Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBNHO:2025:4740

Luchtvaart. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd omdat zij niet mee mochten vliegen met een vlucht. Zij stellen dat de vervoerder hen de instap heeft geweigerd. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de passagiers zich niet (tijdig) voor het instappen hebben gemeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft hij dit betoog echter onvoldoende onderbouwd. Daarom worde...

Rechtbank Noord-Holland 8 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBNHO:2025:4740 text/xml public 2025-07-08T11:39:39 2025-04-30 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Noord-Holland 2025-04-30 10824305 CV EXPL 23-7841 Uitspraak Bodemzaak NL Haarlem Civiel recht; Verbintenissenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:4740 text/html public 2025-07-08T11:39:13 2025-07-08 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBNHO:2025:4740 Rechtbank Noord-Holland , 30-04-2025 / 10824305 CV EXPL 23-7841
Luchtvaart. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd omdat zij niet mee mochten vliegen met een vlucht. Zij stellen dat de vervoerder hen de instap heeft geweigerd. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de passagiers zich niet (tijdig) voor het instappen hebben gemeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft hij dit betoog echter onvoldoende onderbouwd. Daarom worden de vorderingen van de passagiers toegewezen.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 10824305 CV EXPL 23-7841

Uitspraakdatum: 30 april 2025

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
<nr>1</nr> [eiser 1]
2. [eiser 2] beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]allen wonende te [plaats]

eisers

hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers

gemachtigde: mr. T. Nakshbande (D.A.S. Nederlandse Verzekeringsmaatschappij N.V.)

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht

United Airlines, Inc.

gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten

gedaagde

hierna te noemen: de vervoerder

gemachtigden: mr. R.L.S.M. Pessers en G.D. Baboolal (Van Traa Advocaten)

De zaak in het kort

De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd omdat zij niet mee mochten vliegen met een vlucht. Zij stellen dat de vervoerder hen de instap heeft geweigerd. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de passagiers zich niet (tijdig) voor het instappen hebben gemeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft hij dit betoog echter onvoldoende onderbouwd. Daarom worden de vorderingen van de passagiers toegewezen.
<nr>1</nr>Het procesverloop 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding:

- de conclusie van antwoord;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 25 december 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Houston, Verenigde Staten, naar Auckland, Nieuw-Zeeland, met vluchtcombinatie UA3010 en NZ29.
2.2.
De passagiers zijn niet meegevlogen met vlucht UA3010 van Amsterdam naar Houston (hierna: de vlucht).
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
<nr>3</nr>Het geschil 3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen de instap heeft geweigerd op de vlucht en hen vanwege deze instapweigering moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij betwist dat de passagiers zich voor het instappen hebben gemeld.
<nr>4</nr>De beoordeling 4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Een instapweigering in de zin van de Verordening is een weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, terwijl zij zich wel voor het instappen hebben gemeld. Als aan deze voorwaarden is voldaan en de passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, hebben zij recht op compensatie.
4.3.
De passagiers stellen dat zij zich voor de instap hebben gemeld maar dat medewerkers van de vervoerder hen toen niet konden inchecken op de vlucht omdat hun boeking voor een eerdere vlucht nog niet geannuleerd zou zijn.
4.4.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat uit zijn interne systeem blijkt dat er wel degelijk stoelen zijn toegewezen aan de passagiers. Ook was er voldoende plek op de vlucht. Uit het ‘passenger name record’ blijkt daarnaast dat de passagiers hun bagage hebben ingecheckt op de vlucht maar zich uiteindelijk niet bij het toestel hebben gemeld. Het was aan de passagiers om zich tijdig bij de gate te melden. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder onder meer naar overgelegde schermafbeeldingen van het ‘travel narrative’ en het ‘passenger name record’.
4.5.
De passagiers voeren aan dat zij tijdig in de rij zijn aangesloten op Schiphol. Zij waren ruim drie uur voor vertrek van de vlucht aanwezig op het vliegveld. Daarbij hebben zij zich ruim een half uur voor de geplande vertrektijd gemeld bij de incheckbalie, waar aan hen de instap is geweigerd. Dit omdat, aldus de passagiers, zij nog ‘geboard’ stonden bij hun door de vervoerder geannuleerde, oorspronkelijke vlucht. Vervolgens hebben de passagiers bijna 40 minuten gebeld om de annulering van de stoelen van de door de vervoerder geannuleerde vlucht zelf te regelen. Ter onderbouwing verwijzen zij naar overgelegde whatsappberichten en een schermafbeelding van hun telefoongebruik.
4.6.
De vervoerder betwist dit. Als de passagiers niet konden inchecken, zoals zij stellen, dan hadden zij ook niet hun bagage kunnen inchecken op de vlucht. Uit de schermafbeeldingen blijkt dat er voldoende stoelen waren en dat er ook stoelen waren toegewezen op de vlucht. Zij hebben hun vlucht gemist omdat zij niet tijdig zijn komen opdagen, aldus de vervoerder.
4.7.
Het betoog van de passagiers slaagt. Zij hebben met de door hen overgelegde producties en hun toelichting daarop, voldoende concreet gesteld en onderbouwd dat zij zich (tijdig) voor het inchecken hebben gemeld. Weliswaar volgt uit de documenten van de vervoerder dat hij hen een plaats heeft toegewezen en dat er ook voldoende stoelen voor hen beschikbaar waren op de vlucht, maar daaruit volgt op zichzelf niet dat de vervoerder hen niet de instap heeft geweigerd of dat zij zich niet tijdig voor de instap hebben gemeld. Het door de vervoerder overgelegde ‘passenger name record’ vermeldt ‘PSGR UNSEATED AFTER BAGS CHECKED-IN’. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin dat zij zich niet tijdig voor de instap hebben gemeld. Aan deze beslissing van de vervoerder kunnen immers allerlei redenen ten grondslag hebben gelegen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende gemotiveerd betwist dat de passagiers zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld en hij hen vervolgens de instap op de vlucht heeft geweigerd, nog afgezien van de eventueel daaraan ten grondslag liggende reden. Dit betekent dat de vordering van de passagiers zal worden toegewezen. De wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
<nr>5</nr>De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 8 maart 2023 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:

dagvaarding € 132,42;griffierecht € 244,00;salaris gemachtigde € 476,00;

vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen met rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel 7 van de Verordening.

Artikel 2 aanhef en sub j van de Verordening.

Artikel 4 lid 3 van de Verordening.

Artikel delen