Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBMNE:2025:2858

Veroordeling voor medeplegen zware mishandeling (kaak op drie plaatsen gebroken, meerdere operaties nodig, nog geen zicht op volledig herstel) en openlijk geweld, mede op basis van eigen waarneming beelden: gev straf 212 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk + taakstraf 240 uur + deels toewijzing vordering benadeelde partij.

Rechtbank Midden-Nederland 13 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBMNE:2025:2858 text/xml public 2025-06-13T14:45:23 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Midden-Nederland 2025-06-13 16/297141-22 (P) Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig NL Utrecht Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2858 text/html public 2025-06-13T14:16:43 2025-06-13 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBMNE:2025:2858 Rechtbank Midden-Nederland , 13-06-2025 / 16/297141-22 (P)
Veroordeling voor medeplegen zware mishandeling (kaak op drie plaatsen gebroken, meerdere operaties nodig, nog geen zicht op volledig herstel) en openlijk geweld, mede op basis van eigen waarneming beelden: gev straf 212 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk + taakstraf 240 uur + deels toewijzing vordering benadeelde partij.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/297141-22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,

wonende aan [adres] te [woonplaats] , hierna: verdachte.
<nr>1</nr>ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht, alsmede van hetgeen door mr. M. Rotgans namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: ‘[slachtoffer]’) naar voren is gebracht. [slachtoffer] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.
<nr>2</nr>TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1 primair op 23 oktober 2022 te Utrecht met anderen [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair op 23 oktober 2022 te Utrecht met anderen heeft geprobeerd

[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

meer subsidiair op 23 oktober 2022 te Utrecht met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
2 op 23 oktober 2022 te Utrecht met anderen openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
<nr>3</nr>VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
<nr>4</nr>WAARDERING VAN HET BEWIJS 4.1
Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aanwezig dan wel betrokken was bij enige geweldshandeling. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de mishandeling aanwezig was bij een babyfeest in de moskee. Deze verklaring van verdachte is niet door de politie geverifieerd. De camerabeelden, op grond waarvan wordt aangenomen dat verdachte betrokken was bij de geweldpleging, zijn van slechte kwaliteit en de herkenningen enkel gebaseerd op kleding en niet op specifiek onderscheidende persoonskenmerken. Tot slot is er geen sprake van medeplegen; er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsman verder aangevoerd dat er geen sprake is van dubbel opzet. De standpunten van de raadsman worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Aangever [slachtoffer] heeft het volgende verklaard:

Op 23 oktober 2022 zag ik een groep jongens aan komen lopen ter hoogte van de Palembangstraat. Ik zag dat er iets in onze richting werd gegooid, het ging om vuurwerk dat voor onze voeten terecht kwam. Ik zag dat er twee fietsen mijn richting op werden gegooid. Drie jongens bleven voor mij staan. Ik zag dat jongen 1 een grote plank uit de container haalde. Ik zag dat de jongens in een halve cirkel om me heen stonden. De jongen met de houten plank in zijn handen kwam op mij aflopen. Ik zag de jongens met slaande bewegingen op mij af komen lopen. Ik zag en voelde dat jongen 3 mij vastpakte. Ik voelde plotseling een hele harde vuistslag aan de rechterzijde van mijn gezicht. Ik voelde gelijk een doffe pijn. Ik zag een jongen mijn kant op komen lopen. Ik zag dat deze jongen een houten balk in zijn handen had. Ik zag dat deze jongen slaande bewegingen mijn kant op maakte. Ik kon mij afweren met mijn rechter elleboog. Ik voelde dat de balk op mijn rechter elleboog terecht kwam en voelde gelijk een stekende pijn. Door de klap viel ik op de grond. Ik zag en voelde dat meerdere jongens mij begonnen te stompen en schoppen tegen mijn hoofd, rug en benen. Ik wist overeind te komen. Vervolgens kwam iemand van links achter mij en ik voelde een harde stompe klap tegen de linkerzijde van mijn gezicht. Ik hoorde later dat de harde klap van achteren met een baksteen was uitgevoerd.

In een geschrift, zijnde een GGD letselrapportage betreffende [slachtoffer] van 1 november 2022 is het volgende opgenomen:

Samenvatting letsel:

- Meerdere breuken onderkaak.

- Bloeduitstortingen en schaafverwondingen in het gezicht, de buik, rug, beide armen en beide benen.

- Licht traumatisch schedel-hersenletsel.

Van chirurg:

- Meerdere breuken van de aangezichtsbeenderen, met name de onderkaak, beiderzijds, aangetoond op CT -scan, waarvoor operatie kaakchirurg met schroeven en elastiek. Kon mond niet goed meer openen.

In een brief is door dr. [A] , MKA-chirurg, onder meer het volgende beschreven:

Datum: 19 mei 2025

Betreft: [slachtoffer]

Op 23 oktober 2022 trauma (mishandeling): Onderkaak op drie plaatsen gebroken: Collum mandibulae fractuur links en fractuur processus coronoideus bdz. In eerste instantie conservatief behandeld mbv IMF-schroeven en elastieken gedurende 6 weken. Echter bleek snel dat secundaire reconstructie noodzakelijk is.

