Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBNHO:2025:7810

De rechtbank onderschrijft het op de zitting gewijzigde standpunt van de GI met betrekking tot het perspectief.

Rechtbank Noord-Holland 21 August 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBNHO:2025:7810 text/xml public 2025-08-21T08:39:24 2025-07-10 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Noord-Holland 2025-06-19 357731 JU RK 24-1492 Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig NL Alkmaar Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:7810 text/html public 2025-08-21T08:38:59 2025-08-21 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBNHO:2025:7810 Rechtbank Noord-Holland , 19-06-2025 / 357731 JU RK 24-1492
De rechtbank onderschrijft het op de zitting gewijzigde standpunt van de GI met betrekking tot het perspectief.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht

Locatie Alkmaar

Zaaknummer: C/15/357731 / JU RK 24-1492

Datum uitspraak: 19 juni 2025

Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

hierna te noemen: de GI,

gevestigd te Alkmaar,

over

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,

hierna te noemen [de minderjarige] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende in [plaats] ,

[de vader] ,

de stiefvader van [de minderjarige]

hierna te noemen: de vader,

wonende in [plaats] ,

hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,

en

[de grootmoeder moederszijde] ,

hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde (mz),

wonende in [plaats] .
<nr>1</nr>Het verloop van de procedure 1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

de beschikking van deze rechtbank van 12 december 2024 en de daarin genoemde stukken;

de brief met bijlagen, waaronder het perspectiefbesluit, van de GI van 2 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:

- de moeder;

- de vader;

de grootmoeder (mz);

de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

De moeder heeft op de zitting spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens de zitting heeft de voorzitter – met instemming van [de minderjarige] – een deel samengevat van wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
<nr>2</nr>De feiten 2.1.
De moeder en de grootmoeder (mz) zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft sinds mei 2021 bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 22 december 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling steeds is verlengd, meest recent - zoals ook wordt overwogen onder 2.5. - bij beschikking van 12 december 2024, tot 22 december 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 december 2021 ook een machtiging

verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ( [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] ), welke machtiging steeds is verlengd, meest recent bij beschikking van 12 december 2024, tot 22 juni 2025.
2.5.
Bij genoemde beschikking van de kinderrechter van 12 december 2024 is de beslissing op het meer verzochte (de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van 22 juni 2025 tot 22 december 2025) aangehouden. De GI is verzocht om uiterlijk op 30 mei 2025 informatie te overleggen over de stand van zaken rondom [de minderjarige] , met daarbij zo nodig de uitkomst van het Terug Naar Huis Onderzoek (TNHO), en om aan te geven of het verzoek wordt gehandhaafd. In deze beschikking is overwogen:

Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [de minderjarige] krijgt bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] de stabiliteit, begeleiding en zorg die hij nodig heeft en de kinderrechter acht het noodzakelijk dat deze plaatsing gedurende het TNHO wordt gecontinueerd. Op dit moment is immers nog niet duidelijk of [de minderjarige] uiteindelijk weer

volledig of deels thuis kan wonen. Daarnaast is ook niet duidelijk wat het standpunt van de ouders hierover is. De GI heeft ter zitting aangegeven dat het TNHO nog maximaal vier maanden zal duren. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing op het meer verzochte aan te houden.
<nr>3</nr>Het verzoek en standpunt ten aanzien van het perspectief
brief van de GI van 2 april 2025
3.1.
De GI heeft de rechtbank bij brief van 2 april 2025 bericht dat het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, te weten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen tot 22 december 2025. Hiernaast heeft de GI de ouders op 2 april 2025 een brief gestuurd waarin de GI aan hen te kennen heeft gegeven dat de GI vindt dat het perspectief van [de minderjarige] niet (meer) volledig bij de ouders ligt en dat daarom in het kader van de ondertoezichtstelling niet meer aan thuisplaatsing zal worden gewerkt. De GI baseert zich hierbij op het verrichte Terug Naar Huis Onderzoek. [de minderjarige] zal in de visie van de GI elk weekend en elke week één doordeweekse dag bij de ouders verblijven en voor het overige op de [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . De GI heeft dit perspectiefbesluit – kort gezegd – genomen omdat [de minderjarige] , mede gezien zijn gedragsproblematiek, thuis te weinig structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid krijgt. [de minderjarige] krijgt die structuur wel op [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] en het is daarom goed dat hij daar deels naartoe blijft gaan.

