vonnis
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303848 / HA ZA 20-373
Vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
de vereniging
[eiser] ,
zetelend te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROENE VESTE B.V.,
gevestigd te Haarlem en kantoor houdende te Stompetoren, gemeente Alkmaar,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat aanvankelijk mr. R.F. Raven,
thans mr. M. van Weeren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Groene Veste genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 25 november 2020
een conclusie van antwoord in reconventie
een akte houdende overleggen producties t/m 24 van de zijde van [eiser]
een akte houdende overleggen producties t/m 33 van de zijde van De Groene Veste
een akte houdende overleggen productie 34 met een update van de productielijst van de zijde van [eiser]
de mondelinge behandeling van 26 maart 2021, tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
een akte uitlaten met producties t/m 28 van de zijde van [eiser]
een akte na mondelinge behandeling met producties t/m 46 van de zijde van De Groene Veste
een antwoordakte met producties t/m 30 (feitelijk 31, 2 producties genummerd 28) van de zijde van [eiser]
een antwoordakte met producties t/m 59 van de zijde van De Groene Veste
een akte overlegging producties (t/m 33) van de zijde van [eiser]
een akte overlegging producties (60 t/m 63)van de zijde van De Groene Veste
de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
de aanhouding voor uitlaten partijen over de gewenste voortzetting
het verzoek van partijen om vonnis te wijzen.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
In een notariële akte van 16 november 1982, verleden tussen [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) en ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 17 november 1982 onder nummer [kadaster nummer 1] , is door [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] geleverd:
de percelen weiland met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , uitmakende ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende gedeelten van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 530 , totaal groot twaalf hectare, éénentachtig are en vijftig centiare.
De notariële akte houdt onder meer verder het volgende in:
Voorts is tussen partijen overeengekomen en bepaald:
(…)
dat koper direct na aanleg van de geprojecteerde weg in overleg met verkoper, doch voor rekening van koper, degelijk hekwerk zal plaatsen ter afsluiting van de aan verkoper verblijvende gedeelten en dat het onderhoud daarvan voor rekening van verkoper zal zijn;
dat de verkoper zal gedogen dat koper aanduidingen plaatst aan de dijk ter verwijzing naar het volkstuinencomplex; (…)
dat koper op zijn kosten zorg zal dragen voor erfafscheidingen, hekken alsmede beplanting en schering ten westen van de middensloot, welke aan partijen bekend is;
dat ten behoeve van de aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelten van gemeld kadastraal perceel en ten laste van het bij deze verkochte, bij deze wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om, ook met zwaarder materieel, te komen en te gaan van en naar de openbare weg;
dat ten laste en ten behoeve van alle voormelde perceelsgedeelten op gelijke wijze als gemeld het recht wordt gevestigd tot het aansluiten op en gebruiken van alle algemene voorzieningen, inrichtingen, leidingen en anderszins welke in, aan of op het bij deze verkochte worden aangebracht;
dat de verkoper er zorg voor zal dragen dat voor de gebruikers van zijn volkstuintjes op de aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelten op zijn grond een behoorlijke parkeergelegenheid wordt geschapen.
[betrokkene 2] heeft eveneens op 16 november 1982 bij notariële akte, ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 17 november 1982 onder nummer [kadaster nummer 3] , de verkregen percelen direct grotendeels doorverkocht aan [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ). Deze akte van levering houdt onder meer het volgende in:
(…) die verklaarde te hebben gekocht en in eigendom te aanvaarden:
de percelen weiland met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , waarop minimaal zes en zeventig kavels zijn geprojecteerd, uitmakende ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende gedeelten van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 530 , totaal groot twaalf hectare, éénentachtig are en vijftig centiare, zoals en voorzover deze perceelsgedeelten (…) in eigendom zijn verkregen krachtens een akte van koop en verkoop (…) zijnde bij de onderhavige verkoop en koop acht eveneens ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende perceelsgedeelten op na te melden tekening aangegeven met de nummers 55, 56, 215, 216, 217, 245, 246 en 247, van het door verkoper eveneens per heden in eigendom verkregene uitgezonderd (…) en zijn aangegeven op de door partijen en mij, notaris, ondertekende en vervolgens aan deze akte gehechte tekening van Architektenburo Schroeder B.V. te Overveen, gemeente Bloemendaal, nummer [kadaster nummer 4] de dato december negentienhonderd één en tachtig.
(…)
Verder zijn de in de hiervoor onder 2.1 genoemde akte tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] overeengekomen verplichtingen en erfdienstbaarheden eveneens van toepassing verklaard en aan [betrokkene 3] ter nakoming opgelegd.
2.3.In een notariële akte van levering van 1 december 1983, ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 2 december 1983 onder nummer [kadaster nummer 5] , heeft [betrokkene 1] opnieuw aan [betrokkene 2] een perceel weiland geleverd met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB nummer 563 , groot zeven hectare negen are en zes en tachtig centiare. In deze akte is verwezen naar de in de akte van 16 november 1982 opgenomen verplichtingen en erfdienstbaarheden en deze zijn ook hier van toepassing verklaard.
2.4. [betrokkene 2] heeft ook dit perceel ( AB 563 ) direct grotendeels doorverkocht aan [betrokkene 3] , inmiddels handelend in zijn hoedanigheid van directeur van Exploitatiemaatschappij [eiser] B.V. Ook bij deze transactie heeft [betrokkene 2] een aantal perceelsgedeelten zelf gehouden, te weten drie afgebakende perceelsgedeelten met de nummers 101, 141 en 186, welke eveneens zijn ingetekend op de door partijen en de notaris ondertekende tekening van Architektenburo Schroeder B.V. te Overveen, gemeente Bloemendaal, nummer [kadaster nummer 4] de dato december negentienhonderd één en tachtig, die ook aan die akte is gehecht. Verder is in de akte verwezen naar de in de akte van 16 november 1982 tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] opgenomen verplichtingen en erfdienstbaarheden en zijn deze ook hier van toepassing verklaard. Deze notariële akte is op 2 december 1983 ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam onder nummer [kadaster nummer 7] .
2.5.De percelen AB 564 t/m 567 vormen tezamen het Voorland zoals blauw weergegeven op onderstaande afbeelding:
Perceel AB 563 vormt het Achterland zoals blauw weergegeven op onderstaande afbeelding:
Op het perceel AB 567, onderdeel van het hiervoor bedoelde Voorland, is ter hoogte van [adres 3] een recreatieterrein ontstaan. [betrokkene 3] was eigenaar van perceel AB 567 en [betrokkene 2] was eigenaar van de percelen 564, 565 en 566. In een notariële akte van 17 september 1986 hebben zij perceelsgedeelten geruild ten behoeve van de splitsing van de grond in appartementsrechten: [betrokkene 3] heeft 1/24ste aandeel in het perceel AB 567 overgedragen aan [betrokkene 2] en [betrokkene 2] heeft in ruil daarvoor 23/24ste aandeel in de percelen 564, 565 en 566 overgedragen aan [betrokkene 3] .
In dezelfde akte zijn de onroerende goederen gesplitst in 97 appartementsrechten, waarvan er 96 recht geven op het uitsluitend gebruik van een vakantiehuisje met ondergrond, terras en bijbehorende tuin in het Recreatiepark [eiser] en waarvan één appartementsrecht is bedoeld voor gebruik als kantine, terras en speelweiden. Tot slot is bij deze akte ook [eiser] opgericht.
2.7. [betrokkene 3] heeft als directeur van Exploitatiemaatschappij [eiser] B.V. op 11 mei 1988 het Achterland verkocht en geleverd aan Dutch Building Management B.V. In de notariële akte van levering is verwezen naar de erfdienstbaarheden en bijzondere bepalingen zoals vermeld in de akte van 16 november 1982 ingeschreven onder nummer [kadaster nummer 3] .
In een notariële transportakte van 6 juli 1989 heeft Dutch Building Management B.V. het Achterland grotendeels doorverkocht en geleverd aan de [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 4] c.s.) . Op een situatietekening bij de akte is aangegeven dat een drietal kavels, aangeduid met de nummers 101, 141 en 186, elk ter grootte van ongeveer twee are niet in de (ver)koop en koop zijn begrepen. Ook in deze akte is melding gemaakt van de op de perceelsgedeelten rustende erfdienstbaarheden en bijzondere bepalingen. Daarnaast is het volgende vermeld:
Nog is tussen partijen overeengekomen en bepaald:
Schade aan het naastgelegen perceel, het Recreatiepark “ [eiser] ”, als gevolg van het door kopers of hun rechtsopvolger(s) op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal door casu quo namens en voor rekening van kopers dan wel hun rechtsopvolger(s) dienen te worden hersteld;
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) casu quo de eigenaar/eigenaren van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal/zullen voor een evenredig gedeelte bijdragen in de kosten van onderhoud en gebruik van de, tezamen met het recreatiepark “ [eiser] ”, gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen.
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) casu quo de eigenaar/eigenaren van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal/zullen voor het twee/derde gedeelte bijdragen in de kosten van onderhoud van de op voormeld recreatiepark “ [eiser] ” gelegen toegangsweg, welke toegangsweg tevens zal dienen als toegangsweg naar het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, terwijl de kosten van aanleg en onderhoud van het op het bij deze verkochte aan te leggen en te houden gedeelte van voormelde toegangsweg geheel en alleen voor rekening van kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zullen komen en blijven;
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zal/zullen geen direct gebruik mogen maken van de ten behoeve van voormeld recreatiepark “ [eiser] ” bestaande voorzieningen, anders dan om nutsvoorzieningen te creëren ten behoeve van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark.
Alle kosten ter realisering van enig project op het bij deze verkochte, inclusief leges- en andere kosten, zullen geheel en alleen voor rekening van de kopers komen.
Verkoopster garandeert dat kopers de water- en elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van het bij deze verkochte, danwel het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, volledig zullen kunnen en mogen aansluiten op de voor het recreatiepark “ [eiser] ” aanwezige nutsvoorzieningen, waarbij overigens de kosten van kabels en overige aansluitingen, waaronder de kosten van installatie van (een) verdeelkast(en) op het bij deze verkochte, geheel en alleen voor rekening van de kopers zullen komen.
Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg.
De hiervoor onder 1 tot en met 4 genoemde bepalingen worden ten deze, voor zoveel als mogelijk is, gevestigd als erfdienstbaarheden ten laste van de bij deze verkochte gedeelten van voormeld perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 563 en ten laste van de naastgelegen percelen kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 564, 565, 566 en 567 (Recreatiepark “ [eiser] ”).
Voorts worden deze bepalingen tevens gevestigd als kettingbedingen ten laste van de kopers en ten behoeve van de eigenaren van voormeld naastgelegen Recreatiepark “ [eiser] ”, mitsdien onder de verplichting van de kopers om bij enige overgang onder bijzonder titel deze verplichtingen aan hun rechtverkrijgenden op te leggen en deze te verplichten om deze bepalingen wederom op te leggen aan hun rechtsopvolgers bij elke volgende overgang onder bijzondere titel.
Voor elke overtreding van een of meer dezer bepalingen verbeurt de overtreder, na behoorlijke ingebrekestelling, een boete van vijftig duizend gulden (f 50.000,00) in contanten jegens voormelde eigenaren van vorenbedoeld Recreatiepark “ [eiser] ”, ongeacht de schade die uit deze overtreding mocht voortvloeien voor bedoelde eigenaren.
De comparant ter ene zijde thans handelende als mondeling lasthebber van en waarnemende de belangen van de eigenaren van het naastgelegen Recreatiepark “ [eiser] ”, verklaarde voornoemde derdenbedingen ten laste van de kopers en ten behoeve van vorenbedoelde eigenaren aan te nemen. Ten deze wordt nog gevestigd, ten behoeve van de hierbij gekochte gedeelten van voormeld kadastraal perceel gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 563 en ten laste van een noord-oostelijk gedeelte (welk gedeelte als verbindingsweg is geprojecteerd) van het aan verkoopster in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld kadastraal perceel gemeente [plaats 1] sectie AB nummer 563 , een erfdienstbaarheid van weg om, ook met zwaarder materieel, te komen van en te gaan naar de openbare weg (via het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”) op de thans bestaande wijze.
2.9.De Groene Veste is een onderneming die plannen ontwikkelt voor het bouwen van civieltechnische werken en recreatieparken. De Groene Veste heeft op grond van een op 1 juni 2018 verleden notariële transportakte de eigendom verkregen van:
het recht van opstal, tot ultimo december tweeduizend twaalf, van een perceel grond eigendom van het waterschap [plaats 1] , gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , nabij het perceel [adres 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummer 670, groot tien are vierendertig centiare;
een perceel grond, bestemd voor de bouw van recreatiewoningen, plaatselijk bekend [adres 4] te [plaats 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummer 1961, groot (ongeveer) zeven hectare drie are zesentachtig centiare, aan welk perceel door het kadaster een administratieve (voorlopige) kadastrale grens en oppervlakte is toegekend;
drie percelen grond, bestemd voor de bouw van tuinhuisjes, gelegen te [plaats 2] , Nieuwebrug, nabij het perceel [adres 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummers 1962, 1963 en 1964, elk groot (ongeveer) twee are, aan welke percelen door het kadaster een administratieve (voorlopige) kadastrale grens en oppervlakte is toegekend;
Ten aanzien van de percelen vermelde onder 2 en 3 is verwezen naar de in de akte met nummer [kadaster nummer 3] vermelde erfdienstbaarheden en bepalingen en deze zijn van toepassing verklaard.
Daarnaast is ten aanzien van het perceel onder 2 verwezen naar de in de akte van 6 juli 1989 (hiervoor geciteerd onder 2.8) opgenomen nadere afspraken. Ook deze zijn van toepassing verklaard.