2022-2024 orthodontisch traject met uiteindelijk op 20-6-2024 een bilaterale sagittale splijtmgsosteotomie (BSSO=onderkaak operatie).

Gecompliceerd verlopen ivm plaatfalen/relaps op 29-8-2024 een redo BSSO verricht.

Ondanks dus reeds tweemaal secundaire operatieve reconstructie, blijft er sprake van een persisterende open beet, malocclusie en tevens volledig sensibiliteitsverlies van de onderlip beiderzijds.

Patiënt is in ons teamoverleg besproken en advies is om na 9 maanden een Le Fort Osteotomie (bovenkaak) te verrichten om de frontale open beet te corrigeren en postoperatief intermaxillaire fixatie gedurende 6 weken te plaatsen.

De patiënt gaat nog nadenken of hij dit vervolg nog wil inzetten. Alternatief is om de situatie op dit moment zo te laten (watchful waiting). Dit betekent wel suboptimale functie in kauwen en mogelijk blijvende pijnklachten in de kaak(gewrichten) op langere termijn.

Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard:

Ik was op 23 oktober 2022 samen met [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: aangever) buiten bij mijn woning aan de [straat] te Utrecht. Ik zag dat jongens op de hoek van de Kanaalstraat en de Bantamstraat stilstonden. Vervolgens zag ik dat een van de langere jongens vuurwerk onze kant op gooide. Ik hoorde nadat het gegooid was ook een harde knal. Vervolgens zag ik dat de jongens weg waren. Ik hoorde dat er dichtbij weer vuurwerk werd afgeschoten. Ik keek om mij heen en zag dezelfde groep jongens aan de overkant van de straat staan op de hoek van de Kanaalstraat en de Palembangstraat. Ik zag dat de jongens aan het lachen waren en zag dat de jongens weer probeerden vuurwerk af te steken. Ik zag vervolgens dat de groep uiteenging en dat de jongens wegrenden. Ik zag vervolgens dat jongen 2 een fiets pakte en in de richting van [slachtoffer] gooide. Ik zag daarna dat de jongens zich verzamelden om [slachtoffer] heen. Ik zag dat zij in eerste instantie aan het duwen en trekken waren. Ik zag vervolgens jongen 2 een grote stok pakken, uit een container die op de hoek stond. De stok was groter dan jongen 2 zelf. Ik zag dat jongen 2 [slachtoffer] probeerde te slaan met de stok. Ik zag dat daarna een van de jongens, die vrij klein was, met een baksteen in zijn hand naar [slachtoffer] liep. Ik zag dat hij uithaalde met de baksteen in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] op zijn hoofd werd geraakt aan de linkerzijde. Ik zag dat [slachtoffer] , na geraakt te zijn door de baksteen, op de grond viel. Ik zag vervolgens dat alle jongens wegrenden.

Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard:

Op zondag 23 oktober 2022, omstreeks 23.00 uur, zag ik dat ter hoogte van perceelnummer [huisnummer] van de [straat] te Utrecht het slachtoffer één van de jongens bij zijn kraag beethield en ik zag dat het slachtoffer en de jongen allebei met een vuist aan het slaan waren en dat zij elkaar in het gezicht raakten. Op enig moment zag ik dat twee andere jongens allebei aan een andere zijde van het slachtoffer, op het slachtoffer in begonnen te slaan. Ik zag dat zij met vuisten op hem in sloegen. Op enig moment zag ik dat het slachtoffer op de grond viel. Ik zag dat de drie jongens op dat moment door sloegen en schopten op het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer snel weer opstond. Ik zag dat de jongens op het slachtoffer door bleven slaan met vuisten. Ik zag dat het slachtoffer hierna nog één of twee keer ten val kwam. Ik zag dat de jongens dan door bleven slaan en schoppen. Ik zag dat het slachtoffer elke keer weer snel opstond. Op enig moment zag ik dat twee jongens een steen en een houten balk uit de afvalcontainer pakten en het slachtoffer hiermee probeerden te slaan. Ik zag dat de houten balk ongeveer twee meter lang was. Ik zag dat de steen een soort baksteen was. Ik zag dat ze het slachtoffer hiermee meerdere keren probeerden te raken. Ik zag dat het slachtoffer wederom ten val kwam. Ik zag dat de jongens op hem bleven slaan, maar ik kon niet zien of hij geraakt werd. Ik zag dat de jongens in de richting van de basisschool Kindercampus Molenpark wegrenden.

Getuige [getuige 3] heeft het volgende verklaard:

Op 23 oktober 2022 zag ik een groepje jongens. Op een gegeven moment pakten twee jongens een houten plank. Eén van de jongens sloeg de man met de plank. Het waren veel jongens tegen een man. De man kwam op de grond terecht. Er waren twee of drie jongens in gevecht met de man. Ze sloegen de man met de vuist in zijn gezicht en ter hoogte van zijn maag en borst. Op een gegeven moment ging het er zo hard aan toe dat ik niet meer durfde te kijken. Toen renden de jongens weg. Ze renden verder de Palembangstraat in, dus de andere richting dan de Kanaalstraat.

In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeelden is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:

23:04:07 uur Er lopen 4 jongens in beeld op de Palembangstraat. Deze jongens zijn aangegeven met een pijl, te weten:

Persoon 2 = roze pijl

Persoon 3 = rode pijl

De 4 jongens maken deel uit van een groep van 6. Zij lopen over de Palembangstraat, komende uit de richting Van Riebeeckstraat en gaan in de richting van de Kanaalstraat.

23:04:10 uur Roze pijl: draagt een grijs petje en blauwe trainingsbroek

Rode pijl: draagt een broek waarvan de onderste helft zwart is en de bovenzijde aan de voorkant grijs van kleur.

23:06:15 uur De personen met gele pijl en roze pijl komen weer vanaf rechts (uit de richting Kanaalstraat) in beeld gelopen.

23:06:18 uur Beide personen (gele en roze pijl) kijken terug in de richting van de Kanaalstraat en lopen weer die kant op.

23:07:20 uur Dit beeld is afkomstig van een getuige waarbij in een witte cirkel zichtbaar is dat er door twee personen gevochten wordt.

23:07:20 uur Persoon 2 met roze pijl komt weer even in beeld, terwijl links in het beeld de buurtbewoner nog steeds aanwezig is en kijkt in de richting van de Kanaalstraat.

23:07:22 uur De persoon links in de witte cirkel haalt uit naar het hoofd van de persoon rechts in beeld. De persoon rechts is vermoedelijk de aangever.

23:07:23 uur Door de lichtinval is te zien dat de persoon links in het beeld een broek aan heeft welke aan de bovenzijde grijs is gekleurd. Dit komt overeen met de persoon die eerder omschreven is als persoon 3 met de rode pijl.

23:07:26 uur Persoon 2 (roze pijl) staat met een groot stuk hout in zijn handen. Deze persoon is te herkennen aan het grijze petje. Persoon 2 lijkt met dit stuk hout te slaan in de richting van de aangever, welke op dat moment met persoon 3 (rode pijl) in gevecht is.

23:07:52 uur Persoon 3, eerder aangemerkt met een rode pijl, rent door het beeld in de

richting van de Van Riebeeckstraat. Deze persoon wordt gevolgd door de

rest van de groep met wie hij was.

De genoemde personen in dit proces verbaal van bevindingen komen voor het eerst in beeld om 23.04.07 uur. De afstand tot de plek waar het openlijk geweld heeft plaats gevonden betreft 25,2 meter.

In een proces-verbaal betreffende herkenning van verdachte met bijbehorende foto is door verbalisant [verbalisant 2] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:

Ik zag op foto 1 vier jongens. Ik herkende de jongen die ik omcirkeld heb als

[verdachte] .

Ik ken [verdachte] van diverse casussen in de wijk. De laatste keer dat ik [verdachte]

intensief gezien en gesproken had was op 11 oktober 2022. Ik heb hem toen bij zijn moeder thuisgebracht. Tevens zie ik [verdachte] nagenoeg wekelijks op de

Kanaalstraat. Ik herkende [verdachte] aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herkende [verdachte] aan de volgende punten:

- vlassige snor;

- zijn altijd strenge en norse blik;

- zijn naar voren gekamde haar tot halverwege het voorhoofd;

- zijn manier van lopen (met zijn handen vlak langs zijn lichaam gedrukt).

In een proces-verbaal betreffende herkenning is door verbalisant [verbalisant 3] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:

De tweede persoon die ik herkende, betreft de persoon die in het midden liep van het groepje. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven:

- man;

- ongeveer 18 jaar oud;

- getint;

- zwart kort haar;

- vlassig snorretje.

Is gekleed in:

- blauw gewatteerde jas horizontaal gestikt met capuchon;

- een joggingsbroek gedeelte boven de knie is grijs van kleur en gedeelte onder de knie is zwart van kleur;

- grijze schoenen met witte zool.

Ik herkende deze persoon direct als: [verdachte] , geboren op [2004] . Ik herkende [verdachte] direct aan zijn opvallende gezicht, zijn vlassige snorretje, en ook hij heeft een bepaalde specifieke manier van lopen, namelijk kaarsrecht en opvallend met borst vooruit. Ik heb meerdere gesprekken gevoerd met [verdachte] en met zijn moeder en zus. [verdachte] is bij mij regelmatig in beeld en ongeveer twee weken geleden heb ik hem nog gezien.

In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant 4] het volgende – zakelijk weergegeven – gerelateerd:

Ik zag dat er na aanhouding een foto is gemaakt van verdachte [verdachte] . Ik zag op de foto dat hij een trainingsbroek aan had met aan de bovenzijde een grijs vlak. Ik heb de videobeelden bekeken van de Palembangstraat en de openlijke geweldpleging. Ik zag dat de broek die verdachte [verdachte] op die beelden aan had, eenzelfde soort broek betrof met een grijs vlak aan de bovenzijde.

In een proces-verbaal van bevindingen met bijbehorend fotoblad is – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:

Uit de beelden is het volgende gebleken:

- de groep van daders bestond uit ongeveer 6 jongens;

- drie van deze daders hebben zich zeker beziggehouden met de openlijke geweldpleging;

- het openlijk geweld vond omstreeks 23:07 uur plaats op de kruising Palembangstraat/Kanaalstraat;

- de groep van 6 jongens rent omstreeks 23:08 uur weg van de plaats delict.

Op foto 1 van het fotoblad is te zien dat er wordt gevochten met [slachtoffer] . Op de bewegende beelden was te zien dat verdachte 3, aangegeven met de rode pijl, gekleed is in een donkere jas met daaronder een broek waarvan de bovenzijde grijs gekleurd is en de onderzijde van de broek donker gekleurd.

Op foto 2 en foto 3 van het fotoblad zijn de verdachten/daders te zien als zij vlak voor de openlijke geweldpleging over de Palembangstraat lopen in de richting van de Kanaalstraat. Hierbij zijn de verdachten 1 tot en met 3 goed in beeld te zien. Deze beelden zijn gedeeld via het interne opsporingsprogramma van de politie, genaamd Blue Focus. Hierop kwam twee herkenningen op de verdachte 1 en 3. Verdachte 3: [verdachte] .

Eigen waarneming van de rechtbank:

De verdachte droeg na zijn aanhouding blijkens de foto’s op bladzijde 171 tot en met 173 van het dossier, een zwarte gewatteerde jas met een gele band (de parachute yellow strap die typerend is voor een parajumper jack), een zwarte broek met lichtgrijze vlakken op de voorkant van de bovenbenen en lichtgrijze schoenen met lichtgrijze veters en een oranje accent op de hiel. Deze jas, broek en schoenen komen sterk overeen met de jas, broek en schoenen die de persoon aan had die, vlak voor de geweldpleging, als derde in beeld komt lopen (in de richting van de Kanaalstraat, zo begrijpt de rechtbank) op de camerabeelden van de Palembangstraat die zich in het dossier opgenomen onder [bestandsnaam] - [bestandsnaam] .mp4-. De hiervoor bedoelde jongen op de camerabeelden heeft bovendien, net als de verdachte blijkens de foto op blz. 171 en 172, een snor en een sik/baardje onder zijn kin en een rechte, horizontale, vrij korte pony over het voorhoofd.

Op de beelden van de Palembangstraat, in het dossier opgenomen onder film 1 vanaf 22.50 t/m 23.20, ziet de rechtbank om 14:10 (23:04 uur) een groep van zes jongens lopen (in de richting van de Kanaalstraat, zo begrijpt de rechtbank; deze beelden komen overeen met wat te zien is op de beelden die in het dossier zijn opgenomen onder [bestandsnaam] - [bestandsnaam] .mp4-). De tweede jongen die in beeld komt, draagt een petje. De vierde jongen die in beeld komt heeft kort, donker, krullend haar, draagt een zwarte jas, een zwarte broek met een brede verticale witte streep aan weerszijden van de broekspijpen en zwarte schoenen.

Op de camerabeelden is te zien dat een auto wordt geparkeerd in de Palembangstraat, dat de mannelijke bestuurder uitstapt en voor de ingang van een woning blijft kijken in de richting van, zo begrijpt de rechtbank, de Kanaalstraat.

Vervolgens ziet de rechtbank om 16:28 (23:06 uur) twee jongens van de hiervoor bedoelde groep terug het beeld in lopen, waarna ze weer lopen in de richting van - zo begrijpt de rechtbank - de Kanaalstraat.

Om 17:59 (23:07 uur) ziet de rechtbank een persoon met een zwarte broek met grijze vlakken op de bovenbenen terugrennen, gevolgd door vijf jongens. Net voordat deze jongens terug in beeld komen rennen, is te zien dat de man, die stond toe te kijken, snel de woning binnengaat.

De rechtbank ziet dat de vijfde rennende jongen een petje op heeft. De rechtbank ziet dat de zesde persoon, die aanvankelijk nog rustig het beeld in loopt en op een gegeven moment ook gaat rennen, lijkt op de vierde persoon van de groep die even daarvoor door de Palembangstraat heeft gelopen.

Voor het overige ziet de rechtbank op de camerabeelden geen mensen lopen over de Palembangstraat.

Op de camerabeelden opgenomen in het dossier onder [bestandsnaam] ziet de rechtbank dat de aangever in gevecht is met een jongen die een donkere broek aan heeft, waarvan vlakken aan de voorkant ter hoogte van de bovenbenen oplichten in het schijnsel van de straatlantaarn.

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Bewijsoverweging feit 1

Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op 23 oktober 2022 rond 23:00 uur op de kruising van de Palembangstraat en de Kanaalstraat in Utrecht is mishandeld door (ten minste) drie jongens. Bij de mishandeling van [slachtoffer] is gebruik gemaakt van een lange houten plank en een baksteen. De vraag is of verdachte een van de personen was die [slachtoffer] die avond hebben mishandeld.

Aanwezigheid verdachte op de plaats delict

Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de avond van 23 oktober 2022 om 23:04 uur samen met vijf andere jongens over de Palembangstraat te Utrecht liep. Twee verbalisanten herkennen verdachte als de persoon die als derde in beeld komt lopen op de camerabeelden van de Palembangstraat. De herkenning is - anders dan de verdediging suggereert - niet enkel gebaseerd op kleding, maar ook op specifieke persoonskenmerken van verdachte. Wat de kleding betreft, acht de rechtbank het opvallend dat de jas, de broek en de schoenen die de verdachte na zijn aanhouding droeg, overeenkomen met de jas, de broek en de schoenen van de persoon die als derde op de hiervoor bedoelde camerabeelden komt binnenlopen. De herkenningen door de verbalisanten zijn evenwel niet alleen gebaseerd op de kleding van de verdachte, maar ook op zijn gezichtsbeharing, zijn haardracht en zijn specifieke manier van lopen en kijken. Op grond daarvan wordt de verdachte herkend als een van de jongens die kort voor de geweldpleging door de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat lopen. De verklaring van verdachte dat hij die avond ergens anders was, wordt weerlegd door voornoemde bewijsmiddelen. Verdachte liep, kort voor het geweldsincident, met vijf andere jongens die avond over de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat.

Betrokkenheid verdachte bij de mishandeling van [slachtoffer]

Op camerabeelden die zijn gemaakt door een getuige (in het dossier opgenomen onder [bestandsnaam]), is een gedeelte van de vechtpartij te zien. Daarop is te zien dat de aangever in gevecht is met, zo relateert verbalisant [verbalisant 1] en ziet ook de rechtbank, een jongen die een donkere broek aan heeft met aan de bovenzijde lichtere (grijze) vlakken, die oplichten in het schijnsel van de lantaarnpaal.

De verdediging heeft aangevoerd dat het feit dat de broek van de jongen die op de beelden in gevecht is met de aangever, overeenkomsten vertoont met de broek van de jongen op de camerabeelden van de Palembangstraat, niet betekent dat de jongen die in gevecht was met aangever dezelfde jongen is als de jongen die op de camerabeelden over de Palembangstraat liep. Volgens de verdediging is niet uit te sluiten dat een andere jongen, dan de jongen die over de Palembangstraat liep, betrokken is geweest bij de vechtpartij.

Op de beelden is te zien dat om 23:04 uur een groep van zes jongens door de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat loopt. Om 23:06 uur is te zien dat twee jongens uit deze groep kort terug in beeld komen gelopen uit de richting van de Kanaalstraat. Kort daarna lopen ze weer uit beeld in de richting van de Kanaalstraat. Om 23:07 is te zien dat een groep van zes jongens uit de richting van de Kanaalstraat over de Palembangstraat de andere kant op rent.

Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de personen die betrokken waren bij de mishandeling, na afloop niet in de richting van de Kanaalstraat, maar de Palembangstraat verder zijn ingerend. Getuige [getuige 2] bevestigt dit: hij verklaart dat de jongens richting basisschool Kindercampus Molenpark wegrenden, dat is - zo begrijpt de rechtbank na raadpleging van google maps - niet in de richting van de Kanaalstraat, maar juist de Palembangstraat verder in.

De rechtbank stelt vast dat het dossier geen aanknopingspunt bevat voor de suggestie dat er anderen bij de mishandeling betrokken waren, dan de jongens die de Palembangstraat in zijn komen rennen na de mishandeling. Verder stelt de rechtbank vast dat de zes jongens die uit de richting van de Kanaalstraat over de Palembangstraat terug komen rennen, dezelfde jongens zijn als de jongens die eerder over de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat liepen.

Op de camerabeelden zijn de zes jongens die uit de richting van de Kanaalstraat de Palembangstraat in rennen, minder goed te zien dan de jongens die even daarvoor over de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat liepen. Dat is het gevolg van de grotere snelheid waarmee de jongens zich voortbewegen en de grotere afstand van de rennende jongens tot de camera. Niettemin acht de rechtbank wat op de camerabeelden te zien is, voldoende duidelijk om vast te stellen dat de groep rennende jongens dezelfde is als de groep jongens die kort daarvoor over de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat liep. Dat baseert de rechtbank op het feit dat (i) het beide keren om een groep van zes jongens gaat, (ii) te zien is dat jongen vier van de lopende groep, dezelfde jongen is als jongen zes van de rennende groep, (iii) in de lopende groep, net als in de rennende groep één jongen een pet draagt, (iv) in de lopende groep, net als in de rennende groep één jongen ter hoogte van de voorkant van zijn bovenbenen grijze vlakken heeft op een (voor het overige) zwarte broek, en (v) buiten deze jongens op de camerabeelden geen andere jongens over de Palembangstraat lopen/rennen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de mishandeling van [slachtoffer] plaatsvindt gedurende de twee minuten dat de groep jongens niet in beeld is en dat de mishandeling plaatsvindt zeer dichtbij de plek waar de groep jongens nog wel in beeld is, namelijk net buiten beeld.

Op basis van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de groep die over de Palembangstraat in de richting van de Kanaalstraat loopt, onder wie zich verdachte bevindt, dezelfde groep is die uit de richting van de Kanaalstraat de Palembangstraat in komt rennen.

Omdat zich in de groep maar één jongen bevindt die lichtgrijze vlakken heeft ter hoogte van de bovenbenen op een overigens donkere broek, moet verdachte de persoon zijn geweest die op de camerabeelden van de getuige met de aangever in gevecht te zien is. Dat betekent dat verdachte betrokken was bij de mishandeling van aangever.

Zwaar lichamelijk letsel

Met de officier van justitie én de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling. In dat kader heeft de rechtbank, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.

Uit de medische gegevens komt naar voren dat [slachtoffer] zijn kaak op drie plaatsen heeft gebroken, waarvoor hij een eerste operatie heeft ondergaan waarbij hij schroeven in zijn gebit geplaatst heeft gekregen die met elastieken werden vastgezet. Omdat deze operatie niet het beoogde effect heeft gehad, moest een tweede operatie plaatsvinden, waarvoor [slachtoffer] eerst een jaar lang een beugel heeft moeten dragen. Ook die operatie heeft de klachten (dagelijkse pijn aan zijn tanden en kaak) niet kunnen verhelpen. Eigenlijk moet [slachtoffer] nog een derde operatie ondergaan, waarbij onzeker is of de klachten van [slachtoffer] daarmee verholpen zullen worden. [slachtoffer] heeft derhalve nog altijd geen uitzicht op herstel.

Gelet op het voorgaande staat vast dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel als gevolg van de mishandeling.

Medeplegen

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eerst vanuit de groep aangestoken vuurwerk en één of twee fietsen naar [slachtoffer] werd gegooid, waarna een deel van die groep gewelddadig werd richting [slachtoffer] . Verdachte raakte in gevecht met de aangever, waarna (tenminste) twee anderen zich aan de zijde van verdachte voegden en ook geweld tegen [slachtoffer] begonnen te gebruiken. De verdachte en de andere personen deden dit samen en gelijktijdig. Verdachte is enige tijd met [slachtoffer] in gevecht geweest, waarbij verdachte [slachtoffer] ook heeft vastgehouden. Het kan niet anders dan dat de verdachte moet hebben gemerkt dat de anderen zich mengden in het gevecht, door [slachtoffer] te stompen, te schoppen en te slaan, ook met een lange houten plank. Op een gegeven moment zijn de verdachten gezamenlijk gestopt en weggerend. Tussen de verdachte en de twee anderen is gelet op het voorgaande sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

(Voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel

De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk aan [slachtoffer] . Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierop voorwaardelijk opzet had. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op zwaar lichamelijk letsel gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat letsel heeft aanvaard.

Wat de uiterlijke verschijningsvorm betreft, neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking. Nadat vanuit de groep aangestoken vuurwerk en één of twee fietsen in de richting van [slachtoffer] waren gegooid, is het verdachte geweest die het gevecht met de aangever heeft opgezocht. Verdachte heeft daarbij, samen met twee anderen, [slachtoffer] tegen het hoofd en het lichaam geslagen, gestompt en geschopt, ook op de momenten dat [slachtoffer] op de grond lag. [slachtoffer] is daarbij ook geraakt met een houten plank en een baksteen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat niet verdachte, maar anderen dat hebben gedaan. Uit de bewijsmiddelen volgt echter wel dat verdachte is doorgegaan met het plegen van geweld, ook nadat [slachtoffer] met een lange houten plank was geslagen. Verdachte moet hebben gezien dat een medeverdachte [slachtoffer] met een houten plank te lijf ging. Dat het er hard aan toeging, blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 3] : zij durfde op een gegeven moment niet meer te kijken, omdat het er zo hard aan toe ging. Deze gedragingen zijn, zeker in onderlinge samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Dat betekent dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.

Daarmee acht de rechtbank het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewijsoverweging feit 2

De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer] . Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht, nadat vanuit de groep van verdachte aangestoken vuurwerk naar [slachtoffer] werd gegooid, dat verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt en daarmee ook is doorgegaan op het moment dat anderen zich mengden in het gevecht ten, waaronder medeverdachte [medeverdachte] die [slachtoffer] met een houten plank sloeg. Er is daarom voldaan aan het dubbele opzetvereiste. De rechtbank acht op basis van het voorgaande het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen.
<nr>5</nr>BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1 primair

op 23 oktober 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen aan [slachtoffer]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderkaak, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen/schoppen tegen het gezicht en het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en die [slachtoffer] (met kracht) met een houten plank te slaan tegen zijn ellebo(o)g(en), althans zijn lichaam en door die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen tegen zijn gezicht te slaan;

2

op 23 oktober 2022 te Utrecht openlijk, op de Palembangstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door aangestoken vuurwerk in de richting van die [slachtoffer] te gooien en door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen tegen het gezicht en het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te schoppen tegen het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en door die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en door die [slachtoffer] (met kracht) met een houten plank te slaan tegen zijn elleboog, althans zijn lichaam en door die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen tegen zijn gezicht te slaan.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
<nr>6</nr>STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1 primair medeplegen van zware mishandeling 2 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
<nr>7</nr>STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
<nr>8</nr>OPLEGGING VAN STRAF 8.1
De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 216 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Ook heeft de raadsman verzocht in het bijzonder rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en de rol van aangever.
8.3
Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft, samen met anderen, op de openbare weg, geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . De groep jongens - waarvan verdachte deel uitmaakte - heeft eerst aangestoken vuurwerk en een of twee fietsen gegooid richting [slachtoffer] . Nadat [slachtoffer] de groep jongens had aangesproken op dit onfatsoenlijke gedrag, is de situatie snel geëscaleerd. Goed burgerschap van [slachtoffer] is door de groep afgestraft met buitensporig geweld, waarbij zelfs een houten plank en een baksteen zijn gebruikt. Het geweld van de groep heeft geresulteerd in fors letsel bij [slachtoffer] . Zo is zijn onderkaak op drie plaatsen gebroken, heeft hij een licht traumatisch schedel-hersenletsel (hersenschudding) en verwondingen in het gezicht, buik, rug, armen en benen opgelopen. De onderkaak van [slachtoffer] is tweemaal geopereerd, maar tot op de dag van vandaag zijn de gevolgen nog merkbaar aanwezig en heeft [slachtoffer] geen uitzicht op volledig herstel. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en hiervoor vervolgens geen verantwoordelijkheid heeft genomen.

Persoon van verdachte

Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte van 6 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.

De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een reclasseringsadvies van 18 februari 2025, uitgebracht door Inforsa verslavingsreclassering ten behoeve van een verdenking van een openstaande zaak, en een reclasseringsadvies van 10 april 2025 met een advies tot beëindiging van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Uit deze adviezen volgt dat verdachte meermalen in aanraking is geweest met justitie tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.

Redelijke termijn

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze termijn is overschreden (de eerste daad van vervolging is van 15 november 2022), zonder dat deze overschrijding te wijten is aan verdachte. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt een overschrijding van de redelijke termijn tot matiging van de op te leggen straf. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn meegewogen in de strafmaat, zoals hierna zal worden overwogen.

Strafoplegging

De rechtbank zal het volwassenstrafrecht toepassen. Zij ziet, net als de reclassering, onvoldoende aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Niettemin zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de relatief jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.

De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, afhankelijk van de vraag hoe zwaar het lichamelijk letsel is en of een wapen (niet zijnde een vuurwapen) is gebruikt, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot twaalf maanden.

Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten is in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De verdachte heeft, voorafgaand aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, 32 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank acht het, anders dan de officier van justitie, gezien het tijdsverloop niet wenselijk dat het onvoorwaardelijke strafdeel langer is dan de periode die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte was pas achttien jaar ten tijde van het gepleegde strafbare feit. Wel ziet de rechtbank de noodzaak voor de oplegging van een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf, om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en als stok achter de deur zodat verdachte niet nogmaals de fout in gaat, zeker nu verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis meermalen in contact met politie is geweest. De rechtbank acht daarnaast de maximale taakstraf aangewezen, omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank moet voelen dat hij zeer laakbaar heeft gehandeld door [slachtoffer] samen met anderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren en daarnaast een gevangenisstraf van 212 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is.