standpunt op de zitting
3.2.
Op de zitting heeft de GI na bespreking van de inhoud van en aanleiding voor het perspectiefbesluit aangegeven niet langer achter voornoemd perspectiefbesluit te staan. Dit perspectiefbesluit is onder druk - door een roep om duidelijkheid - tot stand gekomen. Enerzijds werd deze druk vanuit de rechtbank en de (bij de GI werkzame) gedragswetenschapper gevoeld en anderzijds werd [de minderjarige] duidelijkheid gegund. De GI wil de komende tijd echter juist graag aan een zorgvuldige thuisplaatsing gaan werken. De ouders hebben goede stappen gezet en de GI zou voor [de minderjarige] bij de huidige stand van zaken ook geen eerste verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing doen. In de verzochte termijn voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wil de GI samen met de ouders en de grootmoeder (mz) bezien op welke manier het verblijf van [de minderjarige] bij de ouders thuis gefaseerd kan worden uitgebreid.
<nr>4</nr>De standpunten
De ouders
4.1.
De ouders zijn blij met het op de zitting gewijzigde standpunt van de GI. Zij waren het niet eens met het op 2 april 2025 genomen perspectiefbesluit. Dit besluit kwam voor hen als een verrassing en het daaraan ten grondslag liggende Terug Naar Huis Onderzoek is volgens hen ook niet zorgvuldig tot stand gekomen en uitgevoerd. De ouders zien dat [de minderjarige] extra structuur nodig heeft, maar vinden dat zij die hem die structuur thuis – met ondersteuning – voldoende kunnen bieden. Zij vragen zich ook sterk af of het in het belang van [de minderjarige] is dat hij na [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , waar hij vanwege zijn leeftijd niet veel langer kan blijven, naar een andere plek zou gaan, terwijl hij ook met begeleiding thuis zou kunnen zijn.

De grootmoeder (mz)
4.2.
Ook de grootmoeder (mz) is blij met het ter zitting gewijzigde standpunt van de GI. Zij ziet dat [de minderjarige] naar huis wil en dat het voor hem oneerlijk en onrechtvaardig aanvoelt dat dit niet kan, terwijl hij zich er wel enorm voor inzet. [de minderjarige] krijgt steeds meer last van deze gevoelens en is klaar met [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . De grootmoeder (mz) verwacht dat het laten voortduren van de uithuisplaatsing er juist voor zou zorgen dat het slechter met hem zal gaan. Zij denkt daarom ook dat het voor [de minderjarige] het beste is als hij, met ondersteuning, naar huis zal gaan. Ook de ouders hebben volgens de grootmoeder (mz) enorm hun best gedaan. Tot slot is door de grootmoeder (mz) aangegeven dat zij beschikbaar zal blijven voor ondersteuning van het gezin.
<nr>5</nr>De mening van [de minderjarige] 5.1.
heeft aan de voorzitter verteld dat hij het oneerlijk vindt dat zijn stiefbroer [stiefbroer] vaker thuis is bij de ouders dan hij. Verder heeft hij verteld dat hij het op [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] niet altijd even leuk vindt. Zo vindt hij het soms saai en vindt hij het ook jammer dat er veel wisselend personeel is. Ook heeft hij er minder vrijheid, terwijl hij thuis bij de ouders naar buiten kan en met vriendjes kan spelen. [de minderjarige] wil het liefst volledig thuis wonen. Het gaat volgens hem goed thuis.
<nr>6</nr>De (verdere) beoordeling
perspectief
6.1.
De rechtbank onderschrijft het op de zitting gewijzigde standpunt van de GI met betrekking tot het perspectief van [de minderjarige] . De afgelopen periode zijn er door de ouders positieve stappen gezet en de verwachting is dat zij - met ondersteuning - binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn in staat zullen zijn om zijn verzorging en opvoeding (weer) zelf te kunnen dragen. Gelet hierop, op de duidelijke wens van [de minderjarige] om weer thuis te wonen en nu gebleken is dat [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] geen perspectiefbiedende plek is voor [de minderjarige] , is (ook) de rechtbank van oordeel dat wél gewerkt moet worden aan een thuisplaatsing.

machtiging tot uithuisplaatsing
6.2.
Aan de orde is het (resterende) verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 december 2025.
6.3.
Ter zitting is gebleken dat toch naar een thuisplaatsing zal worden toegewerkt. Gezien de duur van de uithuisplaatsing en de (gedrags)problematiek van [de minderjarige] is het van belang dat deze thuisplaatsing gefaseerd en zorgvuldig plaatsvindt. De rechtbank is daarom van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] nu nog noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De GI moet de komende periode toezien op de overgang naar thuis en ervoor zorgen dat daarbij de juiste hulpverlening wordt ingezet.
6.4.
De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, zoals verzocht, verlengen tot 22 december 2025. Dit betekent niet dat [de minderjarige] niet eerder teruggeplaatst kan worden bij de ouders, als dit door de GI verantwoord wordt geacht.
6.5.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
<nr>7</nr>De beslissing
De rechtbank:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 december 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, mr. W.P. van der Haak en mr. M.H. Simons, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier, en op schrift gesteld op 3 juli 2025.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Artikel delen