Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar i.v.m. opgelegde last onder dwangsom tot beëindigen lesgeven in bijgebouw. Verzoek toegewezen. Onvoldoende duidelijk dat sprake is van een overtreding. Belangenafweging in voordeel van verzoekers.
Rechtbank Noord-Holland 24 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:6667
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
18-06-2025
Datum publicatie
24-06-2025
Zaaknummer
25/2131
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Bijzondere kenmerken
Mondelinge uitspraak
ECLI:NL:RBNHO:2025:6667text/xmlpublic2025-06-24T15:00:052025-06-18Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Noord-Holland2025-06-1825/2131UitspraakMondelinge uitspraakVoorlopige voorzieningNLAlkmaarBestuursrecht; OmgevingsrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:6667text/htmlpublic2025-06-20T11:44:112025-06-24Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBNHO:2025:6667 Rechtbank Noord-Holland , 18-06-2025 / 25/2131 Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar i.v.m. opgelegde last onder dwangsom tot beëindigen lesgeven in bijgebouw. Verzoek toegewezen. Onvoldoende duidelijk dat sprake is van een overtreding. Belangenafweging in voordeel van verzoekers.
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juni 2025 in de zaak tussen
[verzoeker]
[verzoeker]
, verzoeker,
en
[verzoekster]
, verzoekster,
beiden uit [woonplaats] , tezamen verzoekers
gemachtigde: mr. ing F.A.J. Groenendijk, en het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik gemachtigde: mr. K.L. van der Wal, ambtenaar ten stadhuize. Inleiding en procesverloop In het besluit van 15 april 2025 heeft het college aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd tot het staken en gestaakt houden van het lesgeven in het bijgebouw op hun perceel [perceel] in [plaats] , op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per constatering dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 30.000,-. De begunstigingstermijn heeft het college gesteld op acht weken (dus tot 14 juni 2025). Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij om een voorlopige voorziening verzocht. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam] . Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Beslissing van de voorzieningenrechter De voorzieningenrechter: wijst het verzoek toe; schorst het besluit van 15 april 2025 tot zes weken na de beslissing op bezwaar; bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan eiseres moet vergoeden; veroordeelt het college tot betaling van € 1875,60 aan proceskosten aan eiseres. Gronden van de beslissing 1. Verzoekers hebben het perceel aan de [perceel] in [plaats] in 2024 verworven. Op het perceel is één parkeerplaats. Zij hebben zich toen bij de gemeente georiënteerd op de mogelijkheden tot gebruik van het bijgebouw op het perceel voor het bedrijf van verzoekster. In het bijgebouw op hun perceel geeft verzoekster sedertdien lessen in kruidengeneeskunde. Op 5 maart 2025 heeft een toezichthouder in dienst van de gemeente het bijgebouw bezocht. Verzoekster gaf toen les aan tien personen. Verzoekster heeft aan de toezichthouder verklaard dat zij bedrijfsmatig lesgeeft aan een klas van ongeveer acht tot twaalf personen. Ook heeft zij aangegeven dat van de toen aanwezige groep één persoon diens auto bij het bijgebouw op eigen terrein had geparkeerd en dat twee auto’s op het parkeerterrein bij de nabijgelegen kerk waren geparkeerd. 2. Volgens het college staat het op het perceel toepasselijke bestemmingsplan Dorpskernen III, dat nu onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan gemeente Medemblik, (bedrijfsmatig) lesgeven in de omvang als door eiseres verricht in het bijgebouw toe. Echter, het lesgeven is volgens het college in dit geval toch niet toegestaan, omdat de activiteit nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer zou hebben en in te weinig parkeergelegenheid zou zijn voorzien. De buurt heeft daar volgens verweerder over geklaagd. Daarom is volgens het college sprake van overtreding van artikel 32.5, aanhef en onder d, derde en vierde lid, van het bestemmingsplan, alsmede artikel 4.1 van het voor het perceel ook geldende Paraplu plan parkeren. 3. Ter zitting hebben verzoekers een overeenkomst met de kerk overlegd. De kerk bevindt zich op kleine afstand van hun perceel. In deze overeenkomst zijn verzoekers met het bestuur van de kerk overeengekomen dat zij 10 van de 76 parkeerplaatsen mogen gebruiken voor de lessen. Verzoekers stellen dat daarmee aan de parkeernorm wordt voldaan. 4. De bewijslast dat sprake is van een overtreding ligt bij het college. 5. Mede in het licht van de overeenkomst met de kerk, heeft het college in het bestreden besluit onvoldoende overtuigend onderbouwd, dat verzoekers niet hebben voorzien in voldoende parkeergelegendheid. Dat er overlast is voor de buurt, of dat de activiteit nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft, is voorts in het geheel niet onderbouwd, zodat mogelijke andere gronden voor de conclusie dat sprake is van met het omgevingsplan strijdig gebruik ook niet aannemelijk is geworden. Kortom, dat sprake is van een overtreding heeft het college tot heden onvoldoende overtuigend aannemelijk gemaakt. 6. Het college heeft geen ander – specifiek – belang gesteld dan het algemene belang dat is gediend met het handhavend optreden. Daartegenover staat dat het belang van met name verzoekster om te kunnen blijven lesgeven en in ieder geval dit cursusjaar af te kunnen maken, groot is. 7. Gelet op voorgaande is het belang van verzoekers bij schorsing van het besluit groter dan het belang van verweerder bij handhaving van het besluit. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom toe. De voorzieningenrechter schorst de werking van het bestreden besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verzoekers tot dat moment in elk geval geen dwangsommen kunnen verbeuren. In bezwaar kan het college nog nader onderzoeken of al dan niet sprake is van een overtreding en oplegging van een last al dan niet gerechtvaardigd is. 8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht vergoeden. Verzoekers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en is ter zitting verschenen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1814,-. Ook hebben verzoekers reiskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze vergoeding wordt bepaald naar een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse, ofwel voor een retour Andijk - Haarlem tot een bedrag van € 30,80. Voor verzoekers samen bedragen deze kosten dus € 61,60. Verzoekers hebben ook nog gevraagd om vergoeding van verletkosten, maar dat verzoek niet toereikend nader onderbouwd. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek op dat punt af. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025. griffier voorzieningenrechter Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Wat de echte en volledige (voor)namen van verzoekers zijn, is, in strijd met artikel 6.5, eerste lid, aanhef en onder a, Awb niet duidelijk geworden.