Wanprestatie. Vordering tot schadevergoeding wegens ondeugdelijke mortel toegewezen. Verrekening met openstaande facturen.
Rechtbank Midden-Nederland 16 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:2819
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
11-06-2025
Datum publicatie
16-06-2025
Zaaknummer
575021
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBMNE:2025:2819text/xmlpublic2025-06-16T08:28:562025-06-11Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Midden-Nederland2025-05-28575021UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLUtrechtCiviel recht; VerbintenissenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2819text/htmlpublic2025-06-16T08:28:382025-06-16Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBMNE:2025:2819 Rechtbank Midden-Nederland , 28-05-2025 / 575021 Wanprestatie. Vordering tot schadevergoeding wegens ondeugdelijke mortel toegewezen. Verrekening met openstaande facturen.
RECHTBANK Midden-Nederland Civiel recht Zittingsplaats Utrecht Zaaknummer: C/16/575021 / HA ZA 24-244 Vonnis van 28 mei 2025 in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] (gem. Vught),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. G.A. van Gorcom, tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [kantoorplaats] (gem. Vijfherenlanden),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. W.Th. van Dijk & mr. K.M. Plooij. Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd. 1De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding van 6 mei 2024, met producties 1 tot en met 6; de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 en 2; de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 7 en 8; de akte overlegging producties 8 november 2024 van [eiseres] , met producties 9 tot en met 17; de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt; de spreekaantekeningen van [eiseres] ; de spreekaantekeningen tevens akte vermindering van eis van [gedaagde] . 1.2. Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden, omdat partijen een schikkingsovereenkomst wilden uitwerken. Partijen zijn uiteindelijk niet tot een overeenstemming gekomen en daarom is verzocht om vonnis te wijzen. Hierna is bepaald dat vonnis zal worden uitgesproken. 2De kern van de zaak2.1.
[eiseres] heeft van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) de opdracht gekregen om gietdekvloeren aan te brengen in een oud havengebouw in Rotterdam. De mortel daarvoor is geleverd door [gedaagde] en een werkploeg van [gedaagde] heeft de gietdekvloeren aangebracht. Bij de afwerking van de vloeren door een derde, [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ), bleek dat aanvullende voorbehandelingen nodig waren. De vloeren waren namelijk te poreus. [bedrijf 2] heeft daarvoor € 82.280,- extra in rekening gebracht. [eiseres] stelt dat deze aanvullende voorbehandelingen nodig waren, omdat [gedaagde] ondeugdelijke mortel heeft geleverd. Zij vindt dan ook dat [gedaagde] de schade moet vergoeden. De rechtbank geeft [eiseres] gelijk. Wel wijst de rechtbank een lager bedrag toe (€ 65.933,35), omdat [eiseres] een aantal facturen van [gedaagde] niet heeft betaald. 3De beoordeling In conventie en reconventie 3.1. Tussen partijen bestaat als eerst een discussie over de kwalificatie van de overeenkomst. [gedaagde] vindt dat de gesloten overeenkomst een koopovereenkomst van de mortel en de inhuur van een werkploeg betreft (waarbij de vloer onder verantwoordelijkheid van [eiseres] is aangebracht), terwijl [eiseres] van mening is dat het gaat om een overeenkomst van aanneming (waarbij de vloer onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] is aangebracht). Het antwoord op deze vraag kan in het midden blijven. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de tekortkoming niet op het aanbrengen van de gietdekvloer ziet, maar op de door [gedaagde] geleverde mortel zelf. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen 3.2. Vast staat dat [eiseres] bij [gedaagde] mortel heeft besteld om calciumsulfaatgebonden gietdekvloeren met een sterkte van C25F6 te realiseren. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichting om deze mortel te leveren. Dit blijkt uit de rapporten van een tweetal door [eiseres] ingeschakelde deskundigen, namelijk [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1] ) en [deskundige 2] B.V. (hierna: [deskundige 2] ). In het rapport van [deskundige 1] is (samengevat) geconcludeerd dat de gietdekvloeren een aanzienlijk verhoogde aanzuiging kennen, wat niet van een calciumsulfaatgebonden gietdekvloer (in een kwaliteit van C25F6) mag worden verwacht. [deskundige 2] komt in haar rapport tot dezelfde bevindingen. Door [deskundige 2] zijn blokken gietdekvloer uit de vloer gezaagd en onderzocht. [deskundige 2] concludeert dat de geleverde mortel niet geschikt is om een gietdekvloer te realiseren die voldoet aan C25F6, omdat de mortel te weinig bindmiddel bevatte en te veel water. 3.3.
