Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBNNE:2025:1637

Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een zeer geraffineerde en lucratieve vorm van factuurfraude. Door middel van een vervalste factuur is er bijna een half miljoen euro op de zakelijke bankrekening van medeverdachte gestort. Nadat de ABN-AMRO dit bedrag -geheel terecht- veilig had gesteld, hebben verdachten door wederom gebruik te maken van een vervalste factuur nogmaals ge...

Rechtbank Noord-Nederland 1 May 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBNNE:2025:1637 text/xml public 2025-05-01T09:06:07 2025-04-30 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Noord-Nederland 2025-04-28 18-242363-23 Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig Op tegenspraak NL Leeuwarden Strafrecht Wetboek van Strafrecht 225 Wetboek van Strafrecht 420bis Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:1637 text/html public 2025-05-01T09:05:54 2025-05-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBNNE:2025:1637 Rechtbank Noord-Nederland , 28-04-2025 / 18-242363-23
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een zeer geraffineerde en lucratieve vorm van factuurfraude. Door middel van een vervalste factuur is er bijna een half miljoen euro op de zakelijke bankrekening van medeverdachte gestort. Nadat de ABN-AMRO dit bedrag -geheel terecht- veilig had gesteld, hebben verdachten door wederom gebruik te maken van een vervalste factuur nogmaals geprobeerd het geld te krijgen waar zij op geen enkele wijze recht op hadden. Door het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften heeft verdachte het vertrouwen dat in de juistheid van deze geschriften moet kunnen worden gesteld in het handelsverkeer schade toegebracht. Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/242363-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 28 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]

.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2025.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij, op of omstreeks de periode van 16 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 te Sneek en/of

[plaats] , althans in Nederland en/of België en/of Egypte, tezamen en in vereniging, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 488.750,-, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;

2

hij, op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 6 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 te Sneek en/of [plaats] , althans in Nederland en/of België,

tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalste proforma invoice, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dit geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat

- op de proforma invoice, verzonden door of afkomstig van [bedrijf] . en gericht aan

[bedrijf] gedateerd van 6 januari 2020, valselijk bankgegevens waren toegevoegd die niet toebehoorden aan [bedrijf] ., maar aan een andere vennootschap, te weten [bedrijf] en/of

- op de proforma invoice van [bedrijf] gericht aan [bedrijf] gedateerd 6 januari 2020, valselijk de bedrijfsnaam, het logo, de adresgegevens en/of bankgegevens van [bedrijf] . waren vervangen door de bedrijfsnaam, het logo, de adresgegevens en/of bankgegevens van [bedrijf] ,

en bestaande dat gebruikmaken hierin dat

verdachte en/of een of meer (onbekend gebleven) mededader(s), de proforma invoice gedateerd 6 januari 2020 met op dat geschrift de valselijk toegevoegde bankgegevens van [bedrijf] , in de periode van 6 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 te [plaats] en/of Sneek, althans in Nederland, heeft toegestuurd, althans doen/laten toesturen naar [bedrijf] , teneinde een aanbetaling van een geldbedrag (van ongeveer 488.750,-- euro) te ontvangen op de bankrekening van [bedrijf] , en/of

verdachte en/of een of meer (onbekend gebleven) mededader(s), de proforma invoice gedateerd 6 januari 2020 met op dat geschrift de valselijk toegevoegde bedrijfsnaam, logo, adresgegevens en/of

bankgegevens van [bedrijf] , al dan niet middels de advocaat van verdachte, in de periode van 6 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 te [plaats] en/of Sneek, althans in Nederland, heeft toegestuurd, althans doen/laten toesturen aan [bedrijf] en/of [bedrijf] , teneinde de terugboeking van het door [bedrijf] overgemaakte geldbedrag (van ongeveer 488.750,--) naar [bedrijf] te voorkomen en/of teneinde te bewijzen dat [bedrijf] de rechthebbende is van voornoemd geldbedrag.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide ten laste gelegde feiten.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft weliswaar in een vroeg stadium een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de feitelijke handelingen, maar deze door verdachte erkende handelingen brengen niet met zich mee dat het medeplegen van witwassen en valsheid in geschrifte op de wijze zoals door de officier van justitie ten laste gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de handelingen verricht door medeverdachte [medeverdachte] wijzen op betrokkenheid bij witwassen. Hij heeft namelijk zijn bankrekening ter beschikking gesteld voor het verhullen van het geld. Verdachte was -naar eigen zeggen- een tussenpersoon die contact onderhield tussen de hackers en medeverdachte [medeverdachte] .

Verdachte heeft echter zelf geen handelingen verricht ten aanzien van het verhullen, verwerven, voorhanden hebben, overdragen of omzetten van het geld. De exacte rol van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen kan niet worden vastgesteld. Zonder de exacte rol te kunnen vaststellen, kan geen opzet ten aanzien van het witwassen worden aangenomen. Dat verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd, is bovendien onvoldoende om tot medeplegen te komen. De faciliterende rol van een tussenpersoon past meer bij medeplichtigheid, maar dat is aan verdachte niet ten laste gelegd. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte

-naar eigen zeggen- weliswaar nauw contact heeft gehad met de hackers, maar hij heeft zelf geen wijzigingen aangebracht in de facturen of de facturen opgesteld. Verdachte was degene die als tussenpersoon bankgegevens verstrekte en de facturen heen en weer stuurde. Dit blijkt eveneens uit het berichtenverkeer in het dossier. Dit maakt echter nog niet dat hij als medepleger betrokken is geweest bij het vervalsen van de facturen. Verdachte was slechts een tussenpersoon, die een faciliterende rol had. Dit maakt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen. Ook hier geldt dat er wellicht sprake is van medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd.

Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast. Ieder bewijsmiddel is

-ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Aangifte namens [bedrijf] .

Aangever [slachtoffer] heeft, namens [bedrijf] , aangifte gedaan. [bedrijf] . bouwt waterzuiveringsapparatuur. [bedrijf] is in Egypte een afnemer van [bedrijf] .2Omstreeks 11 december 2019 sloten [bedrijf] en [bedrijf] een overeenkomst betreffende de levering van drie vijzels, inclusief toebehoren. Voor deze bestelling zou 977.500,00 worden betaald. Volgens afspraak zou er voorafgaand aan de uitvoering een aanbetaling plaatsvinden, namelijk 488.750,00. [bedrijf] gebruikte een proforma invoice formulier, om geld vrij te krijgen bij de bank. Dit formulier is door middel van de knop beantwoorden door [bedrijf] per e-mail verzonden naar e-mailadres [naam] . Later bleek dat dit e- mailadres niet van de tussenpersoon [naam] was, maar dat er een kleine wijziging in was aangebracht. Het correcte e-mailadres van [naam] betrof [naam] .

Op 15 januari 2020 ontving [bedrijf] per WhatsApp een bevestigingsformulier van de onderling betrokken banken, met de mededeling dat de betaling van 488.750,00 onderweg was. Dit document werd verzonden door het telefoonnummer + [nummer] . Dit was het telefoonnummer van de tussenpersoon die zaken deed voor [bedrijf] , [naam] . Het bankrekeningnummer dat op dit document stond, was echter niet het IBAN-nummer van [bedrijf] , maar een onbekend rekeningnummer, namelijk [nummer] .

De volgende dag belde aangever [slachtoffer] met dhr. [naam] , de CEO van [bedrijf] , om hem duidelijk te maken dat het voornoemde ABN-bankrekeningnummer niet van [bedrijf] was.3 Aangever ontving vervolgens van dhr. [naam] het door hem ontvangen 'proforma invoice formulier'. Dit formulier bleek anders te zijn dan het formulier dat [bedrijf] naar [bedrijf] had verstuurd. Op het formulier dat [bedrijf] had ontvangen was een stuk tekst toegevoegd met de kop BANK DETAILS. Dit stuk bevatte vreemde gegevens. Zo stond het voornoemde ABN-bankrekeningnummer vermeld en stond er een adres vermeld, namelijk [adres] te [plaats] .4

Op 3 maart 2020 ontving aangever van de advocaat van [bedrijf] , mr. J.R. Kramer, een mededeling dat er opnieuw valsheid in geschrifte was gepleegd door middel van een gefalsificeerde invoice, kennelijk met het doel om in de lopende civiele procedure aanspraak te maken op het geld dat vaststond bij [bedrijf] .

