Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBMNE:2025:2809

WIA. Beroep gegrond. Rechtsgevolgen in stand gelaten. PKV. Zorgvuldig onderzoek. Medisch en arbeidsdeskundig onderzoek juist. Motiveringsgebrek hersteld met aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Afwijzing verzoek benoeming onafhankelijke deskundige.

Rechtbank Midden-Nederland 25 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBMNE:2025:2809 text/xml public 2025-06-25T08:58:50 2025-06-11 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Midden-Nederland 2025-06-04 UTR_23_2418 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Almere Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2809 text/html public 2025-06-25T08:58:03 2025-06-25 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBMNE:2025:2809 Rechtbank Midden-Nederland , 04-06-2025 / UTR_23_2418
WIA. Beroep gegrond. Rechtsgevolgen in stand gelaten. PKV. Zorgvuldig onderzoek. Medisch en arbeidsdeskundig onderzoek juist. Motiveringsgebrek hersteld met aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Afwijzing verzoek benoeming onafhankelijke deskundige.

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/2418
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen
<?linebreak?> [eiseres] , uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).
Inleiding
1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht heeft geweigerd om eiseres per 9 maart 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.

Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1
Eiseres is op 12 maart 2019 ziek uitgevallen voor haar werk als helpende. Na het einde van haar dienstverband ontving zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Van 1 november 2020 tot en met 1 april 2021 heeft zij als pedagogisch medewerker gewerkt. Na het einde van de wachttijd heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd.
1.2
In het besluit van 8 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen. Eiseres was namelijk aan het einde van de wachttijd volgens het Uwv niet arbeidsongeschikt, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk als helpende.
1.3
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 30 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde R.M.H. Rokebrand. De rechter heeft het onderzoek op deze zitting geschorst. De rechtbank heeft het Uwv op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld om een nader onderzoek te laten verrichten door de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar de beperkingen van eiseres en de bevindingen voor te leggen aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.6
Na de schorsing heeft het Uwv op 25 maart 2024 geconcludeerd dat eiseres toch niet geschikt is voor haar eigen werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 februari 2024. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand daarvan functies geduid die door eiseres verricht kunnen worden. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 5,15%, dus minder dan 35%. Het Uwv is daarom, onder wijziging van de motivering, bij zijn standpunt gebleven dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.7
Eiseres heeft hierop gereageerd bij aanvullend beroepschrift van 1 mei 2024. Het Uwv heeft vervolgens aanvullende reacties ingediend op 11 juni 2024, 4 juli 2024 en 12 september 2024.
1.8
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 verder willen behandelen, maar bij aanvang van de zitting is gebleken dat eiseres niet beschikte over een aantal na de schorsing ingediende stukken. Op verzoek van eiseres is de behandeling van het beroep op zitting uitgesteld.
1.9
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 9 april 2025 verder behandeld. De gemachtigden van eiseres en van het Uwv zijn verschenen.
Beoordelingskader
2. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn of haar laatste werk nog had kunnen verdienen te vergelijken met het loon dat hij of zij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.

3. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

4. Van belang is verder dat het hier gaat om een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres per het einde van de wachttijd, in dit geval 9 maart 2021. Het gaat dus om de medische situatie van eiseres op die datum, de zogenoemde datum in geding.
Beoordeling door de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering van het bestreden besluit onvoldoende, maar is dat gebrek inmiddels door het Uwv hersteld. Het Uwv heeft terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze conclusie gekomen is en welke gevolgen dat heeft.

De motivering van het bestreden besluit.

6. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres niet arbeidsongeschikt was, omdat zij gezien haar werk als pedagogisch medewerker tijdens een deel van de wachttijd geschikt was voor haar eigen werk als helpende. Volgens eiseres is de verzekeringsarts bezwaar en beroep op onjuiste gronden tot deze conclusie gekomen. Eiseres heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat niet gemotiveerd is dat haar werkzaamheden als pedagogisch medewerker vergelijkbaar zijn met haar eigen werk als helpende. Ook heeft zij erop gewezen dat zij als pedagogisch medewerker aangepaste werkzaamheden verrichtte en dat ze de werkzaamheden als pedagogisch medewerker door de fysieke belasting niet kon voortzetten.

7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 29 maart 2023 globaal de functiebeschrijvingen van beide functies aangehaald, de klachten van eiseres beschreven en aangegeven dat eiseres kennelijk ondanks haar psychische en lichamelijke problemen in staat was een half jaar als pedagogisch medewerker te werken. De functiebelasting was “min of meer” vergelijkbaar met die van helpende en dus was eiseres arbeidsgeschikt voor haar eigen werk, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat eiseres op medische gronden geschikt was voor haar eigen werk. Een verzekeringsarts mag slechts zonder arbeidsdeskundige vaststellen dat iemand geschikt is voor het eigen werk, als hij een voldoende duidelijk beeld heeft van de aard en zwaarte van het eigen werk. Dat was hier niet het geval. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 maart 2023 is niet concreet en inzichtelijk gemaakt wat de aard en zwaarte waren van het werk als helpende. Ook is niet inzichtelijk gemaakt waarom de (aangepaste) werkzaamheden van eiseres als pedagogisch medewerker hiermee qua aard en zwaarte vergelijkbaar waren.

9. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het bestreden besluit dus niet aan de motiveringsplicht uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Aan het eind van deze uitspraak wordt uitgelegd welke gevolgen dat heeft voor het beroep. De rechtbank zal eerst het beroep beoordelen en doet dat aan de hand van de gewijzigde motivering en de (aanvullende) beroepsgronden die eiseres daartegen heeft aangevoerd.

De zorgvuldigheid van het medische onderzoek

10. Volgens eiseres heeft het Uwv nagelaten actuele medische informatie in te winnen bij de behandelaars van eiseres of heeft het Uwv de ingewonnen medische informatie onvoldoende bij de besluitvorming betrokken, waardoor het oordeel onzorgvuldig is.

11. De primaire verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, telefonisch contact met eiseres gehad, eiseres gezien op een fysiek spreekuur en medische informatie opgevraagd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, was aanwezig bij de hoorzitting en heeft daarna aanvullend medisch onderzoek gedaan. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, anders dan eiseres stelt, tijdens de bezwaarfase aanvullende informatie van de behandelend sector opgevraagd en in de overweging betrokken. Op basis van de hiervoor genoemde informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens het beroep de FML opgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten.

De inhoudelijke medische beoordeling

12. Eiseres is het niet eens met de (nieuwe) medische beoordeling. Eiseres stelt dat zij vanwege haar ernstige psychische klachten volledig arbeidsongeschikt is. Er is ten onrechte geen rekening gehouden met haar ernstige psychische klachten. Zij wordt intensief begeleid en kreeg en krijgt behandeling. De medicatie die zij wegens haar psychische beperkingen gebruikt, beïnvloedt haar vermogen. Er hadden cognitieve beperkingen moeten worden aangenomen. Eiseres vindt ook dat onvoldoende lichamelijke beperkingen zijn aangenomen. In beide handen/armen, links het meest, is zij ten aanzien van de knijp- en grijpkracht zeer beperkt. Ook heeft zij door een operatie aan haar schouders in 2015 geen kracht om te tillen of te dragen.

13. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en zal dat hierna toelichten.

14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij het vaststellen van de psychische beperkingen rekening gehouden met de indruk die zij van de psyche van eiseres heeft gekregen tijdens de hoorzitting en met de informatie van de behandelaars van GGZ De Meregaard. In de FML zijn op basis hiervan beperkingen aangenomen ten aanzien van werken onder tijdsdruk en conflicthantering. In wat eiseres in beroep aanvoert, ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor verdere beperkingen. Beperkingen onder de items 1 tot en met 7 van de rubriek persoonlijk functioneren zijn niet aan de orde, want eiseres heeft geen ernstige psychiatrische ziekte. Omdat eiseres rond de datum van geding werkte in de kinderopvang, waarbij samenwerken en conflicten oplossen tot de aard van haar functie behoorden, ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanleiding voor verdere beperkingen ten aanzien van werken onder tijdsdruk, conflicthantering, concentratie en verlies van overzicht. De in beroep overgelegde nieuwe informatie van de behandelend psycholoog levert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe informatie op die maakt dat de FML moet worden herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het niet nodig om beperkingen aan te nemen wegens het gebruik van medicatie. Er is namelijk geen sprake van bijwerkingen in de periode februari tot april 2021 en het is ook de vraag hoe lang eiseres medicatie gebruikt heeft.

15. In de FML zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van hand-, vinger- en schoudergebruik. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht waarom zij geen aanleiding ziet voor verdere lichamelijke beperkingen. De aangenomen lichamelijke beperkingen sluiten aan bij de bevindingen van het fysiek onderzoek na de hoorzitting van 3 februari 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er in het bijzonder op dat er bij het lichamelijk onderzoek geen afname van de spiermassa van de pink- en duimmuis of armspieren was. Daaruit volgt dat er geen sprake was van zeer beperkte knijpkracht van de handen. Bij het vaststellen van deze beperkingen is de medische informatie van Xpert Clinics van 7 maart 2023 meegewogen. De informatie in de brief van 30 november 2023 van [A] over de duim/hand/polsklacht die eiseres in beroep heeft overgelegd, levert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe medische feiten op ten aanzien van de functie van de handen per de datum in geding. Over de schouder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat er bij het onderzoek na de hoorzitting links wel lichte functiebeperkingen waren, maar er waren geen functiebeperkingen van de rechter schouder. Desondanks is, aansluitend bij de anamnese en de onderzoeksbevindingen, voor beide schouders in de FML een beperking aangenomen. De informatie van de fysiotherapeut van 2 juni 2022 dat er een beginnende frozen shoulder was, dateert van ruim een jaar na de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat dit betekent dat hiervan op de datum in geding nog geen sprake was.

16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Dit geldt voor de beoordeling van zowel de psychische als de lichamelijke klachten. De door eiseres overgelegde medische informatie is kenbaar bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen passend en voldoende zijn. Eiseres heeft er meermalen op gewezen dat zij behandeling en begeleiding krijgt, maar uit de informatie van haar behandelaars die zij daarover heeft overgelegd, volgt niet dat zij helemaal niet in staat is om te werken. Ook de niet-medische informatie die eiseres heeft overgelegd (bijvoorbeeld over de toekenning van een maatwerkvoorziening) maakt niet dat de rechtbank aan de medische beoordeling gaat twijfelen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. De beroepsgronden slagen niet.

Deskundigenverzoek

17. De rechtbank ziet geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen zoals door eiseres is verzocht. Zoals hiervoor overwogen is er geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en voor twijfel aan de juistheid van de (gewijzigde) medische beoordeling. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door haar gemachtigde en heeft voldoende gelegenheid gekregen om ook medische gegevens naar voren te brengen tegenover het standpunt van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zowel de zelf opgevraagde informatie van de behandelend sector als de door eiseres ingebrachte medische informatie zichtbaar bij de beoordeling betrokken. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. De rechtbank wijst het verzoek dus af.

De arbeidskundige beoordeling

18. Eiseres voert over de arbeidskundige beoordeling aan dat het zeer tegenstrijdig is dat haar eigen functie als helpende niet passend is geacht vanwege conflicthantering in face-to-face contact terwijl vervolgens alleen maar functies zijn geduid waarin sprake zal zijn van face-to-face contact. Daarnaast vindt zij de geduide functies niet geschikt. De functieProductiemedewerker industrie (SBC-code 111180) is niet geschikt omdat eiseres de Engelse taal niet beheerst en niet in staat is een opleiding te volgen. Over de functies Receptionist (SBC-code 315120) en Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) heeft het Uwv nagelaten om nader te motiveren welke ervaring/voorwaarden bij de functies als eis gesteld worden. Ook de reservefuncties zijn niet geschikt.

19. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat geen van de geselecteerde functies een kenmerkende belasting heeft ten aanzien van conflicthantering en ze dus passend zijn. Over de functie Productiemedewerker industrie heeft hij toegelicht dat die passend is gezien de werkgerelateerde vaardigheden, opleiding, vastgestelde belastbaarheid en de kennis van de Engelse taal van eiseres. Over de functies Receptionist en Administratief ondersteunend medewerker heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat eiseres evident voldoet aan de opleidings- en ervaringseisen en verwezen naar de arbeidsmogelijkhedenlijst en arbeidskundige rapportage van 22 maart 2024, waarin dit al toegelicht was.

20. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de geduide functies niet passend zijn. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 27 februari 2024. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het Resultaat functiebeoordeling en de aanvullende rapportage voldoende gemotiveerd dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres zoals omschreven in die FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook met de verzekeringsarts bezwaar en beroep overlegd over de passendheid van de functies. De rechtbank kan de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. De rechtbank ziet dus geen aanleiding om de arbeidsdeskundige beoordeling voor onjuist te houden. Hieruit volgt dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiseres juist heeft vastgesteld.

21. Voor zover eiseres gronden heeft aangevoerd tegen de functies Bezorger pakketten en Telefonisch verkoper merkt de rechtbank op dat dit reservefuncties zijn. Deze functies maken daarom geen deel uit van de arbeidskundige beoordeling (de berekening van eiseres’ mate van arbeidsongeschiktheid) die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. De rechtbank zal deze gronden daarom niet bespreken.
Conclusie en gevolgen
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Met de aanvullende motivering in beroep heeft het Uwv namelijk voldoende onderbouwd dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 9 maart 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

23. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Het beroep is dus gegrond. Het motiveringsgesbrek is hersteld met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit daarom in stand. Dat betekent dat het beroep van eiseres weliswaar gegrond is, maar dat zij inhoudelijk geen gelijk krijgt in de zaak.

24. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Verder veroordeelt zij het Uwv in de proceskosten van eiseres. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 12 februari 2024 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 9 april 2025, met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt een bedrag van € 2.267,50. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:

- verklaart beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;

- draagt het Uwv op het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 5 september 2007, ECLI:NL:CRVB:BB3088.

Zie de rapportage van 27 februari 2024.

Zie de rapportages van 3 juli 2024 en 9 september 2024,

Zie de rapportage van 20 september 2024.

Zie de rapportages van 3 juli 2024 en 9 september 2024.

Zie de rapportage van 6 juni 2024.

Artikel delen