Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBNHO:2021:12586

20 januari 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 9308013 \ CV EXPL 21-4381

Uitspraakdatum: 1 december 2021

Rolbeschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats]

de eisende partij

verder te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. J.W.J. Hijnen

tegen

[gedaagde]

laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]

overleden op 15 juli 2021

de gedaagde partij

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. T.A. Bruins

Het procesverloop

Ter uitvoering van de rolbeschikking van 6 oktober 2021 is mr. Bruins in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten ter rolle van 27 oktober 2021. De griffie heeft pas op

3 november 2021 een akte van mr. Bruins ontvangen. De gemachtigde van [eiser] heeft in reactie daarop per faxbericht van diezelfde dag opgemerkt dat deze akte een week te laat en daarmee niet tijdig is ingediend. Vervolgens heeft mr. Bruins eveneens op 3 november 2021 een e-mail gestuurd met als bijlage een uitdraai van het roljournaal kanton van 24 oktober 2021 waaruit blijkt dat de zaak daarin voor akte gedaagde stond op 3 november 2021. Mr. Bruins heeft daarbij geschreven: : “…zend ik u bijgaand uw uitdraai uit de zogenaamde digitale rol, waaruit blijkt dat u de zaak naar 3/11 hebt verschoven, hetgeen ik namens mijn client heb aangehouden, juist teneinde geen verwarring te laten ontstaan.” Per faxbericht van 24 november 2021 heeft mr. Bruins een afschrift van de hiervoor genoemde e-mail gestuurd en verzocht om haar akte van 3 november 2021 te verwerken in het roljournaal.

Gelet op deze gang van zaken is de vraag of de door mr. Bruins op 3 november 2021 ingediende akte tijdig is genomen. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. In de rolbeschikking van 6 oktober 2021 is in 2.1 overwogen dat de zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 27 oktober 2021 en vervolgens is in het dictum in 3.1 de zaak ook daadwerkelijk verwezen naar de rol van 27 oktober 2021. Dat is dan ook de datum waarop de akte door mr. Bruins mocht worden genomen. Het feit dat in het roljournaal vervolgens de datum van 3 november 2021 is opgenomen voor het nemen van die akte maakt dat niet anders. De indiening van de akte op die datum is te laat. Voor zover mr. Bruins meent dat zij mocht afgaan op de vermelding van de datum in het roljournaal en dat er om die reden geen gevolgen zouden moeten worden verbonden aan de termijnoverschrijding geldt het volgende.

Uitgangspunt is dat de advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis zonder meer geacht wordt op de hoogte te zijn van de in de desbetreffende procedure geldende termijnen en van de verstrekkende gevolgen die verbonden kunnen zijn aan overschrijding daarvan (Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0721, NJ 2013/491). De uitdraai van het roljournaal met daarin de datum van 3 november 2021 die mr. Bruins heeft overgelegd, dateert van 24 oktober 2021, nog vóór de in de rolbeschikking genoemde datum van 27 oktober 2021. Mr. Bruins was er dus toen al van op de hoogte dat het roljournaal een andere datum bevatte dan de datum in de rolbeschikking. Gelet op voornoemd uitgangspunt mocht mr. Bruins niet zonder meer uitgaan van de datum in het roljournaal en had het op haar weg gelegen om vóór 27 oktober 2021 contact op te nemen met de griffie van de rechtbank om te verifiëren welke datum de juiste was voor het nemen van de akte. Dat geldt met name ook nu mr. Bruins zelf in haar schorsingsverzoek heeft verzocht om schorsing tot 27 oktober 2021, zodat die datum in de rolbeschikking in zoverre ook aansloot bij haar eigen schorsingsverzoek. Mr. Bruins heeft echter geen contact opgenomen met de griffie van de rechtbank en heeft pas op 3 november 2021 de akte ingediend. Onder deze omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding om een uitzondering te maken op de gevolgen die zijn verbonden aan de termijnoverschrijding. De akte van 3 november 2021 is te laat ingediend. Deze zal worden teruggestuurd en verder buiten beschouwing worden gelaten.

De beoordeling

2.1.Nu mr. Bruins geen akte heeft genomen, heeft zij niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij een mandaat heeft om de verwachte belanghebbende [belanghebbende] te vertegenwoordigen. Dit betekent dat het schorsingsverzoek van 28 juli 2021 (ter griffie ontvangen op 29 juli 2021) op grond van artikel 225 lid 1 Rv onbevoegd is ingediend. Mr. Bruins is daarom niet-ontvankelijk in het schorsingsverzoek.

2.2.De onderhavige zaak stond oorspronkelijk op de rol van 28 juli 2021 voor conclusie van antwoord. Er is geen conclusie van antwoord ingediend en [eiser] heeft verzocht om [gedaagde] op grond van artikel 133 lid 4 Rv akte niet dienen te verlenen. Dat verzoek zal niet worden ingewilligd. Het niet indienen van een conclusie van antwoord is in dit geval namelijk het gevolg van het op 28 juli 2021 door mr. Bruins ingediende schorsingsverzoek vanwege het overlijden van [gedaagde] . In zo’n geval mag de advocaat eerst de uitkomst van het schorsingsverzoek afwachten voordat verdere proceshandelingen worden genomen. De partij die de advocaat vertegenwoordigt is immers overleden zodat daar geen overleg mee kan worden gevoerd over de inhoud van de conclusie van antwoord en het schorsingsverzoek dient er juist toe om belanghebbenden de gelegenheid te geven zich te beraden op het al dan niet overnemen van de procedure. Voor zover de schorsing daadwerkelijk intreedt, geldt bovendien dat alle proceshandelingen nietig zijn (artikel 225 lid 3 Rv). Pas op het moment dat is beslist op het schorsingsverzoek of de schorsing intreedt omdat de wederpartij daar geen bezwaar tegen heeft, is duidelijk of de procedure ofwel wordt geschorst ofwel wordt voortgezet en zal in geval van voortzetting moeten worden bekeken op welke wijze. In dit geval wordt pas in deze rolbeschikking beslist op het schorsingsverzoek en zal mr. Bruins daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat betekent dat de procedure zal worden voortgezet tegen [gedaagde] als oorspronkelijke gedaagde. Vanwege de behandeling van het schorsingsverzoek is [gedaagde] nog niet in de gelegenheid geweest om een conclusie van antwoord in te dienen. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om de zaak te verwijzen naar de rol van 29 december 2021 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] .

De beslissing

De kantonrechter:

3.1.verklaart mr. Bruins niet-ontvankelijk in het schorsingsverzoek van 28 juli 2021;

3.2.verwijst de zaak naar de rol van woensdag 29 december 2021 te 10:00 uur voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] ;

3.3.houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel delen