[gedaagde] heeft weliswaar betwist dat zij ongeschikte mortel heeft geleverd, maar heeft deze betwisting ten opzichte van de onderbouwingen door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd. [gedaagde] heeft namelijk alleen aangevoerd dat uit de door haar uitgevoerde screedtesten is gebleken dat de vloeren voldoende sterk waren. [eiseres] heeft gemotiveerd aangevoerd dat screedtesten niet geschikt zijn om het hier aan de orde zijnde gebrek – de verhoogde porositeit – te testen. Zij heeft dit bovendien onderbouwd met een verklaring van de heer [A] van [deskundige 1] . Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen om haar betwisting nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door zelf onderzoek te (laten) doen naar de vloeren. Daartoe was zij ook in staat, omdat zij zelf ook prisma’s uit de vloer heeft gehaald voor onderzoek. Dat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om dit onderzoek niet te laten uitvoeren, komt voor haar risico. 3.4. Het argument van [gedaagde] dat gietdekvloeren van deze soort altijd porositeit kennen, kan haar ook niet baten. De door [eiseres] ingeschakelde deskundige van [deskundige 2] heeft namelijk vastgesteld dat de mate van porositeit als gevolg van de ondeugdelijke mortel in dit geval veel hoger ligt dan van een calciumsulfaat gebonden dekvloer C25F6 mag worden verwacht. Schade als gevolg van de tekortkoming bedraagt € 82.280,- 3.5. Uit het voorgaande volgt dus dat [gedaagde] ondeugdelijke mortel heeft geleverd met een onjuiste verhouding tussen het bindmiddel en water. Op grond van de wet moet [gedaagde] de schade die [eiseres] als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden, vergoeden. De rechtbank stelt dit schadebedrag vast op € 82.280,-. 3.6.
[eiseres] heeft herstelwerkzaamheden (bestaande uit extra voorbehandelingen) laten uitvoeren door [bedrijf 2] om de te hoge zuiging/porositeit weg te nemen. Uit de facturen blijkt dat [bedrijf 2] hiervoor € 82.280,- in rekening heeft gebracht bij [eiseres] . [gedaagde] betwist de hoogte van het schadebedrag en voert aan dat de hoge zuiging van de vloeren op een goedkopere manier kon worden weggenomen. De rechtbank gaat hieraan voorbij. Dat er andere (goedkopere) mogelijkheden waren tot herstel heeft [gedaagde] niet onderbouwd. [eiseres] heeft de herstelwerkzaamheden door [bedrijf 2] laten verrichten in lijn met de (herstel)adviezen gegeven door [deskundige 1] . Niet gebleken is dat er andere (goedkopere) herstelmogelijkheden waren. De rechtbank gaat dus uit van een schadebedrag van
€ 82.280,-.
[gedaagde] is in verzuim 3.7. De rechtbank is verder van oordeel dat [gedaagde] in verzuim is. In de e-mail van 23 februari 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om de vloeren te herstellen, in die zin dat de hoge zuiging/porositeit van de vloeren binnen bepaalde termijnen weg moest worden genomen. Dit e-mailbericht is naar het oordeel van de rechtbank een ingebrekestelling. [gedaagde] heeft vervolgens in de e-mail van 26 februari 2024 in niet mis te verstane bewoordingen kenbaar gemaakt dat zij geen extra werkzaamheden gaat verrichten, de mortel voldoet aan de afgesproken kwaliteit en dat zij elke aansprakelijkheid afwijst. Daarmee verkeerde zij in verzuim. Tussenconclusie: [gedaagde] is in principe € 82.280,- verschuldigd aan [eiseres] 3.8. Tot nu toe is de conclusie dat [gedaagde] in principe een schadevergoeding van € 82.280,- moet betalen aan [eiseres] . [gedaagde] heeft echter een tegenvordering ingesteld vanwege openstaande facturen. [eiseres] heeft zich in dat kader beroepen op verrekening met haar (schade)vordering op [gedaagde] . De rechtbank zal daarom eerst ingaan op de vordering van [gedaagde] , voordat zij verder gaat met de beoordeling van de vordering van [eiseres] .
[eiseres] is € 16.346,65 aan [gedaagde] verschuldigd 3.9.
[gedaagde] vordert in reconventie (na eisvermindering) betaling van € 16.346,65. Dit is een optelsom van facturen die zien op andere projecten, waarbij werkzaamheden zijn verricht door [gedaagde] . [eiseres] heeft niet betwist dat zij deze facturen moet betalen. In principe is de vordering van [gedaagde] tot betaling van € 16.346,65 dus toewijsbaar, maar [eiseres] heeft zich beroepen op verrekening. De vorderingen worden met elkaar verrekend 3.10. Op grond van artikel 6:127 BW is de schuldenaar bevoegd tot verrekening wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die aan zijn schuld tegenover dezelfde wederpartij beantwoordt en de schuldenaar bevoegd is tot betaling van de schuld en tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Nu vast staat dat partijen over en weer een opeisbare vordering op elkaar hebben, slaagt het beroep op verrekening van [eiseres] . Dat betekent dat de vordering in reconventie door verrekening komt te vervallen en [eiseres] in conventie nog een vordering heeft van € 65.933,35 (€ 82.280 - € 16.346,65).
[eiseres] is geen wettelijke rente of incassokosten verschuldigd 3.11. Zoals hiervoor is vastgesteld, is de vordering in reconventie komen te vervallen doordat [eiseres] zich met succes heeft beroepen op verrekening. De rechtbank zal dan ook de vordering in reconventie afwijzen. Ook de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van de wettelijke rente over de facturen en de buitengerechtelijke incassokosten worden door de rechtbank afgewezen. 3.12. Voor toewijzing van de wettelijke rente is namelijk vereist dat [eiseres] in verzuim was met het betalen van de facturen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval was, omdat [eiseres] zich in verband met haar (schade)vordering terecht heeft beroepen op haar opschortingsrecht. Tussen de schadevergoedingsvordering van [eiseres] en de vordering van [gedaagde] van € 16.345,65 bestond voldoende samenhang, omdat beiden voortvloeien uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan. Aangezien de vordering van [eiseres] een veel hoger bedrag is dan de vordering van [gedaagde] , acht de rechtbank de opschorting ook proportioneel.
[gedaagde] is wettelijke rente over de schadevergoeding verschuldigd 3.13. De vordering in conventie van [eiseres] wordt dus toegewezen voor een bedrag van € 65.933,35. [eiseres] vordert daarover de wettelijke handelsrente (als bedoeld in artikel 6:119a BW) vanaf 14 februari 2024. 3.14. De rechtbank overweegt dat wettelijke handelsrente enkel kan worden toegewezen als sprake is van een vertraging in de voldoening van een geldsom voor de geleverde goederen of diensten op grond van de handelsovereenkomst. In dit geval is echter sprake van een vordering tot schadevergoeding als gevolg van wanprestatie. In plaats van de gevorderde handelsrente, zal daarom als het mindere de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen. De wettelijke rente gaat lopen vanaf het moment dat de desbetreffende schade is opgetreden. De rechtbank zal de wettelijke rente daarom toewijzen met ingang van 15 mei 2024. Dat is namelijk de uiterste betalingstermijn van de laatste factuur die [bedrijf 2] voor de herstelwerkzaamheden aan [eiseres] heeft gestuurd.
[gedaagde] moet de deskundigenkosten met de wettelijke rente daarover vergoeden 3.15. Ook maakt [eiseres] aanspraak op de deskundigenkosten van € 3.746,16 inclusief btw. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de kosten. Daarnaast komen de kosten de rechtbank redelijk voor. [eiseres] heeft [deskundige 2] ingeschakeld om de oorzaak van de te hoge zuiging/porositeit van de vloeren te onderzoeken. [deskundige 2] heeft hiervoor € 3.746,16 in rekening gebracht bij [eiseres] , zoals blijkt uit de overgelegde factuur. Het gaat dus om kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. 3.16.
[gedaagde] moet ook de wettelijke rente over de deskundigenkosten betalen. Uit de factuur van de deskundige blijkt dat [eiseres] de deskundigenkosten uiterlijk op 5 mei 2024 moest betalen. De rechtbank zal de wettelijke rente daarom, zoals gevorderd, toewijzen vanaf datum dagvaarding (6 mei 2024).
Geen vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van [eiseres] 3.17. Tot slot vordert [eiseres] vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.450,00, vermeerderd met rente. 3.18. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. De (hoofd)vordering van [eiseres] heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Dit maakt dat de (nadere) regels van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing zijn, maar de (oude) regels van Voor-Werk II. 3.19. Op basis van Voor-Werk II komen alleen verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier voor vergoeding in aanmerking. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] meer buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan die hiervoor zijn omschreven. De gevorderde buitengerechtelijk incassokosten (daarbij inbegrepen de rente) zijn dan ook niet toewijsbaar.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen 3.20.
[gedaagde] is in conventie en reconventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden in conventie begroot op: - kosten van de dagvaarding € 115,22 - griffierecht € 2.889,00 - salaris advocaat in conventie € 2.428,00 (2 punten × € 1.214,00) - nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) Totaal € € 5.610,22 3.21. De proceskosten in reconventie bestaan enkel uit salaris advocaat. De rechtbank zal bij de begroting van het salaris van de advocaat voor de conclusie van antwoord in reconventie 1 punt toekennen. Voor de mondelinge behandeling wordt geen afzonderlijke punt toegekend. Het toepasselijke tarief is afgestemd op de hoogte van de reconventionele vordering. De proceskosten in reconventie komen daarmee (1 punt x € 614,-) op € 614,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om in reconventie nog een bedrag aan nakosten toe te kennen, omdat deze kosten al in conventie zijn toegewezen. 3.22. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, zoals in de beslissing vermeld. Uitvoerbaarheid bij voorraad 3.23. De rechtbank zal bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [eiseres] is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. 4De beslissing De rechtbank In conventie 4.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 65.933,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 mei 2024, tot de dag van volledige betaling, 4.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.746,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 6 mei 2024, tot de dag van volledige betaling, 4.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] van € 5.610,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, 4.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald, 4.5. wijst het meer of anders gevorderde af, in reconventie 4.6. wijst de vorderingen af, 4.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] van € 614,00 te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald, In conventie en in reconventie 4.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van 4.5 en 4.6. Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025. 5315 Productie 2 van [eiseres] . Productie 3 van [eiseres] . Productie 9 van [eiseres] . Productie 3 van [eiseres] : De porositeit bedraagt gemiddeld 29,6% met als hoogste waarde 30,7% en als laagste 28,4% […] Normaal gesproken zal de porositeit van een calciumsulfaat gebonden dekvloer C25 F6 met een evenwichtsvochtgehalte na droging van rond de 0.5% een porositeit van maximaal 15% bevatten. Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Productie 6 van [eiseres] . Productie 1.g van [eiseres] . Productie 1.h van [eiseres] . Volgens artikel 6:52 BW. Zoals bedoeld in artikel 6:92 lid 2 sub b BW. Artikel 1 van het Besluit.