Aangever ontving deze vervalste factuur van de advocaat. Aan de bovenzijde van het formulier was het bedrijfslogo van [bedrijf] verwijderd, en vervangen door een bedrijfslogo van [bedrijf] .

Het postbusadres was verwijderd, het bedrijf [bedrijf] stond met een adres in [plaats] vermeld. Onderaan het formulier bij `BANK DETAILS' stonden dezelfde gegevens vermeld als bij het eerste vervalste proforma invoice formulier. Het bedrijf [bedrijf] speelde geen enkele rol in deze zakelijke overeenkomst.5

Onderzoek naar de ABN-bankrekening

Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar het voornoemde bankrekeningnummer [nummer] . De bankrekening bleek op naam te zijn gesteld van International [bedrijf] , gevestigd aan de [adres] te [plaats] , met KvK-nummer [nummer] .6 Volgens de gegevens van het Kamer van Koophandel is [bedrijf] , eveneens gevestigd aan de [adres] te [plaats] , enig aandeelhouder en bestuurder van deze onderneming. [bedrijf] heeft volgens de KvK één werkzame persoon. De onderneming betreft een financiële holding. [medeverdachte] , geboren op

5 december 1972 en wonende aan de [adres] te [plaats] , bleek sinds

20 november 20I7 enig aandeelhouder en bestuurder van deze onderneming te zijn.7

Verbalisant heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de bankgegevens van het rekeningnummer [nummer] , op naam van medeverdachte [bedrijf] .8 Op 16 januari 2020 om 09:51 uur werd er 488.655,- bijgeboekt met omschrijving: "ONZE REP: [nummer] . EUR488750,00 ONTV AAB EUR 488.655,00 GEDEELDEKOSTEN OPDR./BEGUNST./ [nummer] [bedrijf] PROFORMA DTD06 Ol 2020 IMP SEIMENS MOTOR, FLENDER GEARBOX, FLENDER HYDRUALIC FLUID C".

Op 22 januari 2020 te 15:56 uur werd er door de bank 488.655,- afgeboekt met omschrijving: "SIM- [nummer] - VEILIGGESTELD BEDRAG".9

Onderzoek naar de iPhone 7 van medeverdachte [medeverdachte]

Op 23 juni 2020 werd tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres] te [plaats] onder medeverdachte [medeverdachte] een Apple iPhone A 1776 met IMEI-nummer [nummer] inbeslaggenomen. Verbalisant deed onderzoek naar de gegevens op het toestel. WhatsApp Messenger was geïnstalleerd op het toestel. Verbalisant trof een viertal chats aan, van de periode 2 augustus 2019 tot en met 25 april 2020.10

Het eerste gesprek betrof een chatgesprek tussen " [naam] ", ("opgeslagen als [naam] ") en de gebruiker van het toestel, [naam] .

Op 3 januari 2020 start [naam] een chat met [medeverdachte] en meldt dat "het" maandag zichtbaar

moet zijn. Op 6 januari 2020 meldt [medeverdachte] dat er geen geld "binnen" is [medeverdachte] schrijft: "Broer de eind cijfers elf is euh abn/amro van mijn bedrijf." Op 8 januari 2020 schrijft [naam] : "Inshallah. Komt nu eindelijk goed. Voor ons alles drie jij ik en [naam] ".11

Op 9 januari 2020 stuurt [naam] een (scherm)afbeelding van een chat. Op deze afbeelding was het volgende te lezen:

Het bedrag dat nu komt is de eerste 488750 als aanbetaling;

Hiermee kan hij de vragen beantwoorden als ze weer bellen;

Materieel dat besteld is en de afzender staat erop uit Egypte;

En de naam van het Egyptische bedrijf;

