vonnis
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in incident van 17 juli 2024
in de zaak met zaaknummer C/15/347678 / HA ZA 24-6 van:
STICHTING CONSUMENTEN COMPETITION CLAIMS,
te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten,
advocaat: mr. J. de Jong en mr. C.C.A. van Rest te Amsterdam,
tegen
SAMSUNG ELECTRONICS BENELUX B.V.,
te Schiphol,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in de incidenten
advocaat: mr. C.E. Schillemans en mr. T.M. Sweerts te Amsterdam.
en
in de zaak met zaaknummer C/15/351200 / HA ZA 24-193 van:
STICHTING EERLIJKE PRIJZEN & MARKTWERKING,
te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten,
advocaat: mr. D.M. Linders, mr. K.E.L. van Haastrecht, mr. A.L.M. Bakhuis en mr. J.G.H.M. van den Biggelaar te Amsterdam,
tegen
te Schiphol,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in de incidenten,
advocaat: mr. C.E. Schillemans en mr. T.M. Sweerts te Amsterdam.
Partijen zullen hierna CCC, Samsung en STEP genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
de rolbeslissing van 24 april 2024 en de daarin genoemde stukken;
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring (artikel 210 Rv) en aanhouding (artikel 208 Rv);
de brief van 14 juni 2024 van CCC;
de brief van 18 juni 2024 van Samsung;
de conclusie van antwoord in het aanhoudingsincident en het vrijwaringsincident van CCC;
de conclusie van antwoord in incident van STEP.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in de incidenten.
Samsung vordert, samengevat, dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident tot vrijwaring (hierna: het vrijwaringsincident):
Samsung verlof verleent Coolblue B.V., Media Markt Saturn Holding Nederland B.V. en New Retail Company B.V. in vrijwaring te dagvaarden tegen een zittingsdag die gelegen is op een termijn van ten minste vier maanden vanaf de dag van het in dit incident te wijzen vonnis, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen;
bepaalt dat, voor zover de incidentele vordering van Samsung geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld;
in het incident tot aanhouding (hierna: het aanhoudingsincident):
de procedures met zaaknummer C/15/347678 en C/15/351200 (hierna: de hoofdzaak) aan te houden gedurende de looptijd van de procedure bij het CBbn
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb).
een en ander met hoofdelijke veroordeling van CCC en STEP in de kosten van de incidenten te vermeerderen met de wettelijk rente.
2.2.CCC en STEP voeren verweer in het aanhoudingsincident. In het vrijwaringsincident hebben CCC en STEP zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de door Samsung gevraagde termijn (CCC en STEP) en het verzoek tussentijds hoger beroep in te stellen (CCC).
2.3.Op de stellingen van partijen in de incidenten wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.1.Samsung legt aan haar incidentele vordering ten grondslag, samengevat, dat de vorderingen van CCC en STEP in de hoofdzaak zijn gebaseerd op het sanctiebesluit van de ACM van 14 september 2021 en dat Samsung opkomt tegen dat besluit en het besluit op bezwaar van 21 november 2022 (hierna samen: de besluiten), door middel van een hoger beroep bij het CBb tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 november 2023. Volgens Samsung staan de besluiten nog volledig ter discussie in de procedure bij het CBb en kan de gestelde aansprakelijkheid van Samsung niet worden vastgesteld voordat de besluiten onherroepelijk in rechte vaststaan. Daarom moet de hoofdzaak volgens Samsung worden aangehouden. Samsung beroept zich daarbij op het Masterfoodsn
Het arrest van het HvJ van 20 september 2001, zaak C-344/98 (hierna: het Masterfoods-arrest).
Samsung heeft verder aangevoerd dat de hoofdzaak al in dit stadium van de procedure (voorafgaand aan de conclusie van antwoord over de onderwerpen als bedoeld in artikel 1018c lid 5 Rv, kort gezegd: de ontvankelijkheid) moet worden aangehouden, omdat de uitkomst van de CBb-procedure ook van belang is voor de beoordeling van de toepasselijkheid van de WAMCAn
De per 1 januari 2020 werking getreden Wet van 20 maart 2019, Stb. 130, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie, hierna: de WAMCA).
Bovendien betoogt Samsung dat als de besluiten worden vernietigd, CCC en STEP niet-ontvankelijk zullen zijn in de hoofdzaak, omdat in dat geval de gelijksoortigheid ontbreekt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is, zolang het CBb niet anders heeft beslist, dat de besluiten van de ACM geldig zijn.
In het Masterfoods-arrest en artikel 16 lid 1 Verordening (EG) 1/2003n
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. Overweging 57 van het Masterfoods-arrest.
3.4.De rechtbank volgt Samsung niet in haar betoog dat het voorgaande ook geldt voor de besluiten van de ACM en het daartegen gerichte hoger beroep bij het CBb. Artikel 16 lid 1 van Verordening (EG) 1/2003 en het Masterfoods-verweer zijn immers niet van toepassing bij follow-on procedures naar aanleiding van een boetebesluit van een nationale mededingingsautoriteit.
3.5.De enkele stelling van Samsung dat ook ten aanzien van een besluit van een nationale mededingingsautoriteit tegenstrijdige beslissingen zo veel mogelijk moeten worden voorkomen, maakt dit niet anders en rechtvaardigt niet dat de hoofdzaak in dit stadium wordt aangehouden. De hoofdzaak is immers nog niet in staat van wijzen (ook niet ten aanzien van de ontvankelijkheid), zodat reeds daarom geen gevaar te duchten is voor tegenstrijdigheid met de uitkomst van het beroep tegen (niet onherroepelijke) besluiten van de ACM.
3.6.Dat de beslechting van de ontvankelijkheidsvraag (volledig) afhangt van de geldigheid van het besluit van de ACM, wordt betwist. CCC en STEP hebben namelijk aangevoerd dat ook als de besluiten in de procedure bij het CBb geen stand houden, de WAMCA temporeel van toepassing is en zij ontvankelijk zijn in de hoofdzaak, omdat ook in dat geval sprake is van een enkele voortdurende inbreuk en gelijksoortigheid van de vorderingen. Volgens CCC is bovendien tevens sprake van een stand alone-vordering.
3.7.De rechtbank is van oordeel dat de door Samsung verlangde aanhouding van de procedure voorafgaand aan de conclusie van antwoord over de ontvankelijkheid, in strijd is met beginselen van goede procesorde, waaronder het beginsel van doeltreffendheid. Deze beginselen strekken er (mede) toe te voorkomen dat procedures onnodig lang voortslepen. De rechter dient volgens artikel 20 Rv te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Hierbij weegt ook mee dat vooralsnog onduidelijk is wanneer het CBb uitspraak zal doen. Samsung stelt dat een einduitspraak van het CBb in 2025 mogelijk is, maar daarover bestaat op dit moment onvoldoende zekerheid.
3.8.Het door Samsung aangevoerde belang bij aanhouding in dit stadium van de procedure – dat er kort gezegd op neer komt dat van haar niet kan worden gevergd een debat te voeren, terwijl de besluiten mogelijk zullen worden vernietigd en daardoor procesrechtelijke complicaties kunnen optreden – is onvoldoende grond voor aanhouding, omdat ook de mogelijkheid bestaat dat de besluiten stand houden, in welk geval aanhouding reeds op dit moment tot onredelijke vertraging van de procedure leidt. Tegenover het belang van Samsung bij aanhouding staat het belang van CCC en STEP om juist door te procederen.
3.9.Het voorgaande betekent dat de vorderingen in het aanhoudingsincident op dit moment worden afgewezen.
3.10.Dit neemt niet weg dat aanhouding van de behandeling of een beslissing in de hoofdzaak op grond van goede procesorde in een later stadium van de behandeling wel aan de orde kan zijn. Wanneer meer duidelijkheid bestaat over de procedure bij het CBb ligt het voor de hand dat de zittingsdatum of de datum van de uitspraak in de ontvankelijkheidsfase daarop wordt afgestemd.
3.11.De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4.1.Samsung vordert dat haar verlof wordt verleend om een drietal retailers in vrijwaring op te roepen, die volgens de besluiten van de ACM onderdeel uitmaakten van het verboden kartel, samen met Samsung. Samsung betoogt dat als zij aansprakelijk wordt gehouden, de drie retailers met haar hoofdelijk aansprakelijk zijn en moeten bijdragen in de te betalen schadevergoeding en kosten. Voor zover Samsung meer zou betalen dan haar aandeel, verkrijgt zij een regresvordering tegen de andere hoofdelijk schuldenaren tot de hoogte van hun aandeel, aldus Samsung.
4.2.De rechtbank acht het niet nodig op deze incidentele vordering te beslissen voordat de beslissingen in de ontvankelijkheidsfase worden genomen. Het vrijwaringsincident zal daarom op dezelfde mondelinge behandeling aan de orde komen als de ontvankelijkheid. Het incident wordt daarom naar de rol verwezen voor opgave van verhinderdata (zie 5.6 van dit vonnis).
4.3.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.1.Het voorgaande betekent dat de hoofdzaak naar de rol zal worden verwezen voor conclusie van antwoord van Samsung over de ontvankelijkheid (artikel 1018c lid 5 Rv).
5.2.CCC heeft daartegen aangevoerd dat in de rolbeslissing van 24 april 2024 Samsung al gelegenheid heeft gehad een dergelijke conclusie te nemen, maar dat Samsung die gelegenheid niet heeft benut en in plaats daarvan het aanhoudings- en vrijwaringsincident heeft opgeworpen. Volgens CCC kan in de hoofdzaak daarom direct een mondelinge behandeling worden bepaald over de ontvankelijkheid, zonder conclusie van antwoord daarover van Samsung.
5.3.Dit betoog van CCC slaagt niet. Artikel 210 lid 1 Rv bepaalt een vrijwaringsincident “vóór alle weren op de voor het nemen van de conclusie van antwoord bepaalde roldatum” moet worden ingesteld. Daaruit volgt dat bevoegdheid bestaat om de desbetreffende incidentele vordering in te stellen alvorens ten principale te antwoorden.n
Hof Amsterdam, 6 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:408.
5.4.Samsung heeft verzocht de termijn voor de conclusie van antwoord over de ontvankelijkheid te bepalen op vier maanden. CCC heeft daartegen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal de termijn bepalen op drie maanden.
Financieringsovereenkomsten
5.5.Uit de dagvaardingen blijkt dat CCC en STEP een overeenkomst hebben gesloten met een procesfinancier. De rechtbank acht het van belang dat STEP en CCC deze overeenkomst voorafgaand aan de conclusie van antwoord van Samsung over de ontvankelijk in het geding brengt, zodat Samsung in die conclusie van antwoord (onder andere) kan ingaan op de vraag of CCC en STEP voldoende onafhankelijk zijn van hun procesfinancier en de vraag of zij voldoende financiering hebben om de procedure te kunnen voeren. De rechtbank zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor het in het geding brengen van de financieringsovereenkomsten door CCC en STEP.
Opgave verhinderdata
5.6.Ook zal de rechtbank de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor het opgeven van verhinderdata voor de periode februari tot en met april 2025, voor het bepalen van een mondelinge behandeling over de ontvankelijkheid en over het vrijwaringsincident.
5.7.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De rechtbank
in het aanhoudingsincident
6.1.wijst het gevorderde af;
6.2.houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in het vrijwaringsincident
6.3.verwijst de zaak naar de rol van 31 juli 2024 voor het opgeven van verhinderdata door alle partijen voor de periode februari tot en met april 2025;
6.4.houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
6.5.verwijst de zaak naar de rol van 23 oktober 2024 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Samsung, over de onderwerpen als bedoeld in artikel 1018c lid 5 Rv;
6.6.verwijst de zaak naar de rol van 31 juli 2024 voor:
het opgeven van verhinderdata door alle partijen voor de periode februari tot en met april 2025;
akte aan de zijde van CCC en STEP met de in 5.5 van dit vonnis genoemde inhoud;
6.7.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs, mr. R.H.C. Jongeneel en mr. W.S.J. Thijs, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.n
type: 1538