2.10.Het Achterland, thans eigendom van De Groene Veste, kadastraal vernummerd naar AB nummer 2228. Dit perceel is vanaf de openbare weg, de [adres 4] , uitsluitend bereikbaar via de toegangsweg, gelegen op het perceel van [eiser] . De inrit vanaf de [adres 4] naar [eiser] (en het Achterland) is gelegen op perceel AB 670. Dat perceel is eveneens eigendom van De Groene Veste.
2.11.De Groene Veste is van plan om op het Achterland een recreatiepark met een camping te ontwikkelen en te realiseren in samenwerking met de gemeente [plaats 1] .
Op verzoek van De Groene Veste heeft Alliander medio 2019 een mantelbuis geboord op het perceel van [eiser] voor de aansluiting van (kracht)stroom voor bouwwerkzaamheden op het perceel van De Groene Veste. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd zonder voorafgaand overleg met [eiser] . [eiser] heeft tegen deze gang van zaken geprotesteerd.
In een e-mail van 25 juni 2019 van Alliander aan De Groene Veste deelt Alliander mee dat zij tot de conclusie is gekomen dat zij de mantelbuis niet had mogen aanbrengen en dat Liander voor de tijdelijke/bouw aansluiting geen leveringsplicht heeft. Aan De Groene Veste wordt meegedeeld dat een permanente aansluiting door haar kan worden gevraagd zodra er een huisnummerbesluit zal zijn genomen.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat [eiser] eigenaar is, dan wel door verkrijgende verjaring (te goeder trouw dan wel te kwader trouw) eigenaar is geworden, van de strook grond gelegen tussen de sloot en de erfgrens van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] AB 567 (thans kadastraal behorend bij het kadastrale perceel [plaats 1] AB 2228), alsmede tot het punt waar de weg aansluit op het laatstgenoemde perceel;
II. De Groene Veste zal veroordelen om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de door haar grensoverschrijdend geplaatste schutting en mantelbuis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;
III. De Groene Veste zal verbieden om bouwwerken, hekwerken of andere objecten te plaatsen aan de slootzijde van het perceel van [eiser] ;
IV. De Groene Veste zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en rente.
3.2.De Groene Veste voert verweer.
3.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
De Groene Veste vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat het Plan (inclusief aanbouw/aanleggen van de nutsvoorzieningen) niet in strijd is met de Erfdienstbaarheid en Nutserfdienstbaarheid;
II. [eiser] zal veroordelen tot nakoming van de Erfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan;
III. [eiser] zal veroordelen tot nakoming van de Nutserfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan;
IV. [eiser] zal verbieden Liander - en andere werklieden die opdracht krijgen van De Groene Veste om het Plan uit te voeren - tegen te werken bij het aanleggen van nutsvoorzieningen binnen de Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid;
V. wat betreft de onder II, III of IV uit te spreken veroordeling zal bepalen dat bij
niet-nakoming van enige veroordeling [eiser] een dwangsom zal verbeuren;
VI. [eiser] zal veroordelen om aan De Groene Veste tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag ad € 16.500,- (zoals omschreven onder randnummer 94), te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. voor recht zal verklaren dat [eiser] te kort is geschoten in de nakoming
van de Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid waardoor zij schade (die voor
vergoeding in aanmerking komt) heeft toegebracht en nog toebrengt aan De Groene
Veste;
VIII. [eiser] zal veroordelen - tegen behoorlijk bewijs van kwijting – tot
betaling aan De Groene Veste van de door haar geleden schade en nog te lijden schade
door de niet nakoming, althans, de tekortkoming in de nakoming van de
Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid, op te maken bij staat;
IX. voor recht zal verklaren dat het De Groene Veste vrijstaat (in haar hoedanigheid
van eigenaresse van) het perceel AB 670 (zoals in het lichaam van de dagvaarding is omschreven) naar eigen inzicht in te richten en haar onbezwaarde eigendomsrecht
daarover uit te oefenen (derhalve vrij van erfdienstbaarheden en andere (beperkte)
rechten), althans, dat [eiser] geen (beperkte) rechten heeft op het perceel
AB 670;
een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5. [eiser] voert verweer. In de eerste plaats stelt zij zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid waarop De Groene Veste een beroep doet nooit is gevestigd ten behoeve van het Achterland. Daarnaast voert zij inhoudelijk verweer.
3.6.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
[eiser] is een recreatiepark bestaande uit 95 recreatiewoningen en een kantinegebouw. De Groene Veste is voornemens op het Achterland een (grootschalig) recreatiepark te ontwikkelen. Haar plannen zien op het realiseren van een camping met in totaal 294 standplaatsen. Dit voornemen duidt De Groene Veste in deze procedure aan als ‘het Plan’.
Het Achterland beschikt niet over een eigen ontsluiting naar de openbare weg. Voor die ontsluiting en voor de aanleg van nutsvoorzieningen is zij aangewezen op de medewerking van [eiser] . Hiervoor doet zij een beroep op in het verleden gevestigde erfdienstbaarheden. Partijen hebben over de invulling hiervan in onderling overleg geen overeenstemming bereikt.
De vorderingen van De Groene Veste strekken er toe dat [eiser] wordt veroordeeld haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van ‘het Plan’ zoals De Groene Veste dat voor ogen staat.
Partijen verschillen onder meer van mening over de volgende vragen:
zijn er ten laste van [eiser] en ten behoeve van het Achterland erfdienstbaarheden gevestigd?
Zo ja, wat houden die erfdienstbaarheden in?
Omdat het zwaartepunt van de discussie tussen partijen is gelegen bij de vraag of er een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd en zo ja wat deze inhoudt, ziet de rechtbank aanleiding eerst de vorderingen van De Groene Veste in reconventie te beoordelen en daarop te beslissen.
in reconventie
4.3.De Groene Veste vordert in de eerste plaats een verklaring voor recht dat ‘het Plan’(inclusief aanbouw/aanleggen van de nutsvoorzieningen) niet in strijd is met de erfdienstbaarheid en de nutserfdienstbaarheid, en daarnaast een veroordeling van [eiser] om de (nuts)erfdienstbaarheid na te komen en een verbod aan [eiser] om werklieden voor de aanleg van nutsvoorzieningen in opdracht van De Groene Veste tegen te werken.
De erfdienstbaarheid van weg
4.4.De Groene Veste stelt dat de erfdienstbaarheid van weg die ten behoeve van het Achterland rust op [eiser] slechts op één manier kan worden uitgelegd, namelijk als een erfdienstbaarheid van weg waarbij de Ontsluitingsweg van het Voorland ten behoeve van het Achterland mag worden gebruikt, welke weg gebruikt moet kunnen worden om te komen en te gaan, zodat tweerichtingsverkeer op de weg mogelijk moet zijn. Zij stelt dat het daarvoor nodig is dat de weg op [eiser] wordt verbreed tot een breedte van 5,2 meter. Zij voert daarbij aan dat er bij de vestiging van de erfdienstbaarheid rekening mee is gehouden dat de weg intensief gebruikt zou gaan worden en wijst daarbij onder meer op de tekening behorende bij de indertijd gemaakte plannen om van het Voor- en het Achterland één groot recreatiepark te maken, op welke tekening (die indertijd is gebruikt voor een vergunningaanvraag) 295 huisjes zijn ingetekend alsmede een weg van 6 meter breed om tweerichtingsverkeer mogelijk te maken. Tot slot wijst zij er op dat in de bewuste leveringsakte aan [eiser] de verplichting is opgedragen om een behoorlijke parkeergelegenheid te scheppen voor het verkeer dat gebruik zal maken van de Erfdienstbaarheid.
4.5.In haar verweer stelt [eiser] in de eerste plaats dat in de akte van november 1982 geen erfdienstbaarheid van weg is gevestigd op [eiser] . Zij verklaart dat bij de transactie tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 16 november 1982 zowel het Voorland als het Achterland zijn verkocht en dat de erfdienstbaarheid uitsluitend betrekking had op het bij [betrokkene 1] achterbleven deel ten laste van het verkochte perceel. Verder voert zij aan dat het Voor- en Achterland pas in februari 1983 zijn gesplitst waarna het Voorland (nummer 530) en het Achterland (nummer 563) ontstonden, welk Voorland vervolgens bij akte van 7 april 1983 verder is gesplitst terwijl het Achterland op 1 december 1983 afzonderlijk werd overgedragen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor in randnummer 2.1 tot en met 2.4 aangehaalde akten, in onderlinge samenhang bekeken, afdoende dat in de akte met nummer [kadaster nummer 1] uitsluitend percelen behorende tot het Voorland aan [betrokkene 2] zijn geleverd, dat het Achterland in bezit bleef van [betrokkene 1] , en dat ten behoeve van het Achterland de in die akte vermelde erfdienstbaarheden zijn gevestigd en bijzondere bepalingen zijn vastgelegd.
Uit deze stukken blijkt dat [betrokkene 3] de grond in twee delen geleverd heeft gekregen, namelijk een deel op 16 november 1982 bij akte genummerd [kadaster nummer 3] en een deel op 1 december 1983 bij akte genummerd [kadaster nummer 7] . In laatstgenoemde akte van levering is vermeld dat de verkoper [betrokkene 2] de grond ‘op heden’ geleverd heeft gekregen. Die vermelding is onbegrijpelijk als de uitleg van [eiser] gevolgd wordt.
Om die reden wordt geoordeeld dat in de akte genummerd [kadaster nummer 1] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten laste van het perceel van [eiser] en ten behoeve van het bij [betrokkene 1] blijvende Achterland.
4.7.De rechtbank neemt daarbij ook in overweging dat in de uitleg die [eiser] aan de akte tracht te geven:
onduidelijk blijft waarop de verplichting van [betrokkene 1] in [kadaster nummer 1] om voor de gebruikers van zijn volkstuintjes op de aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelten op zijn grond een behoorlijke parkeergelegenheid te maken betrekking heeft,
de omschrijving zoals en voor zover van de doorlevering van de grond in [kadaster nummer 3] haar betekenis verliest, in aanmerking genomen dat op het daarbij overgedragen perceel 76 kavels zijn geprojecteerd en op het gehele park 295 kavels,
onduidelijk is wat er dan door [betrokkene 1] is overgedragen bij de akte met nummer [kadaster nummer 5] , aangezien uit de akte blijkt dat het hier in ieder geval grond betreft waarvan de notaris op 1 december 1983 heeft opgetekend dat die sinds 1950 eigendom van [betrokkene 1] is geweest.
Er is derhalve sprake van een gevestigde erfdienstbaarheid van weg.
De breedte van de weg
4.8.Een erfdienstbaarheid van weg impliceert de aanwezigheid van die weg. Tussen partijen is niet in geschil dat de bestaande weg 6 meter breed is bij de inrit vanaf de openbare weg tot de bocht, vervolgens vanaf de bocht 4 meter breed is en dat het smalste deel van de weg dicht bij de toegang naar het Achterland slechts circa 3,2 meter breed is. Verder is niet is weersproken dat de aanwezige weg in 1995 is geasfalteerd en dat in ieder geval vanaf dat moment de weg nooit breder is geweest dan maximaal 4 meter.
4.9.De Groene Veste heeft gesteld dat verbreding van de weg tot 5,2 meter noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid bij gebruik als weg voor tweerichtingsverkeer en dat zij gerechtigd is om te eisen dat de erfdienstbaarheid op die manier wordt uitgevoerd. Ter onderbouwing van dit stelling wijst zij op de eerder genoemde tekening voor de ontwikkeling van de percelen. Zij heeft benadrukt dat er voldoende ruimte is ter plaatse om de weg te verbreden en dat momenteel bij tegenliggend verkeer ook al de volle 6 meter wordt gebruikt omdat men dan gebruik kan maken van de berm.
4.10. [eiser] is het niet eens met die geëiste verbreding. Zij heeft benadrukt dat aan de plaats van de boompjes langs de weg te zien is dat de weg nooit 6 meter breed is geweest en heeft er op gewezen dat er, nadat de weg in 1995 is geasfalteerd, nooit iets is gewijzigd aan de weg.
4.11.Nu partijen het daar niet over eens zijn, moet eerst de vraag worden beantwoord of De Groene Veste aanspraak kan maken op verbreding van de weg tot 5,2 meter.
Vooropgesteld wordt dat De Groene Veste geen rechten kan ontlenen aan de vermelding van een weg van 6 meter breed op een tekening voor plannen uit 1980 waarvan vast staat dat deze nooit (volledig) ten uitvoer zijn gelegd. Niet is gesteld of gebleken dat deze tekening is ingeschreven bij het Kadaster om de breedte van de weg vast te leggen, zodat derden daarvan kennis hadden kunnen nemen. Uit de tekst van de verschillende akten waaraan (delen van) de tekening (zijn) is gehecht volgt dat de aangehechte tekening telkens uitsluitend van belang is omdat daarop is ingetekend welke perceelsgedeelten bij de betreffende transactie niet zijn verkocht en overgedragen.
Voor het vaststellen van de inhoud van een erfdienstbaarheid is in de eerste plaats de tekst van de notariële akte bepalend. Pas als de inhoud van de akte onduidelijkheid oplevert kan worden toegekomen aan uitleg, waarbij de tekening eventueel een rol zou kunnen spelen. Daarbij is verder nog van belang dat door [eiser] is betwist dat de door De Groene Veste overgelegde tekening de juiste tekening is, omdat de datering van de tekening niet overeenkomt met de vermelding in de akte.
Aangezien op de door De Groene Veste overgelegde tekening inderdaad geen vermelding is terug te vinden van het in de akten vermelde ‘nummer [kadaster nummer 4] de dato december negentienhonderd eenentachtig’ kan niet zonder meer worden aangenomen dat de overgelegde tekening de juiste tekening betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tekening echter niet doorslaggevend om de beoogde erfdienstbaarheid van weg te kunnen duiden. In de akte met nummer [kadaster nummer 1] is deze erfdienstbaarheid omschreven als volgt ‘dat ten behoeve van de aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelten van gemeld kadastraal perceel en ten laste van het bij deze verkochte, bij deze wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om, ook met zwaarder materieel, te komen en te gaan van en naar de openbare weg.’
In deze bepaling is geen vermelding gemaakt van de beoogde breedte van de weg, wel dat de weg geschikt moet zijn ook voor zwaarder materieel. Om de bedoeling van de erfdienstbaarheid verder te beoordelen moet dan ook worden gekeken naar de verdere inhoud van de akte, om vast te stellen wat partijen bij de vestiging van de erfdienstbaarheid over en weer van elkaar mochten verwachten. Uit de verdere inhoud van de akte blijkt dat er een bestemming ‘volkstuinen’ rust op de betrokken percelen en dat op het Achterland volkstuinen aanwezig zijn. Dit valt af te leiden uit de vermelding dat de verkoper ervoor zal zorgdragen dat voor de gebruikers van ‘zijn volkstuintjes’ op het aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelte een behoorlijke parkeergelegenheid wordt geschapen.
De rechtbank leidt hieruit af dat de erfdienstbaarheid van weg was bedoeld voor gebruik door de gebruikers van de volkstuinen op het Achterland.
Uit de akte met nummer [kadaster nummer 3] van diezelfde datum waarbij de door [betrokkene 2] verkregen percelen grotendeels door hem zijn doorverkocht aan [betrokkene 3] blijkt dat er op het Achterland (op dat moment) 76 volkstuinen geprojecteerd zijn.
Dit betekent dat het Voorland bij de vestiging van de erfdienstbaarheid de verkeersintensiteit moest dulden behorende bij het gebruik van de weg door en ten behoeve van de gebruikers van 76 volkstuinen. Niet is gesteld of gebleken dat een breedte van de weg van 4 meter voor dat beoogde gebruik onvoldoende is.
4.14.Ook is niet gesteld of gebleken dat rechtsvoorgangers van De Groene Veste ooit, en in ieder geval niet na 1995, voor de uitoefening van de bestaande erfdienstbaarheid aanspraak hebben gemaakt op een bredere weg. [eiser] heeft zich in deze procedure tegen verbreding van de weg verzet met een beroep op artikel 5:73 BW, eerste lid laatste volzin, en gesteld dat het recht van De Groene Veste om aanspraak te maken op een meeromvattende erfdienstbaarheid van weg is verjaard.
De bepaling waarop [eiser] een beroep doet houdt in dat als een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze is uitgeoefend, in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend is.
Niet is weersproken dat er gedurende meer dan 20 jaar vanaf 1995 uitsluitend een weg gelegen heeft van 4 meter breed en dat de erfdienstbaarheid steeds te goeder trouw over die weg is uitgeoefend. Verder is niet gesteld of gebleken dat er in die periode van tenminste 20 jaar na 1995 door de eigenaar van het Achterland aanspraak is gemaakt op verbreding van de weg, zodat deze wijze waarop de erfdienstbaarheid is uitgeoefend beslissend is voor de omvang van de erfdienstbaarheid van weg. Voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat de eigenaar van het Achterland aanspraak had kunnen maken op verbreding van de weg, wordt geoordeeld dat dat recht inmiddels is verjaard. Dit betekent dat De Groene Veste uitsluitend het recht heeft om de erfdienstbaarheid van weg uit te voeren over de bestaande weg.
4.16.Door De Groene Veste is nog aangevoerd dat zij vreest dat, als haar vordering niet wordt toegewezen in die zin dat zij haar plan om de weg te verbreden kan uitvoeren, de gemeente zal oordelen dat de verkeerssituatie ter plaatse niet veilig genoeg is en de door haar aangevraagde omgevingsvergunning niet zal verlenen waardoor zij haar plannen niet zal kunnen verwezenlijken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat De Groene Veste daardoor mogelijk in een (financieel) penibele situatie zal komen te verkeren, maakt dat het vorenstaande oordeel nog niet anders, aangezien de erfdienstbaarheid in ieder geval vanaf 1995 op deze wijze is uitgeoefend en die wijze van uitoefening thans beslissend is.
Is er sprake van verzwaring van de erfdienstbaarheid bij gebruik door 294 campinggasten?
4.17. [eiser] heeft ook gesteld dat uitvoering van het Plan zou leiden tot een verzwaring van de erfdienstbaarheid die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en die zij niet hoeft te dulden. Zij heeft daarbij benadrukt dat de erfdienstbaarheid de afgelopen 40 jaar alleen nog maar is gebruikt door de boer die het Achterland kwam maaien.
4.18.Vooropgesteld wordt dat [eiser] geen rechten kan ontlenen aan de omstandigheid dat het gebruik van de erfdienstbaarheid zich gedurende de afgelopen 40 jaar voornamelijk heeft beperkt tot het incidenteel gebruik door de boer voor onderhoud van het Achterland. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat een dergelijk gebruik partijen bij de vestiging van de erfdienstbaarheid niet voor ogen heeft gestaan. Ten opzichte van dit incidentele gebruik zou een meer intensief gebruik, gelijk aan het gebruik door gebruikers van 76 volkstuinen, dan ook geen verzwaring van de bestaande erfdienstbaarheid inhouden.
4.19.De Groene Veste is echter van plan op het Achterland een camping met circa 294 standplaatsen te creëren. De volgende vraag die dan ook beantwoord moet worden is of gebruik door een kleine 300 campinggasten vergelijkbaar is met gebruik door 76 gebruikers van volkstuinen. De Groene Veste heeft betoogd dat uit de in haar opdracht opgestelde Ruimtelijke Ordening blijkt dat de te verwachten belasting van het gebruik door dit aantal campinggasten zelfs minder zal zijn dan de belasting van het gebruik door 76 gebruikers van volkstuinen. Zij heeft gesteld dat uit de Ruimtelijke Onderbouwing namelijk blijkt dat er een verkeersgeneratie zal zijn van 192 extra voertuigbewegingen op de ontsluitingsweg op een gemiddelde weekdag, wat neerkomt op gemiddeld 8 auto’s per uur en uitsluitend in de zomermaanden.
De rechtbank leest in de Ruimtelijke Onderbouwing waarnaar De Groene Veste verwijst dat het telkens gaat om voertuigbewegingen per etmaal. Uiteraard kun je dan aanvoeren dat 192 motorvoertuigen per etmaal slechts 8 auto’s per uur zal opleveren, maar het is algemeen bekend dat verkeersintensiteit rondom een camping niet gelijkmatig is verdeeld over de 24 uur van een etmaal, maar dat deze zich voornamelijk zal afspelen tijdens de openingstijden van de beoogde camping. Dit betekent dat de feitelijke verkeersintensiteit die [eiser] zou moeten dulden alleen al op basis van die vaststelling vele malen hoger zal liggen. Daarbij zal het bovendien in veel gevallen niet uitsluitend gaan om auto’s maar ook om auto’s met caravans en/of vouwwagens en zal de verkeersintensiteit zeker op de zogenoemde ‘wisseldagen’ waarop campinggasten aankomen of vertrekken zeer hoog zijn. Ook volgt uit de Ruimtelijke Onderbouwing al dat een andere berekening een ander resultaat oplevert. In de Ruimtelijke Ordening is namelijk ook vermeld dat als het resultaat van 192 motorvoertuigen per etmaal van een gemiddelde weekdag wordt omgerekend naar een gemiddelde werkdag dit al een hogere intensiteit oplevert van 211 motorvoertuigen per etmaal, terwijl daarnaast nog de verwachting is uitgesproken dat de verkeersintensiteit sowieso zal toenemen.
