Omgangsregeling vader met dochter na jarenlang geen contact. Kind heeft de regie. Ouders verdienen een compliment voor hun opstelling. Kindbrief.
Rechtbank Midden-Nederland 29 May 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:2220
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
08-05-2025
Datum publicatie
29-05-2025
Zaaknummer
C/16/558892
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBMNE:2025:2220text/xmlpublic2025-05-29T10:00:032025-05-08Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Midden-Nederland2025-05-07C/16/558892UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigBeschikkingNLLelystadInternationaal publiekrechtCiviel recht; Personen- en familierechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2220text/htmlpublic2025-05-22T10:02:082025-05-29Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBMNE:2025:2220 Rechtbank Midden-Nederland , 07-05-2025 / C/16/558892 Omgangsregeling vader met dochter na jarenlang geen contact. Kind heeft de regie. Ouders verdienen een compliment voor hun opstelling. Kindbrief.
Gezag en omgang Beschikking van 7 mei 2025 in de zaak van:
[vader]
,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.B.F. Refuge, tegen
[moeder]
,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.C. Milani. 1De procedure1.1. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de beslissing op het verzoek van de vader uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). 1.2. De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen: het rapport van de Raad van 8 juli 2024; het F9-formulier van de moeder van 6 augustus 2024. 1.3. Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat, en [A] namens de Raad. 1.4. De rechtbank heeft aan [minderjarige] , de dochter van de ouders, gevraagd wat zij van het verzoek vindt. [minderjarige] heeft dat per brief van 23 december 2024 laten weten. 2Waar de procedure over gaat2.1. De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. 2.2. Zij hebben samen een kind: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] . [minderjarige] woont bij haar moeder. 2.3. De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat de moeder zelfstandig de belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen. 2.4. De ouders zijn al lange tijd uit elkaar. Tussen de vader en de moeder, en tussen de vader en [minderjarige] , is er al sinds 2013 geen contact meer. 2.5. De vader zou graag weer contact met [minderjarige] willen. Daarover gaat zijn verzoek: hij vraagt een omgangsregeling, waarbij hij [minderjarige] om de week op vrijdag om 17.00 uur ophaalt, en op zondag om 17.00 uur terugbrengt, en waarbij de vakanties in overleg worden verdeeld. Ter zitting heeft de vader hierbij uitgelegd dat hij vooral graag [minderjarige] wil leren kennen, en dat de manier waarop dat contact plaatsvindt of wordt opgebouwd, wat hem betreft in overleg met [minderjarige] , haar moeder en de hulpverlening moet worden bepaald. 2.6. De moeder is niet tegen het contact tussen [minderjarige] en de vader. Zij vindt het daarbij het belangrijkste dat er goed gelet wordt op wat [minderjarige] daarin nodig heeft. 2.7. In de beschikking van 17 april 2024 heeft de rechtbank aan de Raad gevraagd om te onderzoeken of een omgangsregeling in het belang van [minderjarige] is, en zo ja, hoe die er dan uit zou moeten zien. De Raad heeft hierover in het rapport van 8 juli 2024 een advies gegeven aan de rechtbank. 3De beoordeling De beslissing van de rechtbank 3.1. De rechtbank zal bepalen dat er een omgangsregeling komt. Daarbij geeft de rechtbank wel enige kaders, namelijk: er moet worden toegewerkt naar een vorm van contact. De rechtbank zal echter niet precies gaan bepalen hoe en wanneer [minderjarige] contact met haar vader moet hebben, en wijst het verzoek van de vader daarom deels af. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij licht de rechtbank eerst toe wat er in de wet staat over omgang, en daarna gaat zij in op het advies van de Raad en de standpunten van de ouders. Ook de mening van [minderjarige] zelf weegt de rechtbank mee. De rechtbank schrijft [minderjarige] ook een brief, waarvan de tekst in deze beschikking opgenomen wordt. Het wettelijk kader waaraan de rechter moet toetsen 3.2. Een kind heeft recht op omgang met zijn of haar ouders. Omgekeerd geldt dat ook: een ouder heeft recht op – en ook een verplichting tot – omgang met zijn kind. Dit staat in de wet. De reden dat dit in de wet is vastgelegd, is omdat contact met ouders belangrijk is voor de (identiteits)ontwikkeling voor kinderen. Anders gezegd: om te kunnen ontdekken ‘wie ben ik’, is het voor kinderen goed om contact met hun ouders te hebben. Deze band tussen ouder en kind is zo belangrijk, dat er ook allerlei internationale regels zijn waarin deze relatie wordt beschermd. 3.3. Om dit recht in de praktijk vorm te geven, kan een ouder de rechter vragen om een ‘omgangsregeling’ te bepalen: dat is een rechterlijke beslissing over hoe en wanneer het contact tussen een ouder en kind plaatsvindt. Alleen in uitzonderlijke gevallen beslist de rechter dat er geen omgang tussen ouder en kind plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat dit ernstig nadeel voor de ontwikkeling van het kind zou geven. Het advies van de Raad over omgang 3.4. De Raad heeft onderzoek gedaan en een advies aan de rechtbank gegeven over de vraag of, en hoe, er omgang tussen [minderjarige] en haar vader moet komen. De Raad vindt dat een omgangsregeling in het belang van [minderjarige] is, want dat is belangrijk voor haar identiteitsontwikkeling. Omdat er heel lang geen contact is geweest, adviseert de Raad om dit contact geleidelijk op te bouwen: beginnen met kaartjes sturen en dan rustig verder, naar uiteindelijk idealiter minimaal één keer per maand contact. Daarbij vindt de Raad het nodig dat [minderjarige] hierin wordt begeleidt door hulpverlening. Wat de vader heeft verteld 3.5. De vader heeft in zijn verzoekschrift, in de gesprekken met de Raad en tijdens de zitting verteld dat hij graag contact wil met [minderjarige] . Hij vindt het erg dat hij al die jaren van [minderjarige] ’s leven heeft gemist. In zijn leven is veel gebeurd, maar de laatste jaren heeft de vader alles op een rij: een eigen huis, geen schulden meer, geen contact meer met justitie. De vader kan het verleden niet terugdraaien, maar wil [minderjarige] graag alsnog leren kennen. Hij vindt dat ook heel spannend, en snapt goed dat dit ook voor [minderjarige] een grote stap is. De vader heeft daarom benadrukt dat hij het belangrijk vindt dat [minderjarige] ’s belang voorop staat: hij wil contact, maar hij wil dat niet forceren en is realistisch in zijn verwachtingen. Wat de moeder heeft verteld 3.6. De moeder heeft aan de Raad en tijdens de zitting verteld dat zij erachter staat als [minderjarige] contact met haar vader heeft. Zij heeft ook geprobeerd om dit te stimuleren, maar dat is lastig. De moeder merkt dat het [minderjarige] veel spanning geeft, en wil haar niet teveel dwingen, omdat dat dan ook druk zet op de relatie tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] gaat wel naar Praktijk Valida en de moeder heeft de indruk dat dat haar helpt. Wat [minderjarige] heeft geschreven 3.7.
[minderjarige] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Zij heeft geschreven dat haar vader nooit een rol in haar leven heeft gespeeld, en dat ze daar nu ook geen behoefte aan heeft. [minderjarige] schrijft dat ze het gevoel heeft dat haar vader probeert aan te schuiven aan een tafel die al vol zit. Zij heeft genoeg mensen om zich heen, en daar hoeft geen vader meer bij. De beslissing van de rechtbank 3.8. De rechtbank vindt het belangrijk dat er contact komt tussen [minderjarige] en haar vader, zelfs al heeft [minderjarige] daar zelf op dit moment geen behoefte aan. De rechtbank is namelijk, mede op basis van het advies van de Raad, van oordeel dat het voor [minderjarige] ’s ontwikkeling van belang is dat dit contact er wel is. Daarbij moet [minderjarige] wel goed begeleid worden: door Praktijk Valida, die al betrokken is, of door een andere hulpverlener. Het is immers bepaald niet niks voor [minderjarige] om na al die jaren weer in contact te komen met haar vader. Het is begrijpelijk dat dat spanning oplevert, en daarom moet [minderjarige] daarbij goed geholpen worden en echt voelen dat zij de regie heeft over het contact. Dat past ook bij haar leeftijd: [minderjarige] is [leeftijd] jaar en dat betekent dat zij naar het oordeel van de rechtbank oud genoeg is om tot op grote hoogte zelf te bepalen wat zij wel en niet prettig vindt in het contact met haar vader. Dat betekent dat het contact misschien minder snel of minder vaak zal plaatsvinden dan de vader graag zou willen. Dat vraagt behoorlijk wat geduld van de vader, maar de rechtbank heeft er vertrouwen in dat hij dat kan opbrengen, juist omdat hij goed heeft uitgelegd dat hij [minderjarige] ’s wensen en grenzen wil respecteren. Ook van de moeder vraagt het opbouwen van contact het een en ander: zij moet [minderjarige] hierin steunen en stimuleren. Ook daarin heeft de rechtbank vertrouwen: de moeder doet dit nu ook al heel goed. 3.9. De rechtbank zal daarom het volgende bepalen: er moet, met hulpverlening voor [minderjarige] (door Praktijk Valida of een andere hulpverlener), worden toegewerkt naar contact tussen [minderjarige] en haar vader; dit contact moet geleidelijk worden opgebouwd, waarbij kan worden begonnen met kaartjes sturen, vervolgens een keer appen, mailen of bellen, en zo verder, één en ander ter beoordeling van de hulpverlening in overleg met [minderjarige] en haar ouders; het zou een mooi doel kunnen zijn om toe te werken naar minimaal één keer per maand contact: bellen of (als er al wat meer contact is) ergens afspreken en samen iets leuks doen bijvoorbeeld; het belang van [minderjarige] moet te allen tijde voorop staan. Dat betekent ook dat als [minderjarige] uiteindelijk – nadat zorgvuldig is gewerkt aan de opbouw van contact – toch minder of anders contact wil, dat moet worden gerespecteerd. 3.10. De rechtbank wil de ouders tot slot nog iets meegeven over de manier waarop de ouders zich in deze zaak hebben opgesteld. Tussen de ouders is in het verleden veel gebeurd en zij zijn, naar de rechtbank begrijpt, op een moeilijke manier uit elkaar gegaan. De vader heeft [minderjarige] jaren niet gezien en de moeder heeft daardoor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] alleen gedaan. De respectvolle manier waarop de ouders zich naar elkaar toe hebben gedragen, en de wijze waarop zij – ieder op hun eigen manier – [minderjarige] ’s belang voorop stellen, verdient een compliment. De rechtbank wenst de ouders toe dat zij het kunnen opbrengen hiermee op dezelfde manier door te gaan. De brief van de rechtbank aan [minderjarige] 3.11. Zoals tijdens de zitting met de ouders besproken, stuurt de rechtbank ook een brief aan [minderjarige] . De tekst van deze brief volgt hierna: Beste [minderjarige] , Als kinderrechter heb ik uitspraak gedaan in de zaak tussen jouw ouders over het contact dat je vader graag met jou zou willen. Ik vind het belangrijk dat jij ook begrijpt wat die uitspraak inhoudt en waarom ik die beslissing heb genomen. Daarom schrijf ik je deze brief. Je kunt de brief misschien ook bewaren voor als je later nog eens wilt teruglezen hoe het nou allemaal is gegaan. Jij hebt je vader niet meer gezien sinds je heel klein bent, en helemaal geen contact met hem gehad. Nu wil hij dat contact wel heel graag. Je vader heeft mij verteld dat hij al die jaren aan je is blijven denken, maar er is veel gebeurd in zijn leven, waardoor dat contact eerder moeilijk was. Je vader snapt volgens mij goed dat hij niet zomaar kan ‘instappen’ en dat het voor jou behoorlijk spannend is dat hij nu graag contact wil. Je moeder vertelde dat jij nu een beetje zenuwachtig bent of je nu bijvoorbeeld ineens naar je vader – die je nog helemaal niet kent – toe moet. Ik vind het daarom belangrijk om jou duidelijk te maken dat iedereen om je heen – je vader, je moeder, de hulpverlening – het het allerbelangrijkste vindt om goed te kijken naar wat jij wilt. Ik vind dat ook heel belangrijk. Daarom heb ik beslist dat er naar contact tussen jou en je vader moet worden toegewerkt, maar dat jouw belang daarin voorop staat. Het gaat in kleine stapjes – een kaartje, een keertje appen, misschien een keer bellen en pas als jij eraan toe bent misschien een keer afspreken – en jij bent de baas over het tempo. Praktijk Valida (of een andere hulpverlener) gaat jou daar, in overleg met je moeder en je vader, bij helpen. Zij zijn er voor jou, en ik hoop dat je hen vertrouwt en hen vertelt wat jij wilt. Ik heb in jouw brief gelezen dat jij zelf nu geen behoefte hebt aan contact. De reden dat ik beslis dat er wel naar contact moet worden toegewerkt, is omdat het heel belangrijk is voor kinderen om (een vorm van) contact met hun beide ouders te hebben. Je vader is geen vaderfiguur voor jou geweest, zo schrijf je zelf ook, maar hij is wél je vader. Ik vind het, net als de Raad voor de Kinderbescherming waarmee je hebt gepraat, goed dat jij meer over hem te weten komt. Daarom heb ik ook tegen je vader gezegd dat het goed is als hij jou af en toe een kaartje stuurt. Ook jouw vaders zoon, jouw halfbroer, Jackie, gaat dat misschien een keer doen. Hij is ook nieuwsgierig naar jou. Je hebt mij geschreven dat jij het gevoel hebt dat je vader aan wil schuiven aan een tafel die al vol zit. Dat heb je heel mooi verwoord, en ik denk dat ik dat gevoel wel begrijp. Jouw tafel zit vol met hele lieve mensen zoals je moeder, je (half)broers en je (half)zus, die allemaal veel van jou houden, trots op je zijn en het beste voor jou willen. Volgens mij zijn zij allemaal bereid om een klein beetje op te schuiven zodat er nog een plaats aan de tafel komt, voor jouw vader. Ik hoop dat mijn beslissing jou helpt om hem uiteindelijk die plaats te geven. Ik wens je daarbij veel succes en geluk. De uitvoerbaarheid bij voorraad 3.12. De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. 4De beslissing De rechtbank: 4.1. wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 1 oktober 2013, gewezen onder nummer C/07/190727; 4.2. stelt de volgende omgangsregeling regeling vast: er moet, met hulpverlening voor [minderjarige] (door Praktijk Valida of een andere hulpverlener), worden toegewerkt naar contact tussen [minderjarige] en haar vader; dit contact moet geleidelijk worden opgebouwd, waarbij kan worden begonnen met kaartjes sturen, vervolgens een keer appen, mailen of bellen, en zo verder, één en ander ter beoordeling van de hulpverlening in overleg met [minderjarige] en haar ouders; het zou een mooi doel kunnen zijn om toe te werken naar minimaal één keer per maand contact: bellen of (als er al wat meer contact is) ergens afspreken en samen iets leuks doen bijvoorbeeld; het belang van [minderjarige] moet te allen tijde voorop staan. Dat betekent ook dat als [minderjarige] uiteindelijk – nadat zorgvuldig is gewerkt aan de opbouw van contact – toch minder of anders contact wil, dat moet worden gerespecteerd. 4.3. verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 4.4. wijst de verzoeken van de vader voor het overige af. Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.M. Atema, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.A. Beverwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025. !NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS! !NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER! Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. !NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS! Artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bijvoorbeeld artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (recht op family life) en artikel 9 van het VN Verdrag inzake de rechten van het kind. Artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.