ECLI:NL:RBMNE:2024:7423
Terugbetaling waarborgsom huur woonruimte, huurder hoeft geen schade te vergoeden.
Rechtbank Midden-Nederland 7 February 2025
ECLI:NL:RBMNE:2024:7423
text/xml
public
2025-02-07T14:42:27
2025-01-23
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Midden-Nederland
2024-11-20
11217446 UC EXPL 24-4806
Uitspraak
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Utrecht
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2024:7423
text/html
public
2025-02-07T14:41:52
2025-02-07
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBMNE:2024:7423 Rechtbank Midden-Nederland , 20-11-2024 / 11217446 UC EXPL 24-4806
Terugbetaling waarborgsom huur woonruimte, huurder hoeft geen schade te vergoeden.
RECHTBANK
MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11217446 UC EXPL 24-4806 RvdH/1037
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiseres]
,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.M.A. Benjamin,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T. van Nimwegen.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11,- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4, - de conclusie van repliek met productie 12, - de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.
2Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] huurde van [gedaagde] van 15 oktober 2020 tot en met 1 december 2023 een zelfstandige woning aan de [adres] in [plaats] . Bij aanvang van de huurperiode heeft [eiseres] een waarborgsom van € 1.458,00 aan [gedaagde] betaald. [gedaagde] heeft na oplevering van de woning een deel van de waarborgsom (€ 415,06) aan [eiseres] terugbetaald. [eiseres] vordert betaling van het restant van de waarborgsom (€ 1.042,94), te vermeerderen met de wettelijke rente, en van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat [eiseres] schade aan de woning heeft veroorzaakt. De kosten van herstel van die schade wil [gedaagde] verrekenen met de waarborgsom.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
3De beoordeling
3.1.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe. [gedaagde] moet het restant van de waarborgsom terugbetalen, net als de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten van [eiseres] . Hierna legt de kantonrechter uit waarom.
Proces-verbaal aanvang huur en ‘uitcheck’ document
3.2.
In de eerste plaats stelt de kantonrechter vast dat partijen bij aanvang van de huur een proces-verbaal hebben gemaakt. Daarin staat dat het gehuurde in goede staat is opgeleverd, met uitzondering van een aantal nader gespecificeerde gebreken. Deze omschrijving is zeer summier, maar wel net voldoende om te worden aangemerkt als een beschrijving van het gehuurde. Dat foto’s van elke ruimte van de woning ontbreken, maar dat niet anders.
3.3.
In artikel 7:224 lid 2 BW is bepaald dat als tussen de huurder en de verhuurder een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, de huurder het gehuurde in dezelfde staat moet opleveren waarin het volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd.
3.4.
[gedaagde] heeft over de eindoplevering op 30 november 2023 een ‘uitcheck’ document opgemaakt en dat is op die datum ondertekend door de moeder van [eiseres] . De kantonrechter leidt uit dat document af dat partijen, althans diens vertegenwoordigers, met elkaar de ruimte hebben bekeken. Het document houdt dus méér in dat alleen een vaststelling dat de woning is opgeleverd. Maar het document zegt niets over wie er aansprakelijk is voor de kosten van herstel van eventuele schade; dat is volgens het document nader te bepalen.
Is er sprake van schade die [eiseres] moet vergoeden?
3.5.
Op basis van het proces-verbaal en het uitcheck-document kan een vergelijking worden gemaakt tussen de toestand bij aanvang en einde huur. Vervolgens is de vraag of er sprake is van schade, die tijdens de huur is ontstaan en die niet valt onder normale slijtage en/of veroudering.
De kookplaat
3.6.
De inductiekookplaat is tijdens het gebruik door [eiseres] gebarsten. [eiseres] heeft deze schade erkend en geprobeerd de glasplaat laten vervangen, maar toen gaf de kookplaat een storing. [eiseres] heeft vervolgens de gehele kookplaat vervangen door een tweedehands exemplaar. [gedaagde] stelt dat zij [eiseres] erop heeft gewezen dat het geen optie is om een tweedehands kookplaat zonder historie of garantie te installeren. [eiseres] heeft zich steeds verzet tegen de eisen van [gedaagde] , zodat niet vaststaat dat partijen hebben afgesproken dat de kookplaat volgens de eisen van [gedaagde] zou worden vervangen. Een andere juridische grondslag voor de eisen van [gedaagde] ontbreekt.
3.7.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] de schade aan de kookplaat voldoende heeft hersteld: er is door een elektricien een identiek en werkend exemplaar geïnstalleerd. [gedaagde] mag de kosten van de kookplaat die zij vervolgens zelf heeft gekocht, niet verrekenen met de waarborgsom.
De vlekken op de muur
3.8.
[gedaagde] mag de kosten voor het schilderwerk van de hal niet verrekenen met de waarborgsom, omdat de kantonrechter van oordeel is dat de (voor zover) op de foto’s zichtbare vlekken en strepen in de hal – een verkeersruimte – na ruim drie jaar gebruik moeten worden aangemerkt als gebruikssporen.
Het kozijn
3.9.
[gedaagde] mag ook niet de kosten voor herstel van het deurkozijn verrekenen. Het is namelijk onvoldoende duidelijk wat er precies mis is met het kozijn. Daardoor kan niet worden vastgesteld of sprake is van gebruikssporen of van schade die door toedoen van [eiseres] is veroorzaakt. [gedaagde] heeft daarvoor onvoldoende aangevoerd.
De vriezerdeur en de koelkastbak
3.10.
Partijen hebben samen vastgesteld dat de deur van de vriezer en een koelkastbak kapot zijn. [eiseres] heeft in het kader van de onderhandelingen voorgesteld deze onderdelen te vervangen, maar betwist dat zij schade heeft veroorzaakt. Er is volgens [eiseres] alleen sprake van gebruikssporen; de keuken is volgens [eiseres] al acht jaar in gebruik. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld dat er sprake is van schade die aan [eiseres] kan worden toegerekend. [gedaagde] mag deze kosten daarom niet verrekenen.
Conclusie
3.11.
[gedaagde] mag niets verrekenen met de waarborgsom. De door [eiseres] gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.
3.12.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 222,75 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 156,44 bij de toewijsbare hoofdsom van € 1.042,94. De kantonrechter wijst daarom € 156,44 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum van de dagvaarding.
3.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
135,97
- griffierecht
€
218,00
- salaris gemachtigde
€
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
€
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
691,47
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4De beslissing
De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.199,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 22 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 691,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.