[naam] (schrijft:) Jouw bedrijf staat als [bedrijf] op de factuur.12

Op 16 januari 2020 stuurt medeverdachte [medeverdachte] enkele spraakberichten naar voornoemde [naam] . [medeverdachte] wil dat [naam] bewijzen van de overboeking stuurt, zodat hij ze kan zien. [medeverdachte] wil weten waar de machine vandaan komt. [medeverdachte] vertelt onder andere dat de bank hem gebeld heeft en dat die zegt: niet goed.13 Op 18 januari 2020 vraagt [medeverdachte] om te bellen. Op 21 januari 2020 stuurt [medeverdachte] een schermafbeelding van een afschrift van de

ondernemersrekening [nummer] . Te zien is hoe er op 16 januari 2020 met referentie [nummer] ... een bedrag van 488.655,00 euro is bijgeschreven. [naam] schrijft op 21 januari 2020: "Eigenlijk moet dit wel goed zijn, als het verkeerd was dan hadden ze je al gezegd".14

Op 23 januari 2020 stuurt medeverdachte [medeverdachte] een afbeelding waarop de ondernemersrekening [nummer] niet op de bankieren-app zichtbaar is. [medeverdachte] stuurt een dag later een afbeelding van een brief over het blokkeren van de pas door de [bedrijf] . Er wordt van gedachten gewisseld. Volgens [naam] is het beter om "even niks aan de bank te vragen". Op 25 januari 2020 stuurt [medeverdachte] een drietal afbeeldingen van een brief van de [bedrijf] waarin door deze bank de relatie met International [bedrijf] wordt beëindigd. [medeverdachte] vraagt zich af wat hij moet doen. [naam] schrijft onder andere: "Neem maandag contact op met je advocaat" en geeft het advies "en vraag wat ie nodig heeft om verweer te tekenen".15

Op 31 januari 2020 bespreken [naam] en [medeverdachte] wat er gemaakt moet worden en op welke wijze.16[medeverdachte] zegt: Ik geve de factuur naar de bank wat denk je. [naam] zegt: Ja doe dat maar, waarop [medeverdachte] zegt: broer wat denk je ik maak factuur zeg maar, die factuur wat jij hebt gestuurd en dan gewoon euh dan gewoon aantonen aan die bank die bank zitten me allemaal aan die kop te zeiken, ik zit allemaal met die rekeningen alles zit allemaal gaat fout dus ik maak factuur op die bedrijf, en dan geve ik aan deze.17

Op 3 februari 2020 geeft [naam] aan niet te kunnen bellen maar wel te appen.

[medeverdachte] schrijft: "Over de Egypte bedrijf zij wet dat factuur naar mij bedrijf over gemakt ik

heb factuur door gestuurd naar de bank". Als [medeverdachte] "zijn" telefoonnummer stuurt, dan kan [naam] het regelen.18

Verbalisant trof daarnaast een chatgesprek aan tussen de gebruiker van het toestel en het contact [naam] , aangeduid met " [naam] ". Op 17 januari 2020 wordt een screenshot van [bedrijf] internetbankieren betreffende een bijschrijving van 488.655,00 op rekeningnummer [nummer] aan [naam] gestuurd. Op 2 februari 2020 wordt er een PDF-document aan [naam] gezonden met daarin een valste proforma invoice met [bedrijf] erboven (op de plaats waar volgens aangever het logo [bedrijf] had moeten staan) en met de bankgegevens van EQP. Tevens wordt 2020 een afbeelding gezonden van de

proforma invoice met tekst [bedrijf] erboven (op plek logo [bedrijf] ) en met de bankgegevens van EQP.19

Verklaringen verdachte

Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 22 januari 2024 verklaard dat zijn roepnaam [naam] is.20 Ook heeft hij verklaard dat de chatberichten en spraakberichten op de telefoon van [medeverdachte] met [naam] en [naam] door hem met [medeverdachte] zijn gevoerd.21 Hij heeft verklaard dat hij de mogelijkheid had gekregen om een bedrag over te maken en daar geld mee te verdienen. Hij is daarom met medeverdachte [medeverdachte] gaan praten. [medeverdachte] zou een bedrag op zijn bankrekening krijgen, en vervolgens zou het bedrag onder hen worden verdeeld. Het geld is verkregen door middel van hacking. Hij zat tussen de hackers en medeverdachte [medeverdachte] in en regelde het bedrijf. Hij fungeerde als tussenpersoon, hij verstrekte informatie en regelde een bedrijf waar het geld naartoe moest. Het geld moest naar een bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] . Zij stonden gelijk, wisten van elkaar wat zij deden. Ieder had zijn eigen rol. De hackers hadden meer de leiding, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] regelden de rekeningen waarop het geld gestort zou worden.22

Ter zitting van 14 april 2025 heeft verdachte eveneens verklaard dat hij heeft meegewerkt aan frauduleuze transacties. Hij onderhield het contact met de hackers en met medeverdachte [medeverdachte] .

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat verdachte het geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is, en dat verdachte wist dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was.

De rechtbank acht, gelet op de gegevens betreffende de voornoemde ABN-bankrekening en de chats, wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] het geldbedrag ( 488.655,00) heeft

verworven en voorhanden heeft gehad. Uit de chats die zijn aangetroffen op de onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen iPhone 7, maar ook uit de verklaring van verdachte zelf, blijkt dat er voorafgaand aan de aanbetaling door [bedrijf] veelvuldig contact is geweest tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft met [naam] gesproken over het openen van de bankrekening en het verwerven van het geld. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte deze [naam] was, gelet op zijn eigen verklaring dat zijn roepnaam [naam] is, en omdat hij heeft erkend dat hij met medeverdachte [medeverdachte] contact heeft gehad.

Uiteindelijk is het geldbedrag door middel van het gebruik van een vervalste factuur op de bankrekening van EQP gestort. Het geld was daarmee van misdrijf afkomstig. Naar het oordeel van de rechtbank staat, gelet op de verklaring van verdachte, ook vast dat verdachte wist dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was.

De raadsman heeft aangevoerd dat de handelingen van verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen, omdat verdachte als tussenpersoon slechts een faciliterende rol heeft gehad. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.

De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende bij het plegen van het strafbare feit betrokken personen.

Uit het berichtenverkeer tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat is aangetroffen op de iPhone 7, maar ook uit de verklaringen van verdachte zelf, leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voorafgaand aan de betaling van het geldbedrag veelvuldig contact hebben gehad over de bankrekening en over de handelingen die daartoe moesten worden verricht. Uit de inhoud van het berichtenverkeer blijkt bovendien dat verdachte instructies en adviezen gaf aan medeverdachte [medeverdachte] , en dat [medeverdachte] vervolgens deze instructies en adviezen kennelijk opvolgde. Verdachte onderhield -naar eigen zeggen- het contact met de hackers en met medeverdachte [medeverdachte] ; hij was een tussenpersoon. Verdachte vormde daarmee een essentiële schakel in het proces van het verwerven en vervolgens voorhanden krijgen van het geld.

Dat verdachte niet zelf de rekeninghouder was waarop het geld is gestort en dus niet zonder meer zelf de beschikkingsmacht had over het geld, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Er blijkt van een duidelijke samenwerking tussen de rekeninghouder, medeverdachte [medeverdachte] , die de beschikkingsmacht had over de bankrekening waarop het geld was gestort, en verdachte, en het doel daarvan was dat ook verdachte over een deel van het verkregen geld zou kunnen beschikken. Immers zowel in zijn verklaringen bij de politie, als op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij een deel van het geld zou krijgen.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee is het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging opzettelijk gebruik maken van beide in de tenlastelegging genoemde vervalste facturen.

Met betrekking tot de proforma invoice (afkomstig van [bedrijf] en gericht aan [bedrijf] ) blijkt uit de chatgesprekken met verdachte die zijn aangetroffen op de iPhone 7 van medeverdachte [medeverdachte] dat hij gegevens heeft verstrekt (in het bijzonder zijn bankrekeningnummer) die uiteindelijk op de vervalste factuur zijn geplaatst. Vervolgens heeft er in de chats afstemming plaatsgevonden over deze factuur. Uiteindelijk is, zo blijkt uit de aangifte, de factuur ook daadwerkelijk gebruikt, waardoor de aanbetaling op de bankrekening van het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] is gestort.

Met betrekking tot de tweede invoice (afkomstig van EQP en gericht aan [bedrijf] ) blijkt uit de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die deze vervalste factuur heeft opgemaakt. Op 31 januari 2020 hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] contact gehad over het opmaken van de tweede factuur waarbij verdachte daarover aanwijzingen geeft, die kennelijk ook zijn opgevolgd door medeverdachte [medeverdachte] . Op 3 februari 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte] in een chat met verdachte aangegeven dat hij de factuur door heeft gestuurd naar de bank.

Medeverdachte [medeverdachte] is daarmee degene geweest die de gegevens heeft verstrekt voor de eerste vervalste factuur, op grond waarvan de betaling door [bedrijf] is gedaan. Daarnaast is hij degene geweest die de tweede vervalste factuur heeft opgesteld, bedoeld om het geld vrij te laten geven door [bedrijf] . Uit het berichtenverkeer blijkt dat er telkens afstemming is geweest tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] over de inhoud van deze facturen. Uit de inhoud van de berichten blijkt ook dat verdachte aanwijzingen gaf, die werden opgevolgd door medeverdachte [medeverdachte] .

Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij contact heeft gehad met de hackers en medeverdachte [medeverdachte] over de facturen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat er sprake is geweest van een intensieve en bewuste samenwerking ten aanzien van het gebruik maken van de vervalste facturen, waarbij verdachte een essentiële schakel vormde in het proces. Zonder de aanwijzingen van verdachte had medeverdachte [medeverdachte] niet de vervalste facturen van de juiste gegevens kunnen voorzien. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee is het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

l.

hij, in de periode van 16 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 488.655,--, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;

2.

hij, in de periode van 6 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste invoice, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dit geschrift echt en onvervalst, bestaande die vervalsing hierin dat:

- op de proforma invoice, afkomstig van [bedrijf] . en gericht aan [bedrijf]

gedateerd van 6 januari 2020, valselijk bankgegevens zijn toegevoegd die niet toebehoren aan [bedrijf] ., maar aan een andere vennootschap, te weten [bedrijf] en

- op de invoice van [bedrijf] gericht aan [bedrijf] gedateerd 6 januari 2020, valselijk de bedrijfsnaam, het logo, de adresgegevens en bankgegevens van [bedrijf] . zijn vervangen met de bedrijfsnaam, het logo, de adresgegevens en bankgegevens van [bedrijf] , en

bestaande dat gebruikmaken hierin dat:

hij, verdachte en/of een onbekend gebleven mededader, de proforma invoice gedateerd 6 januari 2020 met op dat geschrift de valselijk toegevoegde bankgegevens van [bedrijf] , in de periode van 6 januari 2020 tot en met 3 maart 2020, heeft toegestuurd naar [bedrijf] , teneinde een aanbetaling van een geldbedrag (van ongeveer 488.750,00 euro) te ontvangen op de bankrekening van [bedrijf] en

hij, verdachte en/of een onbekend gebleven mededader, de invoice gedateerd 6 januari 2020 met op dat geschrift de valselijk toegevoegde bedrijfsnaam, logo, adresgegevens en bankgegevens van [bedrijf] , al dan niet middels de advocaat van verdachte, heeft toegestuurd aan [bedrijf] teneinde te bewijzen dat [bedrijf] de rechthebbende is van voornoemd geldbedrag.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

l. medeplegen van witwassen;

2. medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde pleegdatum en de zitting. Verdachte is al in 2021 geïdentificeerd, en is pas in 2024 als verdachte gehoord. Gelet op het tijdsverloop is een langdurige gevangenisstraf niet langer passend. Een geldboete of taakstraf behoort daardoor tot de mogelijkheden.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een zeer geraffineerde en lucratieve vorm van factuurfraude. Door middel van een vervalste factuur is er bijna een half miljoen euro op de zakelijke bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] gestort. Nadat de [bedrijf] dit bedrag -geheel terecht- veilig had gesteld, hebben verdachten door wederom gebruik te maken van een vervalste factuur nogmaals geprobeerd het geld te krijgen waar zij op geen enkele wijze recht op hadden. Door het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften heeft verdachte het vertrouwen dat in de juistheid van deze geschriften moet kunnen worden gesteld in het handelsverkeer schade toegebracht. Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.

De verdachte heeft bij het plegen van deze delicten enkel zijn eigen financieel gewin vooropgesteld. Hij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen daarvan voor [bedrijf] en [bedrijf] , die hierdoor financieel ernstig benadeeld hadden kunnen worden. Dat het geld uiteindelijk terug is gegaan naar de rechthebbende is niet te danken aan het handelen van verdachte.

In de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt voor fraude met een benadelingsbedrag van 250.000,- tot 500.000,- als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden. Aangezien het benadelingsbedrag in deze zaak bijna

500.000,00 betreft, zal de rechtbank 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt hanteren.

In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zich niet alleen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van bijna 500.000,00, maar daarnaast ook aan het meermalen medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften. Daarbij had

verdachte een essentiële rol in het proces en neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat nadat de factuurfraude was ontdekt, verdachte en zijn mededaders zich daarbij niet hebben neergelegd maar de brutaliteit hadden om middels een tweede vervalst stuk alsnog datgeen te verkrijgen waartoe zij op geen enkele wijze aanspraak konden maken. De rechtbank stelt vast dat verdachte een aanzienlijke justitiële documentatie heeft. Hoewel er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, houdt de rechtbank toch, in het voordeel van verdachte, uitdrukkelijk rekening met het tijdsverloop tussen de pleegdatum en de datum van de uitspraak. Verdachte is al op 6 april 2021 geïdentificeerd door verbalisanten, en is pas op 22 januari 2024 gehoord als verdachte.23 Uit het strafdossier blijkt niet waarom het zo lang heeft geduurd totdat is overgegaan tot het horen van verdachte. Hiernaar gevraagd op de zitting, kon de officier van justitie geen verklaring geven voor dit lange tijdsverloop. De rechtbank heeft ten slotte in aanmerking genomen dat verdachte in de laatste vijf jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.

Aangezien de richtlijnen van het Openbaar Ministerie hoger zijn dan de oriëntatiepunten van de rechtbank komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Gelet op de ernst van het feit en de rol van verdachte ziet de rechtbank geen reden om een lagere straf of een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Het afdoen van de zaak met een werkstraf en/of geldboete, zoals door de raadsman is voorgesteld, acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit en de rol van de verdachte daarin niet passend.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 23.027,62 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.

De onderliggende stukken (facturen) zijn weliswaar niet bij de vordering gevoegd, maar bevinden zich wel in het strafdossier. Hieruit blijkt afdoende dat de benadeelde partij de gevorderde schade heeft geleden.

Daarnaast is de rechtbank, gelet op de hoogte van het potentiële schadebedrag, van oordeel dat het alleszins redelijk is dat [bedrijf] advocaten heeft ingeschakeld om het geldbedrag terug te krijgen. De benadeelde partij heeft deze kosten moeten betalen. De vordering, waarvan de hoogte overigens onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 maart 2020.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat [bedrijf] een professionele partij is die in staat moet worden geacht om zelfstandig de vordering te innen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [bedrijf] te betalen:

het bedrag van 23.027,62 (zegge: drieëntwintigduizend zevenentwintig euro en tweeënzestig cent);

de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;

de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. M.M. Spooren en

mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2025.

mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde

opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces- verbaal met OPS-dossiernummer nummer PL0100-2020018774, gesloten op 23 augustus 2021.

2 Pagina 171.

3 Pagina 172.

4 Pagina 173.

5 Pagina 205.

6 Pagina 265.

7 Pagina 266.

8 Pagina 847.

9 Pagina 853.

10 Pagina 373.

11 Pagina 374.

12 Pagina 375.

13 Pagina 377.

14 Pagina 377.

15 Pagina 378.

16 Pagina 379.

17 Pagina 398.

18 Pagina 399.

19 Pagina 383.

20 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 januari 2024, opgenomen als aanvullend proces-verbaal

met nummer 2020018774-62, pagina 3.

21 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 januari 2024, opgenomen als aanvullend proces-verbaal

met nummer 2020018774-62, pagina 6.

22 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 januari 2024, opgenomen als aanvullend proces-verbaal

met nummer 2020018774-62, pagina 5.

23 Pagina 801.

Artikel delen