Bij die stand van zaken wordt geoordeeld dat de verkeersintensiteit van het verkeer behorende bij circa 294 campingplaatsen een ernstige verzwaring op zal leveren ten opzichte van het beoogde gebruik door de gebruikers van 76 volkstuinen en dat het dulden van een dergelijke verzwaring niet gevergd kan worden van [eiser] . Een dergelijke verzwaring wordt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geoordeeld.
4.21.De gevorderde verklaring voor recht dat het Plan niet in strijd is met de erfdienstbaarheid en de gevorderde veroordeling van [eiser] om die erfdienstbaarheid na te komen worden dan ook afgewezen.
De Nutserfdienstbaarheid
De Groene Veste stelt dat naast een erfdienstbaarheid van weg ook een nutserfdienstbaarheid is gevestigd op [eiser] ten behoeve van het Achterland.
Ook van deze erfdienstbaarheid heeft [eiser] aangevoerd dat deze niet is gevestigd ten behoeve van het Achterland, maar hiervoor geldt hetzelfde als wat de rechtbank hiervoor in randnummer 4.6 is overwogen en beslist.
Er is een nutserfdienstbaarheid gevestigd welke het volgende inhoudt: dat ten laste en ten behoeve van alle voormelde perceelsgedeelten op gelijke wijze als gemeld het recht wordt gevestigd tot het aansluiten op en gebruiken van alle algemene voorzieningen, inrichtingen, leidingen en anderszins welke in, aan of op het bij deze verkochte worden aangebracht.
De Groene Veste heeft voor de uitoefening van deze erfdienstbaarheid een beroep gedaan op de inhoud van de akte van 6 juli 1989 (hiervoor onder 2.8) en met name op de volgende bedingen die in die akte zijn vermeld:
4. Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zal/zullen geen direct gebruik mogen maken van de ten behoeve van voormeld recreatiepark “ [eiser] ” bestaande voorzieningen, anders dan om nutsvoorzieningen te creëren ten behoeve van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark.
5. (…)
6. Verkoopster garandeert dat kopers de water- en elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van het bij deze verkochte, danwel het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, volledig zullen kunnen en mogen aansluiten op de voor het recreatiepark “ [eiser] ” aanwezige nutsvoorzieningen, waarbij overigens de kosten van kabels en overige aansluitingen, waaronder de kosten van installatie van (een) verdeelkast(en) op het bij deze verkochte, geheel en alleen voor rekening van de kopers zullen komen.
7. Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg.
Zij stelt dat deze bedingen namens [eiser] in die akte zijn aanvaard door de heer [betrokkene 6] directeur van Dutch Building Management B.V. als mondeling lasthebber van en waarnemer van de belangen van [eiser] .
4.23. [eiser] heeft aangevoerd dat zij op basis van deze erfdienstbaarheid uitsluitend hoeft te dulden dat ten behoeve van het Achterland leidingen worden aangesloten op de bij haar bestaande leidingen, maar dat de erfdienstbaarheid De Groene Veste niet het recht geeft om nieuwe leidingen aan te leggen op het terrein van [eiser] zonder toestemming van [eiser] . Voor zover De Groene Veste zich voor haar vordering baseert op de akte van 6 juli 1989 heeft [eiser] gesteld dat zij daar niet aan is gebonden omdat zij bij die akte geen partij was.
4.24.De rechtbank leest de bedoelde akte uit 1989 aldus dat [betrokkene 6] als lasthebber voor [eiser] genoemde bepalingen als kettingbedingen heeft aanvaard niet als verplichtingen van [eiser] . De Groene Veste kan op de inhoud van die akte dan ook geen beroep doen op nakoming ten opzichte van [eiser] .
Als de tekst van erfdienstbaarheid uit de akte van november 1982 letterlijk wordt uitgelegd betekent dit inderdaad dat De Groene Veste ten behoeve van het Achterland het recht heeft om de voor haar aansluiting op de nutsvoorzieningen benodigde leidingen aan te sluiten op de bestaande voorzieningen op [eiser] .
Mogelijk zal het er in de praktijk op neerkomen dat het nodig is dat ten behoeve van de aansluiting van het Achterland op de nutsvoorzieningen leidingen aangebracht moeten worden op of in de grond toebehorende aan [eiser] en dat [eiser] dat zal moeten dulden.
Dit betekent evenwel niet dat het De Groene Veste vrij staat om dergelijke voorzieningen te laten aansluiten zonder [eiser] daarvan tijdig van tevoren in kennis te stellen of haar plannen terzake tegen de wil van [eiser] door te drukken. De Groene Veste kan een bepaalde aanspraak doen gelden, maar zij dient zich te realiseren dat zij niet als eigenaar over de grond van [eiser] kan beschikken en dat zij in overleg met [eiser] zal moeten opereren.
4.26.Nu de vordering van De Groene Veste alleen is ingestoken om een verklaring voor recht te verkrijgen dat het Plan niet in strijd is met (onder meer) de nutserfdienstbaarheid en een veroordeling van [eiser] tot nakoming van de nutserfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan is deze vordering in het licht van de overige obstakels bij de uitvoering die in dit vonnis naar voren komen te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
Schadevergoeding
4.27.In de eerste plaats vordert De Groene Veste veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 16.500,-. Zij stelt dat zij deze kosten heeft moeten maken om de strook grond langs de sloot aan de zijde van [eiser] welke strook haar eigendom is, te laten opruimen. Zij verklaart dat [eiser] op die strook afval stortte en troep opsloeg en ondanks verzoeken en sommaties niet bereid was om dit op te ruimen.
4.28. [eiser] verklaart dat de factuur waarop De Groene Veste zich beroept ziet op het verwijderen van puin, C hout, oude caravans en aanhangers en stelt dat zij hiermee niet bekend is en dat De Groene Veste bij haar alleen heeft geklaagd over ‘groenvuil’. Verder voert zij aan dat zij De Groene Veste heeft verwezen naar de betreffende bewoners van [eiser] voor eventuele vuilstort omdat zij stelt als VvE niet aansprakelijk te zijn voor het handelen van individuele leden.
4.29.De rechtbank is van oordeel dat, omdat De Groene Veste niet heeft onderbouwd dat zij (bewoners van) [eiser] heeft verzocht en gesommeerd om het afval te verwijderen van de strook grond, wordt geoordeeld dat er geen sprake is van verzuim zodat De Groene Veste deze kosten niet kan doorberekenen aan [eiser] . Dit deel van haar vordering wordt afgewezen.
4.30.De Groene Veste stelt verder dat zij schade heeft geleden doordat [eiser] de erfdienstbaarheid van weg en de nutserfdienstbaarheid niet is nagekomen. Zij stelt dat doordat [eiser] actief de aanleg van nutsvoorzieningen dwarsboomt zij extra kosten heeft gemaakt en is gestoord in haar bedrijfsvoering waardoor oplevering van de camping wordt vertraagd. Zij vordert een verklaring voor recht dat [eiser] tekort geschoten is in het nakomen van de erfdienstbaarheid en de nutserfdienstbaarheid en een veroordeling van [eiser] tot schadevergoeding nader op te maken bij staat. Zij stelt dat zij de schade op dit moment nog niet kan overzien.
4.31. [eiser] betwist dat De Groene Veste schade lijdt als gevolg van vertraging van de oplevering van de camping. Zij wijst er op dat De Groene Veste nog niet beschikt over een omgevingsvergunning om de camping te realiseren. Zij voert aan dat De Groene Veste dacht dat er een omgevingsvergunning was afgegeven voor het door haar aangekocht perceel, maar die vergunning was jaren geleden al vernietigd door de Raad van Staten en eerdere aanvraag van De Groene Veste voor een omgevingsvergunning is afgewezen, waarna zij een nieuwe aanvraag heeft ingediend op welke aanvraag nog niet is beslist. Zij stelt dat er dus geen sprake is van vertraging bij de aanleg van nutsvoorzieningen.
4.32.Zoals hiervoor reeds is overwogen kan niet worden geoordeeld dat [eiser] toerekenbaar tekort geschoten is bij het nakomen van de erfdienstbaarheden. Bovendien is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 25 maart 2022 gebleken dat De Groene Veste nog altijd niet over de benodigde omgevingsvergunning beschikt. Bij die stand van zaken valt niet in te zien dat De Groene Veste schade heeft geleden in verband met een latere oplevering van de camping en dat deze schade aan [eiser] toe te rekenen valt. Dit deel van haar vorderingen wordt afgewezen.
Perceel AB 670
4.33.Ten slotte vordert De Groene Veste een verklaring voor recht dat het haar vrijstaat het perceel AB 670 naar eigen inzicht in te richten en haar onbezwaarde eigendomsrecht daarover uit te voeren, vrij van erfdienstbaarheden en andere beperkte rechten.
4.34. [eiser] heeft aangevoerd dat AB 670 onderdeel is van de dijk rond de ringvaart [plaats 1] en feitelijk al sinds decennia de inrit vormt vanaf de openbare weg naar [eiser] . Zij heeft benadrukt dat het De Groene Veste dan ook niet vrij staat om dit altijd toegestane gebruik te beëindigen of de toestemming in te trekken, noch om dit gebruik als toegang naar de openbare weg te beperken of te verhinderen. Zij heeft er op gewezen dat De Groene Veste bij een dergelijke actie ook geen belang heeft, anders dan om dit als drukmiddel te gebruiken om haar zin te krijgen voor de uitvoering van het Plan.
4.35.De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat perceel AB 670 eigendom is van De Groene Veste en dat dit perceel feitelijk de inrit vormt tot [eiser] en daarmee ook tot de toegangsweg naar het Achterland over [eiser] . De Groene Veste heeft niet weersproken dat dit perceel ook altijd als inrit naar [eiser] is gebruikt. Uiteraard is het De Groene Veste als eigenaar van het perceel toegestaan dit perceel in te richten zoals zij dat wenst, maar gelet op het jarenlange bestendige gebruik van dit perceel als inrit vanaf de openbare weg tot [eiser] is het haar niet toegestaan om de doorgang voor bewoners van [eiser] te beperken of te verhinderen. Gelet op hetgeen De Groene Veste in randnummer 79 van de conclusie van antwoord heeft aangevoerd en waarin zij meedeelt dat onomstotelijk blijkt dat zij niet gehouden is medewerking te verlenen of gehouden is om onbevoegden toegang te verschaffen tot het Voorland kan niet worden uitgesloten dat De Groene Veste met de door haar gevorderde verklaring voor recht een verborgen agenda voor ogen heeft en de bestaande situatie wenst te gebruiken om haar zin door te drijven bij [eiser] . Dit zal slechts leiden tot mogelijk nieuwe geschillen tussen partijen. Daarvoor is een verklaring voor recht niet bedoeld. Om die reden wordt haar vordering afgewezen.
4.36.Uit hetgeen is overwogen en beslist volgt dat alle vorderingen van De Groene Veste worden afgewezen. De Groene Veste wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.252,00 (4 punten à € 563,00) aan salaris advocaat.
in conventie
Wie is eigenaar van de strook grond langs de sloot aan de kant van [eiser] ?
Ten tijde van de discussie over de hiervoor genoemde erfdienstbaarheden heeft De Groene Veste zich op het standpunt gesteld dat een strook grond, gelegen aan de kant van [eiser] langs de sloot die [eiser] en het Achterland fysiek scheidt, haar eigendom is. Zij stelt dat de kadastrale erfgrens tussen beide percelen is gelegen ongeveer 3 meter vanaf de slootkant aan de kant van [eiser] .
Bij de toegang naar het Achterland heeft zij in het kader van deze discussie een schutting geplaatst om de strook grond vanaf dat punt ontoegankelijk te maken voor [eiser] . Op 18 januari 2019 heeft het Kadaster op verzoek van De Groene Veste een grensreconstructie gedaan.
4.38. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de strook grond gelegen tussen de sloot en de erfgrens van haar perceel tot het punt waar de weg aansluit op het Achterland, dan wel dat zij door verkrijgende verjaring te goeder trouw danwel te kwader trouw eigenaar is geworden van die strook grond. Zij verklaart dat zij er altijd van is uitgegaan dat haar perceel tot de sloot reikte en dat zij de strook en de sloot ook altijd heeft onderhouden.
4.39.De Groene Veste stelt dat zij eigenaar van de bewuste strook is en dat zij van plan is die strook te gebruiken voor het aangelegd houden van een groenstrook en voor het onderhoud van de sloot, welke bedoeling volgens haar ook volgt uit de akten. Zij verklaart dat het Kadaster in haar opdracht op 18 januari 2019 een relaas van bevindingen heeft opgemaakt en dat daaruit onomstotelijk blijkt dat de erfgrens is gelegen circa 3 meter uit de sloot en dat de strook onderdeel uitmaakt van het Achterland.
4.40.De rechtbank overweegt als volgt. Het gaat hier om een strook grond, gelegen langs de sloot aan de kant van [eiser] . Door [eiser] is gesteld dat De Groene Veste zich feitelijk op eigendom van de strook grond is gaan beroepen als wisselgeld in de discussie over de erfdienstbaarheden en deze stelling komt de rechtbank, gelet op de opstelling van De Groene Veste in deze procedure, niet geheel ondenkbaar voor.
De betreffende sloot vormt een natuurlijke grens tussen de beide percelen.
In de notariële akte verleden op 6 juli 1989 in welke akte de eigendom van het Achterland door Dutch Building Management B.V. is overgedragen aan [betrokkene 4] c.s., is onder meer het volgende vermeld:
Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg (onderstreping rechtbank).
4.42.Vooropgesteld wordt dat [eiser] bij deze akte geen partij is geweest, maar uit de hiervoor aangehaalde tekst volgt dat de bij deze transactie betrokken partijen indertijd bedoeld hebben met de sloot een scheiding aan te brengen tussen het Voor- en het Achterland. Vervolgens is de sloot aangelegd op de plaats die partijen bij die akte in die tijd als de erfgrens voor ogen stond. De aanduiding dat deze sloot tenminste 2 meter vanaf de erfgrens van de genoemde kavels moest worden gerealiseerd betekent nog niet dat daarmee op die plek een (juridische) erfgrens overeengekomen is. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst van de akte dat er van moet worden uitgegaan dat de erfgrens tussen [eiser] en het Achterland sinds het realiseren van de sloot door het midden van de sloot loopt en dat de strook grond gelegen aan de kant van [eiser] eigendom is van [eiser] .
4.43.De omstandigheid dat het Kadaster op 18 januari 2019 in opdracht van De Groene Veste een grensreconstructie heeft gedaan en daarbij heeft aangegeven dat de erfgrens kadastraal gezien op een andere plek loopt, te weten drie meter voorbij de sloot gezien vanaf de kant van het Achterland, maakt dit oordeel niet anders.
4.44.Zelfs als er van zou moeten worden uitgegaan dat de strook grond indertijd geen eigendom van [eiser] is geworden, geldt dat niet is gesteld of gebleken dat vanaf de aanleg van de sloot ooit door een eigenaar van het Achterland aan [eiser] is meegedeeld dat de erfgrens feitelijk niet op de juiste plek was aangelegd en dat zij aanspraak maakte op de strook grond gelegen aan de kant van [eiser] . Nu onvoldoende is betwist dat [eiser] aan haar kant de strook en de sloot altijd heeft onderhouden hetgeen als bezitsdaad kan worden aangemerkt, moet het er in dat geval voor worden gehouden dat, gelet op de datum van de notariële akte, de bewuste sloot uiterlijk per 1 januari 1990 was aangelegd. Doordat er vervolgens gedurende 20 jaar geen beroep is gedaan op eigendom van die bewuste strook grond door een eigenaar van het Achterland, zou [eiser] dan op grond van het bepaalde in artikel 3:105 eerste lid BW juncto artikel 3:306 BW door het verstrijken van een termijn van 20 jaar door bevrijdende verjaring eigenaar geworden zijn van de strook grond.
4.45.Ook de stelling van De Groene Veste dat bewoners van [eiser] voorafgaande aan en na de koop aan De Groene Veste gevraagd hebben of ze bereid zou zijn (een deel van ) de strook aan hen te verkopen maakt een en ander niet anders. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt immers dat [eiser] steeds eigenaar is geweest van de strook, dan wel dit in ieder geval vanaf 1 januari 2010 is geworden.
4.46.De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de strook grond kan worden toegewezen.
De gevorderde verwijdering van de schutting
4.47.De vordering van [eiser] om De Groene Veste te veroordelen de grensoverschrijdende schutting bij de toegangsweg tussen de percelen langs de strook grond te verwijderen kan, gelet op het hiervoor gegeven oordeel over de eigendom van de strook grond, eveneens worden toegewezen. De hierna te vermelden termijn voor nakoming komt de rechtbank daarbij redelijk voor.
4.48.De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als prikkel tot nakoming, maar de rechtbank ziet aanleiding de dwangsom te matigen en te maximeren.
De gevorderde verwijdering van de mantelbuis
[eiser] vordert verwijdering van de door Alliander aangebrachte mantelbuis. Deze mantelbuis voor de aansluiting van (kracht)stroom voor bouwwerkzaamheden op het Achterland is in opdracht van De Groene Veste medio 2019 door Alliander aangebracht. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd zonder overleg met of instemming van [eiser] . [eiser] heeft hiertegen geprotesteerd en heeft de verdere uitvoering van de graafwerkzaamheden onmogelijk gemaakt doordat een of meer bewoners van [eiser] voor de graafmachine is/zijn gaan staan. Na inschakeling van de politie zijn de werkzaamheden op aanraden van de politie stil gelegd.
Na overleg tussen Liander en de VvE van [eiser] heeft Liander aan De Groene Veste laten weten dat [eiser] in haar recht stond, omdat anders dan Liander dacht, de werkzaamheden waren uitgevoerd op eigen grond van [eiser] en niet op openbare grond. Liander heeft De Groene Veste laten weten dat een permanente aansluiting kan worden aangevraagd als een huisnummerbesluit is genomen.
Zoals hiervoor in randnummer 4.25 is overwogen en beslist is er een nutserfdienstbaarheid gevestigd op [eiser] ten behoeve van het Achterland.
Niet kan dan ook worden uitgesloten dat het in de toekomst voor de aansluiting van het Achterland op de nutsvoorzieningen alsnog noodzakelijk zal zijn dat een mantelbuis voor de leverantie van stroom zal worden aangebracht onder het perceel van [eiser] . In het licht van die situatie is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd wat haar belang is bij de door haar gevorderde verwijdering van de mantelbuis. Dit deel van haar vordering wordt afgewezen.
Het verbod tot plaatsen van bouwwerken, hekwerken of andere objecten
4.51. [eiser] heeft daarnaast nog een verbod gevorderd aan De Groene Veste om bouwwerken, hekwerken of andere objecten te plaatsen aan de zijde van de sloot van [eiser] . [eiser] heeft echter onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat De Groene Veste tot het plaatsen van dergelijke objecten zal overgaan, ook nadat in dit vonnis is bepaald dat de eigendom van de strook grond bij [eiser] ligt. Daarom wordt dit deel van haar vordering afgewezen.
De Groene Veste zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
dagvaarding € 106,47
vastrecht € 656,00
salaris advocaat € 1.126,00
Totaal € 1.888,47 (2 punten à € 563,00).
4.53.De gevorderde vergoeding voor nakosten, alsmede de over deze kosten gevorderde wettelijke rente, zijn eveneens toewijsbaar.
De rechtbank
in conventie
5.1.verklaart voor recht dat [eiser] eigenaar is van de strook grond gelegen tussen de sloot en de erfgrens van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] AB 567, thans kadastraal behorend bij het kadastrale perceel [plaats 1] AB 2228, tot het punt waar de weg aansluit op het laatstgenoemde perceel;
5.2.veroordeelt De Groene Veste om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de door haar grensoverschrijdend geplaatste schutting te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat De Groene Veste daarmee na ommekomst van genoemde termijn en betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 7.000,-;
5.3.veroordeelt De Groene Veste tot betaling van € 1.888,47 aan proceskosten;
5.4.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.wijst het gevorderde af;
5.7.veroordeelt De Groene Veste tot betaling van € 2.252,00 aan proceskosten;
5.8.verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie voorts:
5.9.veroordeelt De Groene Veste in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 246,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van algehele betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.n
type: 1155 coll: