (binnenplans) wordt afgeweken van het bestemmingsplan om kamerbewoning en woningsplitsing mogelijk te maken.

Het college heeft met de brief van 10 januari 2023 verzocht om toezending van diverse specifieke gegevens en bescheiden die zijn ontleend aan de Mor en de Beleidsnota. De gevraagde gegevens en bescheiden zien met name op het planologisch strijdig gebruik en de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan, meer in het bijzonder het aspect van de leefbaarheid.

8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eisers verstrekte gegevens en bescheiden niet voldoende waren om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen, gelet op de indieningsvereisten zoals vermeld in de Mor en hoofdstuk 3 van de Beleidsnota. Om die reden heeft het college eisers kunnen vragen om aanvullende gegevens.n

In de zin van artikel 4:5 van de Awb.

9. Eisers wijzen in het aanvullend beroepschrift nog op een zin in de beslissing op het bezwaarschrift van 13 juli 2023 in een andere kwestie. Volgens eisers erkent het college in deze beslissing op bezwaar dat hun aanvraag van 5 december 2022 reeds compleet was, omdat deze “in behandeling is genomen”. Dit staat ook in de brief van 10 januari 2023. Daarnaast geeft het college in de beslissing van 13 juli 2023 aan dat de aanvraag is opgeschort, omdat er “meer tijd nodig is om de aanvraag te beoordelen”. Volgens eisers zou uit deze zin eveneens volgen dat de aanvraag al wel compleet was en het college dit ook heeft erkend.

10. Naar het oordeel van de rechtbank kan in de mededeling dat een aanvraag “in behandeling is genomen”, geenszins worden afgeleid dat het college daarmee erkent dat de aanvraag op dat moment compleet is. Het houdt niets meer en niets minder in dan dat het college de aanvraag in goede orde heeft ontvangen en er naar gaat kijken. Dit volgt ook uit de inhoud van de brief van 10 januari 2023 zelf, waarin onder meer staat: “Indien uw aanvraag niet compleet is wordt de termijn verlengd met de tijd die u nodig heeft om de aanvraag aan te vullen. Wij stellen u daarvan schriftelijk op de hoogte.” En ook: “Voor uw aanvraag gelden de landelijke indieningsvereisten van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Wij toetsen binnenkort of uw aanvraag hieraan voldoet.”
Ten aanzien van de opmerkingen van eiseres over overeenkomstige mededelingen in een beslissing op bezwaar van 13 juli 2023, welke beslissing geen betrekking heeft op eisers aanvraag, geldt hetzelfde. Eisers kunnen niet gevolgd worden in hun betoog. De beroepsgrond slaagt niet.

Is er van rechtswege een omgevingsvergunning verleend?

9. Tussen partijen is niet in geschil dat op de op 5 december 2022 aangevraagde omgevingsvergunning de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wabo van toepassing is. Dit betekent dat er op grond van artikel 3.9, tweede lid, van de Wabo een beslistermijn geldt van acht weken gerekend vanaf 6 december 2022. Deze beslistermijn is tussentijds gedurende vier weken (van 11 januari 2023 tot 7 februari 2023) opgeschort vanwege het verzoek om aanvullende gegevens. Vervolgens is de beslistermijn na 7 februari 2023 weer gaan lopen met als uiterlijke beslistermijn 28 februari 2023, waarna de beslistermijn meerdere malen door het college is verlengd.

10. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij over onvoldoende gegevens beschikte om de aanvraag omgevingsvergunning van 5 december 2022 inhoudelijk te kunnen beoordelen en eisers om aanvullende gegevens kon vragen. Daarmee heeft het college de beslistermijn kunnen opschorten.n

In de zin van artikel 4:15, eerste lid, sub a, van de Awb.

Nu de door eisers ingediende kopie van de aanvraag op 26 januari 2023 inhoudelijk dezelfde gegevens bevatte, was de aanvraag op dat moment niet aangevuld en is de beslistermijn op dat moment niet opnieuw gaan lopen. Aldus is anders dan eisers stellen, op 31 januari dan wel op 16 februari 2023 geen vergunning van rechtswege ontstaan. De beslistermijn liep op dat moment nog. Het college is dan ook niet in gebreke gebleven om deze (vermeende) van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van

mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

21 mei 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen