Tussenvonnis. Ambtshalve toetsing. Schadevergoeding wegens het niet tijdig inleveren van het voertuig. Artikel 6 sub 5 van de Algemene Voorwaarden Verhuur- en Deelautobedrijven BOVAG wordt vermoed oneerlijk te zijn.
Rechtbank Noord-Holland 16 July 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:14260
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16-05-2025
Datum publicatie
16-07-2025
Zaaknummer
10573775 CV EXPL 23-3933
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Verstek
ECLI:NL:RBNHO:2023:14260text/xmlpublic2025-07-16T12:00:142025-05-16Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Noord-Holland2023-11-2910573775 CV EXPL 23-3933UitspraakVerstekTussenuitspraakNLHaarlemCiviel recht; VerbintenissenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2023:14260text/htmlpublic2025-07-07T10:54:262025-07-16Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBNHO:2023:14260 Rechtbank Noord-Holland , 29-11-2023 / 10573775 CV EXPL 23-3933 Tussenvonnis. Ambtshalve toetsing. Schadevergoeding wegens het niet tijdig inleveren van het voertuig. Artikel 6 sub 5 van de Algemene Voorwaarden Verhuur- en Deelautobedrijven BOVAG wordt vermoed oneerlijk te zijn.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND Handel, Kanton en Insolventie
Uitspraakdatum: 29 november 2023 Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van: de besloten vennootschap
Autoverhuurbedrijf Middelbeek B.V.
gevestigd te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: D.G. van Hooff tegen
[gedaagde]
zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar met briefadres te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen 1Het procesverloop1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend. 2De beoordeling2.1. De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 3.822,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.290,35 vanaf 25 mei 2023. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. 2.2. De eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij met de gedaagde partij twee overeenkomsten tot de verhuur van een motorvoertuig heeft gesloten. Het betreft een overeenkomst op 13 juni 2022 voor de verhuur van een Ford Puma met het kenteken [kenteken] en een overeenkomst op 29 juni 2022 voor de verhuur van een Ford Ecosport met het kenteken [kenteken 2] . 2.3. De vordering is gebaseerd op twee overeenkomsten tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677). 2.4. De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft immers nagelaten een toelichting te geven op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230l BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. 2.5. Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. De eisende partij zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de informatieplichten, zoals hiervoor bedoeld in 2.3.
Overige vorderingen 2.6. De eisende partij heeft ten aanzien van de huurperiode van de Ford Puma een bedrag van € 102,68 (604 x € 0,17) aan vergoeding te veel gereden kilometers gevorderd. Ook vordert zij kosten voor het aftanken van het voertuig voor een bedrag van € 72,75 (37,50 liter x € 1,94) en het eigen risico van € 350,00 dat is doorbelast wegens schade aan de Ford Puma. Voor de huur van de Ford Ecosport vordert de eisende partij de schade voor het ophalen en verslepen van het voertuig. Dit bedrag bestaat uit € 41,32 voor het arbeidsloon en € 123,97 voor de sleepwagen. Daarnaast vordert zij het eigen risico van € 350,00 wegens schade en vordert zij de schoonmaakkosten van € 100,00 wegens het roken in het voertuig. De eisende partij heeft deze vorderingen gebaseerd op de overeenkomst. Dit komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze vorderingen in beginsel toewijsbaar zijn.
Beroep op de algemene voorwaarden, algemeen 2.8. De eisende partij beroept zich verder op de toepasselijke algemene voorwaarden. De gedaagde partij is een consument. Volgens vaste Europese rechtspraak is de Nederlandse rechter ambtshalve gehouden te toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals een beding in algemene voorwaarden, als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) (zie onder andere HvJEU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341). 2.9. Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter moet deze toets (onder andere) verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval. Ingevolge artikel 3 lid 3 van de richtlijn kunnen als oneerlijk worden aangemerkt bedingen die zijn opgenomen in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de blauwe lijst). Tot die bedingen behoort het beding (artikel 1 aanhef en onder e) dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt voorts: “In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. (...)”. Daghuur 2.10. De eisende partij vordert ten aanzien van de huur van de Ford Ecosport de geleden schade wegens het niet tijdig inleveren van het voertuig. Zij baseert deze vordering op artikel 6 sub 5 van de Algemene Voorwaarden Verhuur- en Deelautobedrijven Bovag. In dit artikel is onder meer opgenomen: “Indien de huurder het voertuig niet op tijd inlevert, mag de verhuurder de huurder 20% van de daghuurprijs in rekening brengen voor elk uur dat het voertuig te laat terug komt. Na overschrijding van vijf uur kan per dag tot 1 ½ keer de daghuurprijs in rekening worden gebracht. (…)” 2.11. De eisende partij stelt dat gedaagde partij het voertuig niet tijdig heeft teruggebracht. Het voertuig is 17 dagen na afloop van de huurperiode terug gekomen. De eisende partij heeft in die periode het voertuig niet kunnen verhuren aan een ander en zij stelt dat zij om die reden een bedrag van € 1.683,04 aan schade heeft geleden. De eisende partij heeft echter niet toegelicht en onderbouwd hoe dit bedrag is opgebouwd. 2.12. De eisende partij heeft ook niet voldoende toegelicht waar het percentage dat wordt berekend over de daghuur op is gebaseerd en wanneer sprake is van meer dan 20% tot 150% van de daghuur. Het beding is daarmee (mogelijk) niet duidelijk en begrijpelijk opgesteld, zoals vereist op grond van artikel 5 van de richtlijn. Het gevolg daarvan is dat de gedaagde partij niet op voorhand in staat is gesteld om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen te voorzien die voor haar uit dit beding voortvloeien. Gelet hierop wordt dit beding vermoed oneerlijk te zijn. De eisende partij dient zich uit te laten waarom het beding in de gegeven omstandigheden al dan niet oneerlijk is. Conclusie 2.13. De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven ten aanzien van de rechtsoverwegingen 2.5, 2.11 en 2.12. 2.14. Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden. 3De beslissing De kantonrechter: 3.1. beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van 3 januari 2024 de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen; 3.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter