Woningurgentie. Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar wordt afgewezen omdat er geen sprake is van spoedeisend belang. Verzoekster woont in koopwoning, niet gebleken dat zij niet langer in de woning kan verblijven.
Rechtbank Midden-Nederland 8 July 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:2997
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
24-06-2025
Datum publicatie
08-07-2025
Zaaknummer
UTR 25/2763
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBMNE:2025:2997text/xmlpublic2025-07-08T09:00:332025-06-24Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Midden-Nederland2025-06-23UTR 25/2763UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigVoorlopige voorzieningNLUtrechtBestuursrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2997text/htmlpublic2025-07-08T08:59:292025-07-08Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBMNE:2025:2997 Rechtbank Midden-Nederland , 23-06-2025 / UTR 25/2763 Woningurgentie. Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar wordt afgewezen omdat er geen sprake is van spoedeisend belang. Verzoekster woont in koopwoning, niet gebleken dat zij niet langer in de woning kan verblijven.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: UTR 25/2763
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juni 2025 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster (gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora). Samenvatting 1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning. Verzoekster is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. 2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af omdat er geen sprake is van spoedeisend belang. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Procesverloop 3. Het college heeft de aanvraag van verzoekster met het besluit van 24 maart 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. 4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van het college. Beoordeling door de voorzieningenrechter Spoedeisend belang 5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. 6. Verzoekster heeft over het spoedeisend belang aangevoerd dat zij snel moet worden voorzien in een nieuwe woning. Verzoekster heeft verschillende medische klachten, zij kan op dit moment niet zelf uit bed komen en wordt beperkt in haar bewegingsvrijheid. Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij nu op de benedenverdieping van de woning leeft en daar op een slaapbank slaapt. Wanneer zij naar boven moet, heeft zij ondersteuning nodig van haar dochters. Zij heeft een indicatie voor een traplift, maar die kan niet worden geplaatst in de woning. Verzoekster kan niet zo leven, waardoor volgens haar sprake is van spoedeisend belang. 7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Uit het dossier volgt dat verzoekster een koopwoning heeft in Almere, waar zij nu woont op voornamelijk de benedenverdieping. De voorzieningenrechter begrijpt heel goed dat de huidige woonsituatie van verzoekster verre van ideaal is, maar niet is gebleken dat zij voorlopig echt niet kan blijven wonen in de woning. Verzoekster kan zich deels zelfstandig en deels met hulp redden in haar woning en hoeft haar woning niet om andere redenen te verlaten. Evenmin is onderbouwd dat wanneer verzoekster langer in de woning moet verblijven, zich onomkeerbare (medische) gevolgen zullen voordoen. In de gestelde omstandigheden ziet de voorzieningenrechter daarom onvoldoende reden voor het oordeel dat van verzoekster niet verlangd kan worden dat zij de beslissing op het bezwaar afwacht. Daar komt bij dat het college op de zitting heeft aangegeven dat de hoorzitting op 25 juni 2025 gepland is. De voorzieningenrechter verwacht dat daarna snel een beslissing op bezwaar zal volgen. Evident onrechtmatig 8. Omdat verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van het college evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden. Weliswaar is in het bestreden besluit de persoonlijke situatie van verzoekster op dit moment onvoldoende betrokken bij de beoordeling van de hardheidsclausule, maar dit kan het college repareren in de te nemen beslissing op bezwaar. Er moet dan rekening gehouden worden met alle omstandigheden van verzoekster die relevant zijn voor haar woonsituatie; naast haar gezondheid gaat het dan in ieder geval om haar financiële situatie en het gegeven dat zij een minderjarige inwonende dochter heeft. Ter zitting heeft het college ook aangegeven een volledige heroverweging van het bestreden besluit te maken en daarbij alle omstandigheden van verzoekster te betrekken. Belangenafweging 9. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen. Conclusie en gevolgen 10. De conclusie is dat het verzoek ongegrond is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025. griffier voorzieningenrechter Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.