Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBNHO:2025:4660

De passagier hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging van Schiphol. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vorderingen van de passagiers worden afgewezen.

Rechtbank Noord-Holland 8 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBNHO:2025:4660 text/xml public 2025-07-08T11:26:09 2025-04-29 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Noord-Holland 2025-04-23 10647284 CV EXPL 23-5102 Uitspraak Bodemzaak NL Haarlem Civiel recht; Verbintenissenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:4660 text/html public 2025-07-08T11:25:46 2025-07-08 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBNHO:2025:4660 Rechtbank Noord-Holland , 23-04-2025 / 10647284 CV EXPL 23-5102
De passagier hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging van Schiphol. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vorderingen van de passagiers worden afgewezen.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 10647284 CV EXPL 23-5102

Uitspraakdatum: 23 april 2025

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
<nr>1</nr> [eiser 1] 2. [eiser 2] 3. [eiser 3] 4. [eiser 4] 5. [eiser 5] 6. [eiser 6] 7. [eiser 7] 8. [eiser 8] 9. [eiser 9]
10. [eiser 10]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind [minderjarige]

eisers

hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers

gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht

United Airlines, Inc.

gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten

gedaagde

hierna te noemen: de vervoerder

gemachtigden: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. B.E. Struijk (Van Traa Advocaten N.V.)

De zaak in het kort

De passagier hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging van Schiphol. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vorderingen van de passagiers worden afgewezen.
<nr>1</nr>Het procesverloop 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding:

- de conclusie van antwoord;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 25 april 2022 als volgt vervoeren:- passagier sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Chicago, Verenigde Staten, naar Tampa, Verenigde Staten, met vluchtcombinatie UA908 en UA2158;- passagier sub 7 en sub 8 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Chicago, Verenigde Staten, naar New Orleans, Verenigde Staten, met vluchtcombinatie UA908 en UA2174;- passagier sub 9 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Chicago, Verenigde Staten, naar New York, Verenigde Staten, met vluchtcombinatie UA908 en UA1720;- passagiers sub 10 en haar minderjarige kind van Amsterdam-Schiphol Airport, via Chicago, Verenigde Staten, naar Orlando, Verenigde Staten, met vluchtcombinatie UA908 en UA2463.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht UA908 van Amsterdam naar Chicago (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn allen met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de verschillende eindbestemmingen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
<nr>3</nr>Het geschil 3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 4.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag van de gehele betaling;- € 853,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen – na vermindering van eis – dat de vervoerder passagier sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon en passagier sub 9 en passagier sub 10 en haar minderjarige kind met een bedrag van € 300,- per persoon.De passagiers hebben bij conclusie van repliek de vorderingen van passagier sub 7 en sub 8 ingetrokken.
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat van dit vonnis af te geven.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden.
<nr>4</nr>De beoordeling 4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

Ontvankelijkheid minderjarige passagier
4.2.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of de passagiers in hun verzoek kunnen worden ontvangen. [minderjarige] was op het moment van het indienen van de dagvaarding niet bekwaam om zelfstandig in rechte op te treden omdat zij minderjarig is. De passagiers hebben niet in de (kop van de) dagvaarding vermeld dat iemand als haar wettelijk vertegenwoordiger optreedt. Bij conclusie van repliek hebben de passagiers wel een machtiging van de kantonrechter aan passagier sub 10 overgelegd om als haar wettelijk vertegenwoordiger op te treden.
4.3.
In beginsel is het aan de passagiers om op de juiste wijze in de dagvaarding aan te geven in welke hoedanigheid zij optreden en is het overleggen van een dergelijke machtiging onvoldoende om aan te nemen dat passagier sub 10 de vordering mede als wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] heeft ingesteld. In dit geval is de vervoerder er in de conclusie van antwoord echter vanuit gegaan dat de passagier sub 10 ook in die hoedanigheid optrad. Voor beide partijen was het daarom duidelijk dat passagier sub 10 al bij dagvaarding mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind optrad.
4.4.
Hierom en vanwege de deformaliseringstendens in de rechtspraak van de Hoge Raad, oordeelt de kantonrechter dat het feit dat in de dagvaarding niet staat vermeld dat passagier sub 10 mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind optreedt, in dit geval niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. De dagvaarding zal daarom als verbeterd worden gelezen, in die zin dat deze is ingediend door passagier sub 10 pro se én in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind. Dit is al in de kop van dit vonnis verwerkt.

Buitengewone omstandigheden
4.5.
Vast staat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemmingen zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.6.
Volgens de vervoerder was er op de datum van de vlucht sprake van lange wachtrijen op Schiphol vanwege een tekort aan beveiligingspersoneel. Daardoor konden niet alle passagiers zich tijdig voor de vlucht melden en moest de vervoerder op de ontbrekende passagiers wachten. Daardoor is de vlucht met een vertraging van 1 uur en 52 minuten vertrokken. Het was niet mogelijk om de vlucht uit te voeren zonder op de ontbrekende passagiers te wachten. In dat geval had de vervoerder immers hun bagage van boord moeten halen. Dit zou evenveel of meer vertraging met zich hebben gebracht. Uiteindelijk is de vlucht met een vertraging van 1 uur en 30 minuten uitgevoerd. Daardoor hebben de passagiers hun verschillende aansluitende vluchten gemist, aldus de vervoerder.
4.7.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren – samengevat – aan dat de vervoerder al ver voor de vluchtdatum bekend was met de problemen op Schiphol. Luchtvaartmaatschappijen hadden regelmatig overleg met Schiphol en waren zelf verantwoordelijk voor het verminderen van het aantal passagiers. Dit heeft de vervoerder onvoldoende gedaan, aldus de passagiers.
4.8.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij wel degelijk allerlei maatregelen heeft genomen om het aantal passagiers dat via Schiphol zou reizen te verminderen. Daarbij heeft hij ook een aantal vluchten geannuleerd. Hij was echter afhankelijk van de door Schiphol opgegeven capaciteit. Hij mocht erop vertrouwen dat hij de vluchten die binnen deze capaciteit vielen ook daadwerkelijk uit kon voeren. Hij kon er geen invloed op uitoefenen dat dit uiteindelijk niet het geval bleek te zijn, aldus de vervoerder.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van de lange wachtrijen op Schiphol. Tussen partijen is slechts in geschil of deze oorzaak geldt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelt dat het beroep hierop van de vervoerder slaagt. Hij heeft voldoende onderbouwd dat de problematiek op Schiphol op de vluchtdatum niet zodanig voorzienbaar was dat de vlucht in kwestie al proactief geannuleerd had moeten worden – nog afgezien van de vraag of dit in het belang van de passagiers was geweest – en dat hij zich steeds aan de taakstellingen van Schiphol tot vermindering van het aantal passagiers heeft gehouden. Daarom leidt dit niet tot de conclusie dat de vervoerder zelf invloed kon uitoefenen op de lange wachtrijen op Schiphol. De vertraging van de vlucht was dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.10.
Vast staat dat de passagiers door deze vertraging hun verschillende aansluitende vluchten hebben gemist. Dit betekent dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemmingen het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Redelijke maatregelen
4.11.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging vanwege van de buitengewone omstandigheden te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed kon uitoefenen op de wachtrijen op Schiphol maar dat hij de passagiers heeft omgeboekt op de snelst mogelijke alternatieve vluchten naar de eindbestemmingen.
4.12.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de vervoerder de vertraging had kunnen beperken door de check-inbalies eerder te sluiten om zo de vertraging te beperken.|
4.13.
De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de vervoerder slaagt. De passagiers hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat het eerder sluiten van de check-inbalies ertoe geleid zou hebben dat de vertraging zou zijn voorkomen en dat zij aldus hun aansluitende vluchten wel zouden hebben gehaald. Niet valt in te zien wat er onder de gegeven omstandigheden meer of anders van de vervoerder kon worden verwacht. Daarom zullen de vorderingen van de passagiers worden afgewezen.
4.14.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.
<nr>5</nr>De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.1.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 678,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.2.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel 7 van de Verordening.

Zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).

Artikel 5 lid 3 van de Verordening.

Zoals bedoeld in artikel 1:349 lid 1 in verbinding met artikel 1:253k van het Burgerlijk Wetboek.

Zie HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1435 en HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881.

Artikel delen