Voorlopige hechtenis

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
<nr>9</nr>BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 41.253,01. Dit bedrag bestaat uit € 1.253,01 materiële schade, € 30.000,- immateriële schade en € 10.000,- toekomstige schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade als de immateriële schade vatbaar is voor toewijzing. De vordering dient voor zover die ziet op de toekomstige schade niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu dit gedeelte onvoldoende is onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de immateriële schade verzocht dit bedrag te matigen, omdat de vordering niet is onderbouwd. Bovendien dient eigen schuld van [slachtoffer] te leiden tot vermindering. De raadsman heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen maar pondspondsgewijs gelet op de leeftijd van verdachte en zijn geringe aandeel in het geheel.
9.3
Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade

De schade ter hoogte van in totaal € 1.253,01 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht de kosten van het eigen risico en de reiskosten voldoende onderbouwd. Nu de hoogte van deze schadepost niet is betwist, zal de rechtbank deze materiële schadepost toewijzen.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Bij [slachtoffer] is lichamelijk letsel geconstateerd, zodat op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b BW aanspraak gemaakt kan worden op immateriële schadevergoeding. Ten aanzien van de hoogte van de vordering overweegt de rechtbank het volgende. Bij de begroting hiervan heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare zaken en gelet op de omstandigheden waaronder de onderhavige strafbare feiten zijn gepleegd. Gelet op het letsel, waaronder de verlamming in de onderkaak en de blijvende pijnklachten en daarbij de psychische gevolgen voor [slachtoffer] , acht de rechtbank in deze zaak een schadevergoeding van € 12.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering dan ook voor dat bedrag toewijzen. Voor het meer gevorderde wordt [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard.

Toekomstige schade

De rechtbank zal het deel van de vordering dat ziet op toekomstige schade niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.

Toewijzing

De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 13.753,01 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.

Hoofdelijk

De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat sprake is van een vorm van eigen schuld van [slachtoffer] . Verdachte heeft met zijn mededaders opzettelijk buitensporig geweld richting [slachtoffer] gebruikt en zijn schade is niet het gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. De gevolgen hiervan komen daarom geheel voor het risico van verdachte en zijn mededaders. Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.

Veroordeling in de kosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 13.753,01, waarvan € 12.500,- (immateriële schade) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 en € 1.253,01 (materiële schade) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024, tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 103 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
<nr>10</nr>TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
<nr>11</nr>BESLISSING
De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder 1 primair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 4 maanden hechtenis;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 212 (tweehonderdtwaalf) dagen;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 180 (honderdtachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

Benadeelde partij

wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 13.753,01, bestaande uit € 1.253,01 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade;

veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;

verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 13.753,01 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 103 dagen gijzeling;

bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mr. L.R.H. Koekoek en mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juni 2025.

De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1

hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker onderkaak, zowel aan de linker als rechterzijde gebroken elleboogen/ellepijpen en/of zowel aan de linker als rechterzijde gebroken aangezichtsbeenderen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen tegen het gezicht en/of het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te schoppen tegen het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of door die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en/of door die [slachtoffer] (met kracht) met een houten balk/plank althans een voorwerp te slaan tegen zijn ellebo(o)g(en) althans zijn lichaam en/of door die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen zijn hoofd/gezicht althans zijn lichaam te slaan en/of door (met kracht) een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen het hoofd/gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer] te gooien;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) heeft geschopt tegen het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of die [slachtoffer] (met kracht) heeft geduwd en/of die [slachtoffer] (met kracht) met een houten balk/plank althans een voorwerp heeft geslagen tegen zijn ellebo(o)g(en) althans zijn lichaam en/of die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen zijn hoofd/gezicht althans zijn lichaam heeft geslagen en/of

(met kracht) een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen het hoofd/gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen tegen het gezicht en/of het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te schoppen tegen het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of door die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en/of door die [slachtoffer] (met kracht) met een houten balk/plank althans een voorwerp te slaan tegen zijn ellebo(o)g(en) althans zijn lichaam en/of

door die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen zijn hoofd/gezicht althans zijn lichaam te slaan en/of door (met kracht) een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen het hoofd/gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer] te gooien, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker onderkaak, zowel aan de linker als rechterzijde gebroken elleboogen/ellepijpen en/of zowel aan de linker als rechterzijde gebroken aangezichtsbeenderen ten gevolge heeft gehad;

2

hij, op of omstreeks 23 oktober 2022 te Utrecht openlijk, te weten op de Kanaalstraat en/of de Palembangstraat en/of de Bantamstraat in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door aangestoken vuurwerk in de richting van die [slachtoffer] te gooien en/of door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen tegen het gezicht en/of het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of

door die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) te schoppen tegen het lichaam (onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of door die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en/of

door die [slachtoffer] (met kracht) met een houten balk/plank althans een voorwerp te slaan tegen zijn ellebo(o)g(en) althans zijn lichaam en/of door die [slachtoffer] (met kracht) met een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen zijn hoofd/gezicht althans zijn lichaam te slaan en/of door (met kracht) een baksteen/tegel althans een voorwerp tegen het hoofd/gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer] te gooien.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 november 2022, genummerd PL0900-2022316413, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 258. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Pagina’s 13-17.

Pagina’s 65 t/m 67.

Pagina’s 71 t/m 72.

Pagina’s 85 t/m 87.

Pagina’s 38 t/m 45.

Pagina 48.

Pagina’s 52 en 53.

Pagina 64.

Pagina’s 58 t/m 63.

Artikel delen