VOG-P, de staatssecretaris heeft, gelet op de aard van de werkzaamheden en de persoonlijke omstandigheden in dit specifieke geval, de afwijzing onvoldoende gemotiveerd.
Rechtbank Midden-Nederland 8 July 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:3026
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
24-06-2025
Datum publicatie
08-07-2025
Zaaknummer
UTR 25/2723 en UTR 25/2726
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken
Voorlopige voorziening
ECLI:NL:RBMNE:2025:3026text/xmlpublic2025-07-08T08:55:032025-06-24Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Midden-Nederland2025-06-26UTR 25/2723 en UTR 25/2726UitspraakVoorlopige voorzieningNLUtrechtBestuursrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:3026text/htmlpublic2025-07-08T08:54:062025-07-08Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBMNE:2025:3026 Rechtbank Midden-Nederland , 26-06-2025 / UTR 25/2723 en UTR 25/2726 VOG-P, de staatssecretaris heeft, gelet op de aard van de werkzaamheden en de persoonlijke omstandigheden in dit specifieke geval, de afwijzing onvoldoende gemotiveerd.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: UTR 25/2723 en 25/2726
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser (gemachtigde: mr. K. Cras), en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. A.L. de Gier). Inleiding Het gaat in deze zaak om de weigering van de staatssecretaris om eiser een verklaring omtrent het gedrag met politiegegevens (VOG-P) voor de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) bij gemeente Alkmaar te geven. Op 2 november 2024 heeft eiser een VOG-P aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 20 januari 2025 afgewezen. De aanvraag van eiser is afgewezen omdat binnen de terugkijktermijn van tien jaar in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) informatie is aangetroffen die de afgifte van een VOG-P niet rechtvaardigt. Met het bestreden besluit van 10 april 2025 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist zij ook op het beroep van eiser daartegen. Beoordeling door de voorzieningenrechter Procesbelang 1. De eerste vraag die die rechtbank (ambtshalve) moet beantwoorden is of er sprake is van procesbelang. De bestuursrechter is slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij procesbelang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan, en is het beroep niet-ontvankelijk. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van (voldoende) procesbelang gaat het erom of het doel dat de eiser met het beroep voor ogen staat, kan worden bereikt en voor de hem nog feitelijke betekenis kan hebben. 2. De voorzieningenrechter vindt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij, zodra hij in bezit is van een VOG-P, terug kan keren naar zijn vorige werkgever in functie van buitengewoon opsporingsambtenaar. Daarom neemt de voorzieningenrechter procesbelang aan. Het objectieve criterium 3. Ten aanzien van het objectieve criterium voert eiser aan dat de aangetroffen justitiële gegevens over hem, indien herhaald en gelet op het risico voor de samenleving, géén belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie of bezigheden waarvoor de VOG is aangevraagd. Eiser wijst er op dat gelet op de specifieke functie van een algemeen medewerker handhaving bij de gemeente Alkmaar de aangetroffen verkeersdelicten niet relevant zijn omdat deze feitelijk niet herhaald kunnen worden in zijn functie. De kern van zijn werkzaamheden als handhaver betreft immers het houden van toezicht en de handhaving in openbare ruimte en betreft geenszins rijdend vervoer. Eiser heeft daarom geen rijbewijs nodig voor de uitoefening van zijn functie. Hij zal niet 'rijdend' te werk gesteld te worden als gevolg waarvan de feit-functie relatie ontbreekt. 4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Voor het beoordelen van aanvragen om een VOG (waaronder een VOG-P) te verkrijgen heeft de staatssecretaris de Beleidsregels VOG NP-RP 2024 (Beleidsregels) opgesteld. In deze Beleidsregels staat in paragraaf 3.1.3 dat de afgifte van de VOG in beginsel wordt geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd 5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat er wordt voldaan aan het objectieve criterium. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verkeersovertredingen, ongeacht of die herhaald kunnen worden in de functie, niet te verenigen zijn met de hoedanigheid van boa. Een boa heeft een bijzondere status waaraan hoge integriteiteisen verbonden zijn. Hij dient namelijk burgers aan te spreken op hun gedrag en zo mogelijk verbaliserend op te treden. Het subjectieve criterium 6. Ten aanzien van het subjectieve criterium voert eiser - samengevat - aan dat vooral moet worden meegewogen dat de aard van de verkeersdelicten die op zijn naam staan geregistreerd, geenszins verband houden met de kern van zijn werkzaamheden als boa en dat de aard derhalve niet op gespannen voet staat met het doel van de aanvraag. Hij zal geen werkzaamheden met rijdend vervoer gaan uitoefenen en het bezit van een rijbewijs
voor zijn functie is niet nodig. Daarnaast wijst eiser op vergelijkbare gevallen waarin wel een VOG-P is afgegeven, ondanks dat sprake was van verkeersovertredingen. Dat maakt dat ook in dit geval een VOG-P afgegeven moet worden. Ook is volgens eiser zijn persoonlijk belang te licht gewogen in de belangenafweging en is die afweging onvoldoende gemotiveerd. 7. Bij het subjectieve criterium gaat het om de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat een VOG-P toch wordt afgegeven, ook al is er in het geval van eiser een objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving (paragraaf 3.1.4 van de Beleidsregels). Bij de beoordeling van het subjectieve criterium wordt in ieder geval gekeken naar de afdoening van de strafzaak (lichte of zware straf), het tijdsverloop en de hoeveelheid strafbare feiten. 8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris zich in dit specifieke geval niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de samenleving bij bescherming tegen de door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico's zwaarder dient te wegen dan eisers belang. Ook heeft de staatssecretaris die belangenafweging onvoldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter vindt hiervoor het volgende van belang. 9. Het is niet onjuist dat de staatssecretaris in het nadeel van eiser meeweegt dat hij drie verkeersovertredingen (wegens te hard rijden) heeft begaan in een korte periode van bijna één jaar en dat er nog relatief weinig tijdverloop is sinds het laatste strafbare feit dat gepleegd is op 12 februari 2024. Weliswaar zijn het geen lichte verkeerovertredingen die eiser heeft begaan, maar deze overtredingen zijn wel relatief licht afgedaan; eiser heeft voor de eerste overtreding een geldboete opgelegd gekregen en voor de twee en derde overtreding allebei een werkstraf van 20 uur. Eiser heeft tijdens de zitting toegelicht dat dat komt omdat de laatste verkeersovertreding is begaan in een hevige emotionele toestand omdat zijn neef was overleden. Hoewel de voorzieningenrechter niet kan verifiëren in hoeverre dit een rol heeft gespeeld bij de afdoeningsbeslissing van het Openbaar Ministerie, ziet zij wel dat er geen verhoging van de straf heeft plaatsgevonden ten aanzien van de derde overtreding die tegelijkertijd met de tweede is afgedaan. Verder wordt door de staatssecretaris niet betwist dat eiser sindsdien geen verkeersovertreding heeft begaan. Ook wordt er bij de aanvraag van de VOG-P niet alleen gekeken naar de justitiële gegevens maar ook naar politiegegevens. Over eiser is er geen enkel politiegegeven geregistreerd. Verder is door de staatssecretaris niet betwist dat eiser voor de functie waar hij de VOG-P voor heeft aangevraagd geen rijbewijs nodig heeft. 10. Daarnaast vindt de voorzieningenrechter het volgende van belang. Eiser is in het jaar 2016 gestart met de opleiding om boa te worden en is in 2019 geslaagd, na het doorlopen van meerdere stages waar ook een VOG(-P) was vereist. Hij is sindsdien in soortgelijke functies werkzaam geweest. De voorzieningenrechter ziet dus dat eiser zijn studie en loopbaan gedurende bijna tien jaar heeft toegespitst op het zijn van boa, waarbij hij altijd een VOG(-P) heeft verkregen. Eiser heeft tijdens de zitting toegelicht dat zijn leven op dit moment, als gevolg van het weigeren van de VOG-P, stil staat. Hij is 27 jaar oud, woont bij zijn moeder en komt – doordat hij is opgeleid en werkervaring heeft als boa – voor andere banen niet in aanmerking. Hij solliciteert wel maar wordt door sommige werkgevers ‘te oud’ bevonden om opnieuw opgeleid te worden en door anderen wordt hij overgekwalificeerd bevonden. Eiser ontvangt nu een werkloosheidsuitkering en komt daar niet mee rond omdat hij ook schulden heeft die hij nog aan het afbetalen is. 11. Verder heeft eiser toegelicht dat hij na een intensief UWV re-integratietraject in 2024 volledig beter is verklaard en sinds 15 november als boa aan het werk was bij gemeente Alkmaar. Eiser heeft tijdens zijn re-integratietraject gewerkt aan trauma’s uit het verleden, waaronder het zijn van een kind van gedupeerden van de toeslagenaffaire met alle gevolgen van dien. Van zijn laatste werkgever (gemeente Alkmaar), waar hij naar terug kan als hij spoedig een VOG-P kan overleggen, zit een zeer positieve brief in het dossier. Uit die brief volgt ook dat eiser open en eerlijk is geweest bij zijn sollicitatie over de verkeersovertredingen en dat dat in ieder geval voor de werkgever geen belemmering heeft gevormd om hem aan te nemen. Ook op de voorzieningenrechter heeft eiser een positieve indruk gemaakt; hij komt over als een hardwerkende en welwillende jongeman die heeft gewerkt aan zijn trauma’s en die verantwoordelijk voor zijn leven neemt. 12. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris, gelet op de aard van de werkzaamheden en de persoonlijke belangen van eiser, het bestreden besluit in dit specifieke geval onvoldoende zorgvuldig heeft genomen en onvoldoende heeft gemotiveerd door enkel een deel van de persoonlijke belangen op te noemen en daarbij, zonder nadere motivering, te concluderen dat deze belangen niet opwegen tegen het algemeen belang waarbij van boa’s verwacht mag worden dat zij zelf wet- en regelgeving respecteren. De voorzieningenrechter meent ook dat als gevolg van hetgeen is weergegeven onder 9, 10 en 11 de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen. Hij verdient een tweede kans en zijn werkgever is bereid hem deze te geven. Daarvoor heeft hij de VOG-P nodig. 13. Omdat deze beroepsgrond slaagt, behoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer. Conclusie en gevolgen 14. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel doordat de staatssecretaris bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijk belangen van eiser. De voorzieningenrechter bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De voorzieningenrechter geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken. 15. Omdat het beroep gegrond is en de staatssecretaris wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen, bestaat er aanleiding om in afwachting van dat nieuwe besluit een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening dat eiser wordt behandeld als ware hij in het bezit van de gevraagde VOG-P voor de functie van boa, tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van eiser. 16. Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend en heeft aan de zitting van de voorzieningenrechter deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van
€ 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.721,-. Beslissing De voorzieningenrechter: - verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 10 april 2025;
- draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- treft de voorlopige voorziening dat eiser wordt behandeld als ware hij in het bezit van de gevraagde VOG-P voor de functie van boa, tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van eiser;
- draagt de staatssecretaris op het voor het beroep betaalde griffierecht van € 194,- aan eiser te vergoeden;
- draagt de staatssecretaris op het voor het verzoek om een voorlopige voorziening betaalde griffierecht van € 194,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.721,- (voorlopige voorziening en beroep) aan proceskosten aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2025. griffier voorzieningenrechter Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De zinsnede ‘indien herhaald’ vereist geen beoordeling of een risico op recidive bestaat, maar een beoordeling of het gepleegde feit op zichzelf, indien het nog een keer zou worden gepleegd, aan een behoorlijke uitoefening van de werkzaamheden waarvoor de VOG is aangevraagd, in de weg zou staan.